Ga direct naar de content

Vrijwillig eigen risico profijtelijker dan gedacht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 20 2014

De helft van alle zorgverzekerden in 2014 bleek achteraf het goedkoopst uit met een vrijwillig eigen risico, terwijl maar elf procent hiervoor feitelijk koos. Dit is een gemiste kans op het terugdringen van moreel risico in de zorg.

ESB Gezondheidszorg

gezondheidszorg

Vrijwillig eigen
risico profijtelijker
dan gedacht
Tegen het einde van het kalenderjaar kunnen verzekerden van
zorgverzekering veranderen en daarbij kiezen voor een vrijwillig
eigen risico in ruil voor een premiekorting. In 2014 heeft echter
slechts elf procent van de verzekerden hiervoor gekozen, terwijl
dit achteraf bezien voor bijna de helft van de bevolking financieel profijtelijk zou zijn geweest. Dit is een gemiste kans omdat een
vrijwillig eigen risico bijdraagt aan vermindering van moreel risico.

Kayleigh
van Winssen
Promovenda aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam
Richard
van Kleef
Universitair docent
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
Wynand
van de Ven
Hoogleraar aan de
Erasmus Universiteit
Rotterdam

658

V

erzekerden kunnen aan het eind van het jaar
bij het veranderen van hun zorgverzekering
kiezen voor een vrijwillig eigen risico in ruil
voor een premiekorting. Wanneer zij hiervoor kiezen kan een grote reductie van moreel risico – het gebruiken of verschaffen van meer of duurdere medische diensten, veroorzaakt doordat de verzekering
de kosten vergoedt – worden behaald (Zweifel en Manning,
2000). In 2014 heeft slechts elf procent van de volwassenen
gekozen voor een vrijwillig eigen risico (Vektis, 2014). Dit
staat in schril contrast met Zwitserland – dat een vergelijkbaar zorgsysteem heeft – waar in 2012 57 procent van de volwassenen hiervoor koos (Bundesamt für Gesundheit, 2012).
De keuze voor een vrijwillig eigen risico kan door verschillende factoren worden beïnvloed, zoals risicoaversie, statusquo bias, beperkte kennis over het vrijwillig eigen risico en het
financiële profijt van het vrijwillig eigen risico. Risicoaversie
kan mogelijk een rol spelen omdat onzekerheid bestaat over
toekomstige zorgkosten (Rice, 2013). Status-quo bias kan een
rol spelen doordat verzekerden hun huidige verzekeringsstatus – inclusief het gekozen eigen risico bedrag – prefereren
voor het nieuwe kalenderjaar (Samuelson en Zeckhauser,

1988). Voorts laat eerder onderzoek zien dat verzekerden beperkte kennis hebben over hun zorgverzekering (Reed et al.,
2009) en dat zij moeite hebben met het begrijpen van ingewikkelde prijsschema’s, waaronder die van premies en eigen
betalingen (Liebman en Zeckhauser, 2004; Baicker et al.,
2012). Een gebrek aan kennis over het vrijwillig eigen risico
kan dus eveneens de keuze beïnvloeden. Ook kan het financiële profijt van een vrijwillig eigen risico de keuze beïnvloeden
(Van Kleef et al., 2006). Opmerkelijk is dat Nederlandse verzekeraars een gemiddelde premiekorting van 48 procent van
het eigen risico bedrag aanbieden, terwijl alle Zwitserse verzekeraars een premiekorting van 70 procent aanbieden. Hierdoor rijst de vraag of een vrijwillig eigen risico wel financieel
profijtelijk is voor Nederlandse verzekerden.
Data en methode

Om het financiële profijt van het vrijwillig eigen risico te onderzoeken, is de Achmea Health Database gebruikt. Deze
database bevat voor 2006–2011 van ruim 800.000 verzekerden de zorgkosten per individu geclassificeerd naar elf zorgvormen. Daarnaast bevat de database achtergrondkenmerken
zoals geboortejaar, geslacht en in welke farmaciekostengroep
(FKG) of diagnosekostengroep (DKG) de verzekerde is geclassificeerd. Zowel FKG’s als DKG’s zijn kenmerken die
worden gebruikt als gezondheidsindicator in risicoverevening. Risicoverevening compenseert verzekeraars vooraf voor
voorspelbare kostenverschillen tussen verzekerden. FKG’s en
DKG’s zijn respectievelijk afgeleid uit medicijngebruik en
gebruik van medisch specialistische zorg in het voorgaande
jaar (Van Kleef et al., 2013). Een kanttekening bij de data betreft het feit dat verzekerden in de database gemiddeld gezien
minder gezond zijn dan de Nederlandse populatie, waardoor
de resultaten een ondergrens vormen van het profijt van het
vrijwillig eigen risico.
In Nederland kunnen verzekerden, bovenop het verplicht eigen risico van 360 euro, kiezen voor een vrijwillig
eigen risico van 100, 200, 300, 400 of 500 euro. De gemid-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4696) 23 oktober 2014

