16Jaargang 101 (4725) 7 januari 2016
ESB Statistiek
–101
2 3
4 5
6 7
8
In procenten1
2 345678 910 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 2122 2324
TFP C hin a Z uid-K ore a ( T 1= 19 66)T aiw an ( T 1= 19 66)C hin a ( T 1= 19 92)
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 10 0
In procenten
B
ro od bij e en b akker ( 2 ,3 5 e u ro )
S nack b ij e en m ark tk ra am pje ( 3 ,5 0 e u ro )
D ra nkje s i n e en c a fé ( 8 e u ro )
Z w em badk aart je s i n e en z w em bad (13 ,7 5 e u ro )
K nip beu rt do or e en k a pper ( 16 ,5 0 e u ro )
K le di ng i n e en k le di ngw in kel (19 ,9 5 e u ro )
B oods ch appen i n e en s u perm ark t ( 2 3,7 5 e u ro )
E te n tje i n e en r e sta ura nt ( 4 0 e u ro )
E en v o lle t a nk b ij e en b en zin esta tio n ( 5 5 e u ro )
C onta ntEle ktro nis ch
C
hina is de afgelopen 25 jaar economisch hard gegroeid, maar
het groeitempo neemt de laatste jaren gestaag af. Op zich is het
niet raar dat het Chinese groeitempo daalt in deze fase van zijn
ontwikkeling. Wel zijn er twijfels over de kwaliteit en duurzaamheid van
de Chinese groei in het verleden, die te veel op investeringen en te weinig
op consumptie was gebaseerd.
Een interessante indicator in dit kader is de ICOR , oftewel de investment
capital output ratio. Deze ratio geeft aan hoeveel investeringen er nodig
zijn om een eenheid groei te realiseren. De ICOR wordt berekend door
het aandeel van investeringen in het bbp te delen door de jaarlijkse bbp-
groei. Hoe lager de ICOR , hoe efficiënter er wordt geïnvesteerd. Hierbij
past wel een zekere nuance. Sectorcompositie beïnvloedt de ICOR . Ook
is de ICOR relatief conjunctuurgevoelig door het noemereffect, waar –
door schoning voor pieken en dalen nodig is.
De figuur laat de ICOR voor China over 24 jaar zien, in de periode
1992–2015 waarin de Chinese economie jaarlijks gemiddeld 10,2 pro –
cent groeide. Opvallend is dat de laatste jaren, sinds de financiële crisis, de
ICOR snel stijgt. China investeert veel – in 2014 46 procent van het bbp
– maar krijgt er steeds minder groei voor terug. De magere prestatie van
China wordt bevestigd door de bijdrage aan de groei van totale factorpro –
ductiviteit (TFP) (figuur). TFP-groei geeft aan hoeveel extra groei kan
worden gerealiseerd door het efficiënter inzetten van kapitaal en arbeid.
Efficiencywinsten dragen de laatste jaren niet meer bij aan Chinese groei.
De figuur toont de ICOR van China en die van de eerdere investerings-
gedreven snelle groeiers in de regio, Zuid-Korea en Taiwan. Daarbij zijn de periodes gepresenteerd waarover de bbp-groei in de landen op jaar
–
basis gemiddeld 10 procent bedroeg. De figuur laat zien dat de Chinese
ICOR (beginnend in 1992) stelselmatig hoger lag dan in eerder in Korea
en Taiwan het geval was. Ook kenden Korea en Taiwan in tegenstelling
tot China geen abrupte stijging van de ICOR in de laatste jaren van de
hoge groei. Korea en Taiwan investeerden dus relatief efficiënt in hun
jaren met hoge groei ten opzichte van China. ■
JORIS VAN DIJK EN LINDA
KONIJN
(MINISTERIE VAN FINANCIËN)
Inefficiënte groei in Chinai n t e r n at i o n a a l
De relatie tussen aankoopbedrag en betaalgedragm o n e ta i r
E
r is een sterke relatie tussen de hoogte van het af te rekenen be –
drag en de betaalmiddelkeuze van consumenten. In september
2015 is aan leden van het CentERpanel gevraagd of zij contant
of elektronisch zouden betalen in negen verschillende situaties. De fi-
guur toont de antwoordpercentages. Op basis van de hoogte van het te
betalen bedrag zijn de situaties in de figuur gerangschikt.
