■ Corine Hoeben (COELO)
De bekendste gemeentelijke belasting is de onroerendezaakbelasting (ozb). Deze wordt betaald door huiseigenaren en door eigenaren en gebruikers van niet-woningen. De grondslag voor de ozb is de WOZ-waarde, die ieder jaar opnieuw wordt bepaald. De ozb is een erg zichtbare belasting: belastingbetalers zien op een aanslag jaarlijks wat ze moeten betalen. De afgelopen jaren is de waarde van woningen sterk gestegen en belastingbetalers zijn vaak bang dat een hogere WOZ-waarde leidt tot een evenredig grote stijging van de te betalen ozb.
Volgens gemeenten hoeven woningbezitters hier niet bang voor te zijn; zij geven aan dat de ozb-tarieven worden vastgesteld door de gewenste opbrengst te delen door de belastinggrondslag. Een hogere WOZ-waarde betekent bij gelijkblijvende opbrengst dan een lager tarief.
De figuur bevestigt dat het ozb-tarief typisch daalt als de huizenprijs stijgt. In de figuur is de jaarlijkse mutatie van de gemiddelde WOZ-waarde tussen 2007 en 2020 van woningen en van het ozb-tarief weergegeven. Het is duidelijk te zien dat wanneer de gemiddelde WOZ-waarde stijgt het gemiddelde ozb-tarief daalt en omgekeerd.
Wie goed kijkt ziet echter ook dat een stijging van de WOZ-waarde niet leidt tot een evenredige daling van het ozb-tarief. Dat ligt ook voor de hand: als het ozb-tarief ieder jaar in dezelfde mate zou dalen als de stijging van de WOZ-waarde (of omgekeerd) dan zou de ozb-opbrengst uit woningen gelijk blijven. Gemeenten hebben echter ook te maken met stijgende kosten, bijvoorbeeld door inflatie. De opbrengst stijgt daarom ieder jaar.
Om na te gaan hoe groot het verschil is tussen de ontwikkeling van de WOZ-waarde en de vastgestelde ozb-tarieven, is voor iedere gemeente berekend hoe hoog de ozb-tarieven zouden zijn geweest – bij gelijke opbrengst – als de WOZ-waarde niet was veranderd. De lichtblauwe lijn geeft de gemiddelde mutatie per jaar weer van deze herberekende tarieven. Gemiddeld stijgt dit tarief tussen 2007 en 2020 met 2,5 procent per jaar. Ter vergelijking: de gemiddelde inflatie bedroeg volgens het CPB in diezelfde periode 1,5 procent.
Hogere WOZ-waarden blijken dus niet zoals vaak wordt gevreesd te leiden tot een even hoge lastenstijging. De gemiddeld betaalde ozb stijgt, maar de stijging is beperkt en houdt geen verband met de ontwikkeling van de WOZ-waarde.