Er is de afgelopen zeven jaar nauwelijks iets veranderd in het tempo waarin geautomatiseerd wordt. Automatisering zou vooral de banen van laagopgeleiden bedreigen, maar treft vooral bedrijfstakken met veel hoogopgeleiden.
Arbeidsmarkt ESB
Arbeidsmarkt
Automatisering in
Nederland en Europa
In Europa worden nieuwe technologieën het vaakst ingevoerd in
de Scandinavische en Noordwest-Europese landen. In de periode
2007–2013 is er in ons land geen duidelijk opgaande of neergaande
trend in de automatisering van bedrijfsactiviteiten waar te nemen.
In deze periode vonden automatiseringsprocessen vooral plaats
in bedrijfstakken waarin veel hogeropgeleiden werken, zoals het
bankwezen, energie- en waterleidingbedrijven en de ministeries.
Peter
Smulders
Senior onderzoeker
bij TNO
A
utomatisering heeft altijd al de meest zwarte
scenario’s opgeroepen. Dat gebeurde opnieuw toen de Oxford-onderzoekers Frey en
Osborne (2013) voorspellingen publiceerden over robotisering in de komende twintig
jaar. Die resultaten betroffen de toekomst, maar hoe staat het
met de recente ontwikkelingen op het gebied van automatisering in Nederland en de rest van Europa? Welke trends in
automatisering waren de afgelopen jaren zichtbaar en welke
bedrijfstakken en beroepsgroepen werden hierdoor geraakt?
Methode en Data
Om inzichtelijk te maken in welke mate er daadwerkelijk
sprake was van automatisering zijn twee databestanden gebruikt. Voor de Europese situatie wordt de European Working Conditions Survey (EWCS) gebruikt. Dit is een vijfjaarlijkse enquête die door de European Foundation for the
Improvement of Living and Working Conditions te Dublin
uitgevoerd wordt (Parent-Thirion et al., 2012). De enquête is
in 2010 voor de vijfde keer gehouden onder steekproeven van
werkenden in alle 28 EU-landen plus een aantal gerelateerde
Europese landen. In die enquête is voor het eerst gevraagd of
er gedurende de laatste drie jaar nieuwe processen of technologieën op de werkplek geïntroduceerd werden. Per land
werden minimaal 1000 werkenden geïnterviewd. In totaal
waren er in 2010 ruim 40.000 respondenten, waaronder ruim
33.000 werknemers. De situatie in Nederland kan met behulp
van deze data vergeleken worden met de Europese context.
Daarnaast wordt gebruikgemaakt van de gegevens van
Jaargang 99 (4696) 23 oktober 2014
de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), welke
door TNO samen met het CBS jaarlijks uitgevoerd wordt. De
NEA omvat een netto-steekproef van ruim 22.000 werknemers per jaar. Van Zwieten et al. (2014) geeft details over de
opzet van de NEA. In de jaren 2007–2013 is aan de werknemers gevraagd of de afgelopen twaalf maanden automatisering
van bedrijfsactiviteiten in het bedrijf had plaatsgevonden. Men
mag aannemen dat digitalisering en robotisering daaronder vallen. Over de gehele periode van zeven jaar kunnen de Nederlandse automatiseringscijfers gebaseerd worden op de respons
van circa 156.000 werknemers. Dit grote aantal komt de betrouwbaarheid van de cijfers ten goede.
Resultaten
Ruim veertig procent van de Europese werknemers meldde in
2010 dat er – in de drie voorafgaande jaren – nieuwe processen of technologieën ingevoerd werden op de eigen werkplek
(figuur 1).
Absolute waarde dient men niet te hechten aan de cijfers
in figuur 1 – zij hangen immers af van de bewoording van de
vraag en de periode van drie jaar waar die vraag betrekking op
heeft. Wel maakt figuur 1 de onderlinge verhouding duidelijk tussen de Europese landen. Het meest frequent werden
nieuwe technologieën ingevoerd in de Scandinavische en
Noordwest-Europese landen met hun op de dienstensector
gerichte economieën. Nederland neemt de zevende plaats in.
Onderaan de lijst figureren landbouw- en industrielanden uit
Zuid- en Oost-Europa.
Figuur 2 laat voor Nederland per sector het percentage
werknemers zien dat te maken heeft met bedrijfsautomatisering, gemiddeld over de periode 2007–2013. De NEA-cijfers
laten geen duidelijk opgaande of neergaande lijn zien in het
automatiseringspercentage gedurende deze periode. Het percentage schommelt tijdens deze crisisperiode elk jaar rond acht
à negen procent.