Gezondheidszorg ESB

vrijwillig eigen risico voor deze laatste groep verzekerden niet
per sé financieel profijtelijk hoeft te zijn omdat deze verzekerden mogelijk onverwachte hoge zorgkosten hebben. Gemiddeld leidt een vrijwillig eigen risico van 500 euro voor alle verzekerden tot een verlies van 40 euro. Figuur 1 laat zien dat 44
procent van de verzekerden het maximale verlies (–260 euro)
zou hebben geleden als zij hadden gekozen voor een vrijwillig
eigen risico, terwijl 41 procent in dat geval de maximale winst

delde jaarlijkse premiekorting voor het hoogste eigen risico
is 240 euro in 2014. Het financiële profijt van het vrijwillig
eigen risico voor een verzekerde is achteraf bepaald door te
kijken hoe de individuele zorgkosten onder het vrijwillig eigen risico – uit 2011 aangepast aan het niveau van 2014 – exclusief kosten voor huisartsenzorg en verloskundige zorg, zich
verhouden tot de premiekorting. Ook is gekeken naar subgroepen gebaseerd op achtergrondkenmerken. Figuur 1 toont
vier scenario’s hoe het financieel resultaat van een vrijwillig eigen risico van 500 euro bovenop het verplicht eigen risico van
360 euro met een gemiddelde premiekorting van 240 euro
kan uitpakken. Het financieel resultaat is maximaal positief
(240 euro, #1) als de zorgkosten lager zijn dan het verplicht
eigen risico (A) en maximaal negatief (–260 euro, #4) als de
zorgkosten groter zijn dan het verplicht eigen risico plus het
vrijwillig eigen risico (C). Een winst tussen 0 en 240 euro (#2)
wordt behaald als de zorgkosten tussen A en het verplicht eigen risico plus de premiekorting (B) uitkomen, en een verlies
tussen 0 en 260 euro (#3) wordt behaald als de zorgkosten
tussen B en C uitkomen. Ook is het effect van de hoogte van
het verplicht eigen risico op het profijt van het vrijwillig eigen
risico onderzocht, omdat het verplicht eigen risico is gestegen
van 150 euro in 2008 naar 360 euro in 2014 en in diezelfde
periode het percentage verzekerden met een vrijwillig eigen
risico is gestegen van vijf naar elf procent.

een vrijwillig eigen risico leidt voor
de meeste verzekerden tot de maximale
winst dan wel het maximale verlies

(240 euro) zou hebben behaald. Hieruit blijkt dat een vrijwillig eigen risico voor de meeste verzekerden leidt tot de maximale winst dan wel het maximale verlies, en dat relatief weinig
verzekerden kosten onder het vrijwillig eigen risico hebben
die tussen 0 en 500 euro liggen. Tussen subgroepen blijkt het
financieel resultaat sterk te verschillen (tabel 1). Zo hebben
jonge mannen een significant grotere kans dat een vrijwillig
eigen risico financieel profijtelijk is dan jonge vrouwen (respectievelijk 0,625 en 0,502), wat mogelijk wordt veroorzaakt
door aan zwangerschap gerelateerde kosten. Daarnaast blijkt
dat een vrijwillig eigen risico niet profijtelijk is voor verreweg
het grootste deel van de verzekerden geclassificeerd in een

Financieel profijt relatief hoog

Tabel 1 is gebaseerd op Van Winssen et al. (2014) en toont
het financiële profijt van een maximaal vrijwillig eigen risico
(500 euro) bovenop het verplicht eigen risico (360 euro) voor
de gemiddelde premiekorting (240 euro). Een vrijwillig eigen
risico blijkt achteraf bezien profijtelijk voor een aanzienlijk
groter deel van de verzekerden, namelijk 48,3 procent, dan
het percentage verzekerden dat daadwerkelijk hiervoor heeft
gekozen, namelijk 11 procent (Vektis, 2014). Merk op dat het

