prof
Van Dam
De structuur van de industriële produktie is wereldwijd gezien steeds aan
verandering onderhevig. Dit wordt veroorzaakt door het ontstaan van nieuwe
technieken, door verschuivingen in loonkosten, door nieuwe economische betrekkingen tussen staten zoals de EG-integratie en allerlei andere factoren waar! door de comparatieve kostenverhoudingen wijzigen. Sinds enige tijd is ook een
. aantal ontwikkelingslanden producent
en exporteur van eindprodukten. Daardoor is de industriële produktiestructuur
onderwerp van ontwikkelingssamenwerking geworden.
In de week van 20 mei jl. hebben twee
activiteiten plaatsgevonden die rechtstreeks met dit nieuwe onderdeel van
ontwikkelingssamenwerking te maken
hebben. Het was een bijeenkomst in Genkve over de gevolgen van het optreden
van de ontwikkelingslanden als exporteurs van eindprodukten en een beurs
voor Indiase machines en werktuigen te
Rotterdam. Het Geneefse gesprek werd
georganiseerd door Nederland en de
ILO gezamenlijk en de beurs te Rotterdam door het Centrum tot Bevordering
van de Import uit Ontwikkelingslanden
(CBI), dat onder de minister voor ontwikkelingssamenwerking ressorteert. De
– beide activiteiten werden geheel uit Nederlandse hulpgelden gefinancierd.
Het overleg te Genève was een tussenstap in een meerjarig onderzoek dat door
de ILO over de relatie tussen NoordZuidproblematiek, werkgelegenheid en
het toetreden van de ontwikkelingslanden tot de markten voor eindprodukten
wordt verricht. De discussie vond plaats
op basis van studies die door universitaire instituten zijn gemaakt over de gevolgen van de import van eindprodukten uit
arme landen voor Frankrijk, Duitsland,
Engeland en Nederland. Deze studies
I hebben – voor de zoveelste keer -aangetoond dat deze import van minimale
betekenis is voor de economie van de
Z rijke landen en niet of nauwelijks (soms
zelfs positieve) invloed o p de werkgeleb genheid heeft. Toch is de mythe hard[ nekkig dat de effecten van de import uit
de arme landen groot zijn en dat zich ten
i gevolge van die import aanzienlijke aani passingsproblemen voordoen.
Tijdens het gesprek te Genève bleek
hoezeer er sprake is van een bizar spel
van misleidende beschuldigingen jegens
de ontwikkelingslanden en even misleidende bezweringsformules die op hun
beurt de beschuldigingen lijken te bevestigen. Het is opvallend dat de verschillende groeperingen er elk hun eigen redenering op na houden. De bezwering door
de vakverenigingen is dat industriële hers
g
~
1
k
ESB 25-6- 1980
structurering aanvaardbaar is, mits deze
geschiedt o p basis van een ,,anticiperend
herstructureringsbeleid”. De vakverenigingen stellen dit, ondanks het feit dat
iedereen weet dat wij geen idee hebben in
welke richting de herstructurering zou
moeten gaan en – indien wij het zouden
weten – dat wij geen instrumenten hebben voor realisatie. De toverformule van
de liberalen is het ,,vrije-marktmechanisme”, alsof arbeid even mobiel is als
kapitaal. De socialisten vinden industriele aanpassing goed, maar dan o p basis
van ,,selectieve groei”. Zij verkondigen
die mening ondanks het feit dat tot nu
toe selectie van groeirichting en het ontwikkelen van stuurmiddelen onmogelijk
is gebleken. De kapitaalbezitters zijn onverkort voor vrije toegang van eindprodukten uit de arme landen: de slimmen
omdat zij hun kapitaal tijdig hebben verplaatst (b.v. textielproduktie in NoordAfrika), de dommen zwijgen uit gêne
omdat zij het hebben nagelaten. O p zich
zelf is dit alles een fantastische situatie.
De politieke partijen en de sociale partners beconcurreren elkaar met bezweringsformules voor een probleem waarvan – zoals bij de aanvang gemeld -bij
herhaling is aangetoond dat het niet bestaat.
De ILO-bijeenkomst was gericht op
verheldering en demystificatie. Het ILOmilieu is daar zeer geschikt voor, gegeven de tripartite deelname door overhejen, werkgevers en werknemers. Puur
gouvernementele discussies, zoals die
bijvoorbeeld in de VN worden gevoerd,
open meestal snel vast in een tekort aan
.echnische kennis van professionele di?lomaten.
De bijeenkomst te Genève leverde allerlei interessants op. Als voorbeeld van
terheldering kan worden genoemd dat
~ ide landen-studies bleek dat geen van
t
le vier onderzochte geïndustrialiseerde
anden een coherent beleid heeft vooriniustriële herstructurering, om het maar
!achtjes uit te drukken. Ook bleek dat de
;eïndustrialiseerde landen vaak een wil-
lekeurig defensief beleid voeren om arbeidsintensieve industrieën te beschermen tegen import uit arme landen, terwijl het verlies aan werkgelegenheid in
deze branches primair door andere factoren wordt bepaald, zoals automatisering en import uit andere rijke landen.
Intussen blijkt dese protectie de arme
landen versneld in de richting van kapitaalintensieve en ,,sophisticatedw produktiesectoren te drijven, die de anticipeerden en de selectieve groeien juist
voor de rijke landen willen reserveren.
Ook blijkt in een aantal gevallen in de rijke landen de protectie tot versneldeautomatisering te leiden, omdat door de bescherming een soort afzetgarantie ontstaat die de te passeren drempel voor
diepte-investeringen doet overschrijden.
De Indiase industriebeurs te Rotterdam benaderde de export van eindprodukten door arme landen vanuit de
praktijk. Het was een vakbeurs – alleen
toegankelijk voor genodigde bedrijven waar het aanbod werd gepresenteerd van
190 Indiase fabrieken o p het terrein van
machines en werktuigen. De omvang en
de variatie waren, voor wie India nog
niet als industrieel land kent, verbluffend: generatoren, computers, kranen,
compressoren, textiel- en cementmachines, transformatoren, wegenbouwapparatuur, spoorwegmateriaal, tractoren,
turbines, transistors, boormachines,
draaibanken, diesel- en elektromotoren.
om maar een willekeurige greep te doen.
Rond 1.500 importerende Noordeuropese bedrijven hebben de beurs bezocht
en contacten gelegd. Het was voor het
eerst dat India zich met een vakbeurs van
dergelijke omvang buiten de eigen grenzen manifesteerde.
Zowel de ILO-conferentie alsde Indiabeurs zijn nieuwe vormen van ontwikkelingssamenwerking waarbij het om de
macro-economische betrekkingen tussen arm en rijk gaat. Beide behoeven vervolg. De Katholieke Hogeschool Tilburg
is plannen aan het maken o m de ILOconferentie dit najaar o p nationale basis
te herhalen. Het centrum voor importbevordering is doende een schema van vervolgbeurzen op te zetten. Het zijn vormen van ontwikkelingssamenwerking
die zich aan het publieke oog onttrekken, vandaar vermelding in deze column. Ontwikkelingssamenwerking is
vakwerk geworden en tot volwassenheid
gegroeid;de tijd van de Albert-Schweitzerkalenders en de pitriet pannenonderzetters is definitief ;oorbij.