Uit figuur 2 blijkt dat met name financiële instellingen,
energie- en waterleidingbedrijven, ministeries, ziekenhuizen
en post- en telecommunicatiebedrijven te maken hebben met
automatisering van bedrijfsactiviteiten. Dit beeld wordt met
de Europese cijfers van de EWCS uit 2010 bevestigd. Sectoren waar weinig automatisering plaatsvindt, zijn het onderwijs, de bouw, de handel, de horeca en het winkelbedrijf
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
651
ESB Arbeidsmarkt
Nieuwe technologieën
op de werkplek1
FIGUUR 1
Gemid. Europa 2010
Finland
Zweden
Malta
Denemarken
Verenigd Koninkrijk
Noorwegen
Nederland
Luxemburg
Ierland
Cyprus
Oostenrijk
België
Duitsland
Kosovo
Estland
Slowakije
Kroatië
Litouwen
Letland
Portugal
Spanje
Tsjechië
Slovenië
Hongarije
Frankrijk
Italië
Griekenland
Albanië
Roemenië
Montenegro
Turkije
Polen
Macedonië
Bulgarije
Conclusie
0
10
20
30
40
50
60
In procenten
1
Aandeel werknemers dat in de afgelopen drie jaar te maken had met de
invoering van nieuwe processen of technologieën op de werkplek.
Bron: EWCS, 2010
Automatisering in Nederland, naar sector1
FIGUUR 2
Gemiddelde NL 2007-2013
Bankwezen
Energie- en waterleidingbedrijven
Post en telecommunicatie
Ziekenhuizen
Ministeries
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Computerservice en ICT
Groothandel machines en apparaten
Aardolie- en chemische industrie
Gemeenten, provincies
Metaalproductenindustrie
Politie
Landbouw, bosbouw en visserij
Juridische en economische dienstverlening
Justitie (excl. het ministerie zelf)
Metaal- en elektronische industrie
Hoger onderwijs
Wegvervoer (excl. openbaar vervoer)
Machine-industrie
Cultuur, sport en recreatie
Verpleeg- en verzorgingshuizen
Bouwinstallatiebedrijven
Architecten- en ingenieursbureaus
Warenhuizen en supermarkten
Voortgezet onderwijs
Bouwbedrijven
Autohandel en -reparatie
Basis- en speciaal onderwijs
Horeca
Op basis van Europese data uit 2010 hebben we vastgesteld
dat technologische vernieuwing zich vooral in de op innovatie gerichte Noordwest-Europese landen afspeelt. De Nederlandse data over de periode 2007–2013 laten zien dat
automatisering in deze periode een vrij stabiel karakter heeft.
Mogelijk door de weinig florissante economische situatie en
de beperkte investeringsmogelijkheden, is er in de recente periode geen toename van automatisering waar te nemen. Zowel in Nederland als in de rest van Europa spelen automatiseringsprocessen zich vooral af in de financiële en ICT-sector,
bij energie- en waterbedrijven, in de gezondheidzorg, bij de
ministeries en de post- en telecommunicatie.
Onze bevindingen wat betreft de daadwerkelijke automatisering in Nederland sporen weinig met de verwachtingen van
Frey en Osborne (2013) inzake de vervanging van beroepen
door robots. Deze auteurs gaan ervan uit dat routinematige en
lageropgeleide beroepen het risico lopen om op termijn vervangen te worden door robots of computers. Hogeropgeleide
beroepen waarin creativiteit, originaliteit, onderhandelen,
overtuigen of zorgen nodig is, zouden overleven. Automatiseringsprocessen lijken zich echter vooral af te spelen in sterkere
bedrijfstakken waarin veel hogeropgeleiden werken, terwijl
vervanging van werk door robots en computers vooral voorspeld wordt bij lageropgeleid werk. Deze discrepantie is nader
onderzoek waard.
Wat er precies gebeurt bij automatiseringsprocessen waarbij hogeropgeleiden betrokken zijn, is vooralsnog min of meer
een ‘black box’. Vanwege kosten-baten-redenen kan men zich
voorstellen dat te automatiseren of af te splitsen deeltaken van
hogeropgeleid werk terecht komt bij lageropgeleiden. Zo laten
artsen eenvoudige gezondheidschecks tegenwoordig vaak over
aan assistenten.
Literatuur
Frey, C. en M. Osborne (2013) The future of employment: how susceptible are jobs to computerization? Oxford: University of Oxford.
Parent-Thirion, A., G. Vermeylen, G. van Houten, et al. (2012) Fifth
European working conditions survey. Overview report. Luxemburg:
0
5
10
Aandeel werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden te maken had met
bedrijfsautomatisering, gemiddeld over de periode 2007-2013.
15
20
In procenten
Europese Unie.
Zwieten, M.H.J. van, E.M.M. de Vroome, M.E.M. Mol et al. (2014)
Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2013; methodologie en glo-
1
652
Opvallend is voorts dat relatief laagopgeleide beroepsgroepen als schilders, bouwvakkers, horecapersoneel, schoonmakers
en kappers heel weinig te maken hebben met automatisering
in hun werk. Van de hogeropgeleiden wordt ruim elf procent
in het werk geconfronteerd met automatisering, bij de middelbaaropgeleiden is dit acht procent en bij de lageropgeleiden
vijf procent. Dit patroon komt bij zo goed als alle beroeps- en
bedrijfsgroepen terug. Dit is een opmerkelijk resultaat omdat
Frey en Osborne (2013) ervan uitgingen dat robotisering juist
plaats zal vinden bij het werk van de lageropgeleiden. Blijkbaar
loopt de verwachte robotisering niet parallel met feitelijke automatiseringsprocessen in het recente verleden.
Bron: NEA, 2007-2013
bale resultaten. Hoofddorp: TNO, CBS, Ministerie van SZW.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4696) 23 oktober 2014