Financieel resultaat van een vrijwillig eigen risico

figuur 1

Financieel resultaat (in euro )
van een vrijwillig eigen risico
van 500 euro

240

Zorgkosten
voor de basisverzekering

40,6%
7,7%
#1

A

#2

C
B

#3

#4

8

0

7,6%
44,1%

–260
Bron: eigen berekeningen op basis van gegevens Achmea Health Database

Jaargang 99 (4696) 23 oktober 2014

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

659

ESB Gezondheidszorg

FKG – ongeveer 29 procent van de verzekerden in de analyses – resulterend in een zeer sterk negatief resultaat. Voor
verzekerden geclassificeerd in een DKG – ongeveer vijf procent van de verzekerden in de analyses – is een vrijwillig eigen
risico nooit financieel profijtelijk en het gemiddelde resultaat
gelijk aan het maximale verlies (260 euro). Een andere belangrijke voorspeller is het profijt van het vrijwillig eigen risico
in het verleden. Naarmate een vrijwillig eigen risico in meer
voorgaande jaren achteraf bezien financieel profijtelijk zou
zijn geweest, is de kans groter dat een vrijwillig eigen risico in
het komende jaar profijtelijk is. Zo is deze kans slechts 0,045
wanneer een vrijwillig eigen risico in geen van de vijf voorgaande jaren profijtelijk zou zijn geweest, terwijl deze kans
0,838 is wanneer het in alle vijf voorgaande jaren profijtelijk
zou zijn geweest. Ook het bijbehorende gemiddelde resultaat
stijgt aanzienlijk naarmate een vrijwillig eigen risico in meer
voorgaande jaren profijtelijk zou zijn geweest.

Een vrijwillig eigen risico blijkt achteraf
bezien profijtelijk voor een aanzienlijk groter
deel van de verzekerden

Mannen
Vrouwen
FKG

Gemiddeld
resultaat
in euro’s

0,483

Totaal

-40

tabel 1

Groepsgrootte
in procenten
van totaal

Proportie
voor wie vrijw.
eigen risico
profijtelijk is

Financieel profijt van een vrijwillig eigen risico

100

18 – 65 jaar

0,625

28

35,6

65+

0,255

-142

0,502

-32

0,245

-146

0,132

-196

28,9

0,626

29

71,1

Ja

0,000

-260

4,7

Nee

0,507

-30

95,3

0,045

-236

30,3

x=1

0,248

-141

10,2

x=2

0,407

-72

11,3

x=3

0,565

-4

13,5

x=4

0,707

75

16,6

x=5

Financieel profijtelijk
voor x van vijf
voorafgaande jaren

Nee

x=0

DKG

0,838

149

18,2

Bron: eigen berekeningen op basis van gegevens Achmea Health Database

660

De resultaten laten zien dat een vrijwillig eigen risico naar
verwachting voor een aanzienlijk groter deel van de bevolking financieel profijtelijk is dan het percentage verzekerden
dat daadwerkelijk hiervoor heeft gekozen. Het is een gemiste
kans dat weinig verzekerden kiezen voor een vrijwillig eigen
risico omdat hiermee een grote reductie van moreel risico behaald kan worden (Zweifel en Manning, 2000). Verzekerden
worden door het vrijwillig eigen risico immers geremd in hun
zorggebruik, omdat zij mogelijk (een deel van) de zorgkosten
uit eigen portemonnee moeten betalen. Een mogelijke strategie om meer verzekerden te laten kiezen voor een vrijwillig
eigen risico is het verstrekken van informatie hierover. Deze
informatie zou allereerst de mogelijkheid tot het kiezen voor
een vrijwillig eigen risico kunnen benadrukken. Daarnaast zou
informatie gegeven kunnen worden over de premiekorting en
de kans op profijt. Tevens is het belangrijk te benadrukken
dat de eerste 360 euro zorgkosten (2014) per jaar niet onder
het vrijwillig eigen risico vallen omdat zij onder het verplicht
eigen risico vallen. Ten slotte zou benadrukt kunnen worden
dat huisartsenzorg en verloskundige zorg zijn uitgesloten van
het verplicht en het vrijwillig eigen risico.
Tevens blijkt een vrijwillig eigen risico voor een aanzienlijk deel van de verzekerden niet financieel profijtelijk, zoals
voor – een groot deel van – de verzekerden geclassificeerd in
een FKG of DKG. Dit is jammer omdat een prijsprikkel juist
bij deze groep, vanwege hun hoge zorggebruik, zou kunnen
leiden tot een substantieel remgeldeffect. De invoering van
een verschoven eigen risico zou een vrijwillig eigen risico ook
voor hen financieel profijtelijk kunnen maken (Van Kleef et

16,5

Ja

Beleidsimplicaties

37,5

65+

Tabel 2 toont bij een constante premiekorting dat naarmate
het verplicht eigen risico stijgt het percentage verzekerden
toeneemt voor wie een vrijwillig eigen risico achteraf bezien
financieel profijtelijk zou zijn geweest. Een groter deel van
de zorgkosten valt immers onder het verplicht eigen risico
naarmate dat hoger is. Ook laten tabel 2 en figuur 1 zien dat
een aanzienlijk deel van de verzekerden zorgkosten lager dan
het verplicht eigen risico heeft. Voor deze verzekerden zou
een vrijwillig eigen risico zelfs met een premiekorting van één
euro al financieel profijtelijk zijn.

10,4

18 – 65 jaar

Invloed hoogte van het verplicht eigen risico

Effect hoogte verplicht eigen risico

tabel 2

Zorgkosten
Vrijwillig
Bedrag
verplicht
eigen risico
in
eigen risico, in profijtelijk, in
euro’s
procenten
procenten
Hoogte
verplicht
eigen risico

0

36,0

170

33,5

43,7

360

40,6

48,4

Bron: eigen berekeningen op basis van gegevens Achmea Health Database

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4696) 23 oktober 2014

Gezondheidszorg ESB

al., 2009). Hierbij gaat het eigen risico in bij een (monetair)
startpunt gebaseerd op relevante achtergrondkenmerken van
de verzekerde. Voor verzekerden geclassificeerd in een FKG
of DKG kan dit leiden tot een eigen risico dat veel later ingaat dan bij de huidige vormgeving, waardoor de kans dat zij
het vrijwillig eigen risico zullen bereiken afneemt en het profijt van het vrijwillig eigen risico voor hen wordt verhoogd.
Een eerste stap tot een verschoven eigen risico kan een verschuiving gebaseerd op leeftijd zijn omdat dit naar verwachting al een substantiële verbetering geeft ten opzichte van het
huidige eigen risico. Een alternatief om een vrijwillig eigen
risico ook voor hoogrisicoverzekerden financieel profijtelijk
te maken, is het toestaan van differentiatie van de premiekorting naar risico­ enmerken van verzekerden (Van Kleef et
k
­
al., 2005).
Ten slotte kan verbetering van het risicovereveningsmodel de effectiviteit verminderen van het vrijwillig eigen risico
als instrument om moreel risico tegen te gaan (Van Kleef et
al., 2007). De premiekorting bestaat immers onder andere uit
een zelfselectie-component (Van Kleef et al., 2006). Doordat
gezonde verzekerden, gegeven een bepaalde premiekorting,
een sterkere prikkel hebben te kiezen voor een vrijwillig eigen
risico dan ongezonde verzekerden, ontstaat marktsegmentatie. Dit betekent dat verzekerden met een vrijwillig eigen
risico gemiddeld gezien gezonder zijn en lagere zorgkosten
hebben dan verzekerden zonder vrijwillig eigen risico. Dit
verschil in zorgkosten komt tot uiting in de premiekorting
en wordt sterk beïnvloed door de kwaliteit van het risicovereveningsmodel. De Nederlandse regering is voornemens
het risicovereveningsmodel verder te verbeteren (Tweede
Kamer, 2014). Wanneer dit gebeurt, zullen de verschillen in
verwachte zorgkosten tussen laagrisicoverzekerden en hoogrisicoverzekerden beter worden gecompenseerd, waardoor
de zelfselectie-component van de premiekorting afneemt.
Hierdoor zal de premiekorting naar verwachting afnemen en
vermindert het financiële profijt van een vrijwillig eigen risico
voor verzekerden.

Literatuur
Baicker, K., W.J. Congdon en S. Mullainathan (2012) Health insurance coverage and take-up:
lessons from behavioral economics. Milbank Quarterly, 90(1), 107–134.
Bundesamt für Gesundheit (2012) Statistik der obligatorischen Krankenversicherung 2012. Bern:
Bundesamt für Gesundheit.
Kleef, R.C. van, W.P.M.M. van de Ven en R.C.J.A. van Vliet (2005) Premiekorting bij een eigen
risico: geen verbod op differentiatie. ESB, 90(4459), 203–205.
Kleef, R.C. van, W.P.M.M. van de Ven en R.C.J.A. van Vliet (2006) A voluntary deductible
in social health insurance with risk equalization: community-rated or risk-rated premium
rebate? Journal of Risk and Insurance, 73(3), 529–550.
Kleef, R.C. van, K. Beck, W.P.M.M. van de Ven en R.C.J.A. van Vliet (2007) Does risk equalization reduce the viability of voluntary deductibles? International Journal of Health Care Finance
and Economics, 7(1), 43–58.
Kleef, R.C. van, R.C.J.A. van Vliet en W.P.M.M. van de Ven (2009) Shifted deductibles for

Conclusie

high risk: more effective in reducing moral hazard than traditional deductibles. Journal of

Een vrijwillig eigen risico blijkt voor bijna de helft van de
Nederlanders achteraf bezien financieel profijtelijk, terwijl
in 2014 slechts elf procent van de verzekerden daadwerkelijk
heeft gekozen voor een vrijwillig eigen risico. Een vrijwillig
eigen risico is niet profijtelijk voor de meeste verzekerden geclassificeerd in een farmaciekostengroep of diagnosekostengroep en voor verzekerden voor wie een vrijwillig eigen risico
in de afgelopen vijf jaar nog nooit financieel profijtelijk zou
zijn geweest. Wanneer daarentegen een vrijwillig eigen risico
in alle vijf voorgaande jaren profijtelijk zou zijn geweest is de
kans groter dan 0,8 dat een vrijwillig eigen risico profijtelijk
is. Voor ruim veertig procent van de verzekerden blijkt een
vrijwillig eigen risico achteraf bezien profijtelijk omdat hun
zorgkosten lager waren dan het verplicht eigen risico van 360
euro. Om de grote discrepantie te begrijpen tussen het percentage verzekerden voor wie een vrijwillig eigen risico naar
verwachting financieel profijtelijk is en het percentage verzekerden dat er daadwerkelijk voor kiest, is verder onderzoek
noodzakelijk naar andere determinanten dan het financieel
profijt die de keuze voor een vrijwillig eigen risico beïnvloeden zoals risicoaversie, status-quo bias en beperkte kennis.

Health Economics, 28(1), 198–209.

Jaargang 99 (4696) 23 oktober 2014

Kleef, R.C., van, R.C.J.A. van Vliet en W.P.M.M. van de Ven (2013) Risk equalization in the
Netherlands: an empirical evaluation. Expert Review of Pharmacoeconomics & Outcomes Research, 13(6), 829–839.
Liebman, J.B. en R.J. Zeckhauser (2004) Schmeduling. Intern werkdocument aan de Harvard
University.
Reed, M., V. Fung, M. Price et al. (2009) High-deductible health insurance plans: efforts to
sharpen a blunt instrument. Health Affairs, 28(4), 1145–1153.
Rice, T. (2013) The behavioural economics of health and health care. Annual Review of Public
Health, 34, 431–447.
Samuelson, W. en R. Zeckhauser (1988) Status-quo bias in decision making. Journal of Risk
and Uncertainty, 1(1), 7–59.
Tweede Kamer (2014) Brief van Minister E.I. Schippers betreffende commissiebrief inzake SO Risicovereveningsmodel 2015, 646298(124042).
Vektis (2014) Zorgthermometer: verzekerden in beweging 2014. Zeist: Vektis.
Winssen, K.P.M. van, R.C. van Kleef en W.P.M.M. van de Ven (2014) How attractive is opting for
a voluntary deductible? Intern werkdocument. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.
Zweifel, P. en W. Manning (2000) Moral hazard and consumer incentives in health care. In:
Culyer, A.J. en J.P. Newhouse (red.) Handbook of Health Economics. Amsterdam: Elsevier, 409459

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

661

Auteurs