Lage bedragen worden door de meeste respondenten contant betaald.
Er zijn drie verschillende situaties geschetst waarin een bedrag van min –
der dan tien euro moet worden betaald. Gemiddeld genomen zou 79
procent van de 2342 respondenten in deze situaties contant afrekenen.
Naast het bedrag is het soort verkooppunt van belang. Het aantal men –
sen dat een brood van 2,35 euro bij de bakker elektronisch zou betalen, is
ruim het dubbele van het aantal mensen dat een snack van 3,50 euro bij
een marktkraampje zo zou betalen.
Bij hoge bedragen kiezen de meeste respondenten er juist voor om
elektronisch te betalen. Bij de zes geschetste situaties met bedragen bo –
ven de tien euro kiest gemiddeld 80 procent van de respondenten een
elektronisch betaalmiddel. Het positieve verband tussen de hoogte van
het bedrag en het aandeel respondenten dat elektronisch betaalt, is ook
aanwezig binnen deze categorie. Een bedrag van 13,75 euro voor zwem –
badkaartjes wordt door 68 procent van de respondenten elektronisch be –
taald. Een volle tank van 55 euro rekent 95 procent van de respondenten
elektronisch af.
Er zijn verschillende verklaringen te bedenken voor de sterke relatie tus-
sen het aankoopbedrag en het betaalgedrag. Zo kan het zijn dat mensen grotere bedragen elektronisch willen betalen om te vermijden dat hun
portemonnee direct leeg is, en kleinere bedragen liever contant betalen
omdat ze dat gemakkelijker en sneller vinden. Maar het kan ook zo zijn
dat de gewoonte om kleine bedragen contant te betalen bij veel consu
–
menten zit ingesleten. Als contactloos betalen wijder verbreid wordt, zou
dat de relatie tussen het aankoopbedrag en betaalgedrag minder sterk
kunnen maken. ■
CARIN VAN DER CRUIJSEN EN FRANK VAN DER HORST (DNB)
ICOR China, Zuid-Korea en Taiwan en TFP China
Bron: IMF, Statistics Korea (Kostat), Statistical Bureau Taiwan, Conference board
Relatie bedrag en gedrag
Bron: CentERpanel, september 2015
17Jaargang 101 (4725) 7 januari 2016
Statistiek ESB
0 20 40 60 80 10 0In procenten
C ura ça o
B
onair e
A
ru ba
N=69
N=86
N=69
Ervaart géén handelsbarrières in NederlandErvaart wél handelsbarrières in Nederland
Deeltijdpensionering is nog steeds aan een opmars bezig in het beleids-
debat en wordt voorgesteld als een belangrijk beleidsinstrument om de
arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen. Een veel genoemd argu –
ment is dat deeltijdpensionering ertoe kan bijdragen dat de werklast ver –
licht wordt, met als gevolg dat werknemers langer gezond kunnen door –
werken. Anderzijds zullen oudere werknemers ook minder werken voor hun volledige pensionering. Het is daarom de vraag in hoeverre deeltijd
–
pensioen in Nederland een nettoverhoging van het arbeidsaanbod van
ouderen bewerkstelligt. In 2015 heeft het ROA een zogeheten stated pre –
ferences -experiment uitgevoerd waarin werknemers met 10 verschillende
pensioensysteemscenario’s werden geconfronteerd, waarna hun gevraagd
werd om in elk scenario hun pensioenleeftijd te kiezen. De scenario’s ver –
schilden in ten eerste de opbouwpercentages (de opbouw belast de prijs
van vrije tijd en een hoger opbouwpercentage maakt vroegpensioneren
dus duurder en later pensioneren financieel aantrekkelijker), ten tweede
een daling in het pensioenvermogen en ten derde de mogelijkheid om
met deeltijdpensioen te gaan. De resultaten van het experiment wijzen
uit dat het vervangen van voltijdpensioen door deeltijdpensioen ertoe
leidt dat werknemers gemiddeld genomen een jaar langer doorwerken.
Het totale arbeidsaanbod daalt echter met 3,4 maanden (full-time-equi-
valente pensioenleeftijd) omdat de positieve effecten van het uitstel van
de pensioenleeftijd worden gecompenseerd door de daling in het aantal
gewerkte uren tijdens deeltijdpensionering. Dit effect vinden we voor
alle pensioensysteemscenario’s die de respondenten voorgelegd hebben
gekregen. Onze resultaten zijn consistent met eerder onderzoek van
Vr o o m et al. in de ESB uit 2012 (editie 4645) waarin feitelijk gedrag
rond deeltijdpensioen en voltijdpensioen in Nederland werd gemodel –
leerd. Deeltijdpensionering lijkt dus niet het wondermiddel dat ertoe zal
leiden dat het arbeidsaanbod onder ouderen zal verhogen.
■ RAYMOND
MONTIZAAN (ROA)
Deeltijdpensionering verlaagt de arbeidsparticipatiea r b e i d s m a r k t
e c o n o m i e
e n s a m e n l e v i n g
S
inds 10 oktober 2010 is Bonaire een Nederlandse gemeente. Vijf
jaar later, op 18 december 2015, heeft de bevolking van het eiland
zich in een referendum over de nieuwe constitutionele status uit –
gesproken: 65 procent is het niet eens met de wijze waarop aan de band
met Nederland invulling is gegeven. Met een opkomst van 62 procent is
dit een duidelijk signaal aan de Nederlandse en lokale politiek dat er aan
de invulling van de status iets moet veranderen. De referendumuitslag kwam niet als een verrassing. Enkele maanden eerder
had de commissie-Spies, die de nieuwe staatkundige structuur heeft geëva
–
lueerd, geconcludeerd dat er teleurstelling heerst op Bonaire over het be –
reikte resultaat. De hooggespannen verwachtingen op Bonaire ten tijde van
de transitie naar de status van Nederlandse gemeente, zijn niet uitgekomen.
Weliswaar zijn het onderwijs en de gezondheidszorg sterk verbeterd,
maar de band met Nederland heeft Bonaire economisch nog weinig op –
geleverd: de kosten van levensonderhoud zijn fors gestegen, de economie
kwakkelt en het ontbreekt aan Nederlands beleid dat erop is gericht de
economische ontwikkeling en de koopkracht te bevorderen.
Ook het bedrijfsleven op Bonaire heeft het niet makkelijk. Door het
weg vallen van het land de Nederlandse Antillen zijn de kosten van za –
kendoen met buurland Curaçao toegenomen. Uit enquête-onderzoek
blijkt dat het Bonairiaanse bedrijfsleven ook nog vaak barrières ervaart
in de handel met Nederland (figuur). Opmerkelijk daarbij is dat bedrij –
ven op Aruba en Curaçao veel minder vaak handelsbarrières in Neder –
land ervaren. Aruba en Curaçao zijn zelfstandige landen binnen het
Koninkrijk met een eigen economisch en fiscaal beleid. Een belangrijke
oorzaak volgens het bedrijfsleven op Bonaire is dat de gemeente in de
belasting wetgeving als ‘buitenland’ wordt behandeld. Ook hier kunnen
hooggespannen verwachtingen ten tijde van de transitie in 2010 een
rol spelen: als Bonaire eenmaal onderdeel zou zijn van het Nederlandse
staatsbestel, zouden de economische relaties met Europees Nederland
makkelijk te ontwikkelen zijn en veel opleveren. De realiteit is tot nog
toe anders gebleken. ■
KOERT VAN BUIREN (SEO ECONOMISCH ONDERZOEK)
Economische integratie Bonaire met Nederland
Experimentele resultaten
Bron: ROA:
Op Bonaire (n = 86) worden vaker barrières in de
handel met Nederland ervaren, dan op Aruba (n
= 115) en Curaçao (n = 69)
Bron: SEO Economisch Onderzoek, 2015
Scenario Basis-
scenarioScenario’s met
een hogere prijs
van vrije tijd Scenario’s
waarin het
pensioenvermogen
kan dalen
Opbouwpercentage 5 7,5 10 5 5
Vervangingsratio 90%
op 68 90%
op 68 90%
op 68 85%
op 68 80%
op 68
Volledige
pensionering
Pensioenleeftijd 64,9765,8466,0565,40 65,99
Full-time-equivalente
pensioenleeftijd 64,9765,8466,0565,40 65,99
Deeltijdpensionering
Pensioenleeftijd 65,9566,6567,1866,34 66,88
Full-time-equivalente
pensioenleeftijd 64,7765,3665,7965,10 65,59