Ga direct naar de content

Ceteris paribus

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 11 2013

ESB Ceteris paribus

Ceteris paribus
het woord aan…
Jan van Ours
Jan van Ours is hoogleraar arbeidseconomie aan de Universiteit van
Tilburg. ESB stelde hem een aantal vragen.
Waar bent u momenteel mee bezig?
“We hebben mogelijke negatieve spillover-effecten onderzocht
als Nederlandse kinderen samen met immigrantenkinderen
worden onderwezen. Daarbij is gekeken naar de prestaties van leerlingen
op de basisschool. De vraag daarbij was: als het aandeel van allochtone
kinderen groter is in een klas, gaat dat dan ten koste van de leerprestaties
van de Nederlandse kinderen?â€
Zijn er niet gewoon scholen met slechtere leerprestaties?
“Precies. Als je in een groter verband kijkt, zie je dat autochtone kinderen
het minder goed doen op scholen waarop meer allochtone kinderen zitten. Dat komt dan omdat zo’n school over het algemeen gewoon slechter
is. Maar als je kijkt binnen scholen dan vind je geen effect.â€
Kijkt u binnen scholen naar verschillende klassen?
“We hebben diverse deelstudies gedaan. In de meest recente studie heb-

Uit de oude ESB-doos
Kanscreatie door kennisverwerving

De arbeidsmarktpositie hangt steeds meer af van verworven kenmerken (zoals het eigen opleidingsniveau) en steeds minder van
toegeschreven kenmerken (zoals herkomstmilieu en geslacht). Etnische herkomst kan, behalve als indicator van cultuurverschil, gezien
worden als een toegeschreven kenmerk. De afnemende betekenis
van dit kenmerk betekent dat allochtone jongeren minder belemmeringen op hun weg vinden dan hun ouders. Hun kansen verbeteren derhalve. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst
dat de karakteristieken van de ouders volgens onze analyses invloed
blijken te hebben. Extra aandacht voor de vorderingen van allochtone leerlingen in het onderwijs blijft derhalve van primair belang.
Ours, J.C. van, en J. Veenman (2002) Tweede-generatie allochtonen en werk.
ESB, 87(4364), 436–438.

790

ben we gekeken naar de Cito-scores, dus dat waren, door de
­jaren heen, allemaal kinderen in groep acht.â€â€
Hoe filtert u andere mogelijke oorzaken van de correlatie tussen
het aantal allochtone kinderen in een klas en de leerprestaties
van de kinderen uit uw bevindingen?
“Je kijkt naar de karakteristieken van een klas – bijvoorbeeld
wie er voor de klas staat – en je kijkt verder een aantal jaren naar dezelfde school. Verder nemen we allerlei zaken mee. Zo kijken we naar
de schoolprestaties van autochtone kinderen, en nemen daarbij ook het
opleidingsniveau van de ouders mee. Naast het kijken naar percentages
van allochtone kinderen, nemen we ook de percentages mee van allochtone kinderen met ouders die een havo+-niveau hebben. We hebben dus
de voorzorg genomen om de groep allochtone kinderen niet klakkeloos
als homogeen te beschouwen. Hieruit blijkt dan dat, ongeacht het opleidingsniveau van de ouders, er geen negatieve spillover-effecten zijn van
allochtone kinderen op autochtone kinderen.â€
Een prachtig resultaat. En wat betekent dat voor de beleidsmaker?
“De implicatie is dat de zorgen die autochtone ouders zich maken over
het aantal allochtone kinderen in de klas niet gerechtvaardigd zijn.
Maar je hebt nog steeds goede en slechte scholen. Je moet dus eerder
kijken of scholen goed of slecht zijn, in plaats van te turven hoeveel
allochtone kinderen er op een school zitten.â€
Waarover gaat uw vervolgonderzoek?
“We hebben eerder gekeken naar de positie van immigrantenkinderen:
hoe zijn hun schoolprestaties en hoe hangt dat samen met een aantal
van hun kernmerken? Daaruit blijkt dat de leeftijd van binnenkomst
in Nederland erg belangrijk is. En je ziet ook dat als kinderen een Nederlandse moeder of vader hebben, ze het een stuk beter doen. Deze
studie willen we nu gaan uitbreiden, want je ziet weliswaar steeds dat
immigrantenkinderen een achterstand hebben, maar dat is bij de tweede generatie een stuk minder dan bij de eerste generatie. We willen nu
gaan kijken of dat gat in de leerprestatie groter of kleiner wordt in de
loop der tijd.â€
Bedankt, en succes met uw onderzoek.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteur