Er wordt vaak geopperd dat als mensen met een baan een dag minder gaan werken, zeg 4 in plaats van 5 dagen, we hiermee meer banen creëren. Indien 4 mensen een dag inleveren helpen ze een werkloze aan een baan van 4 dagen. Er zijn dus niet 4 mensen die 5 dagen werken, maar 5 mensen die 4 dagen werken. In deze tijden van crisis een opmerkelijk eenvoudige oplossing om de pijn van werkloosheid te verdelen. Helaas, werkt het zo niet en in tijden van crisis is het mogelijk zelfs contraproductief.
De arbeidsmarkt is niet statisch, maar dynamisch. Dat betekent dat er verschillende stromen in en uit de markt en in en uit banen bestaan. Een recent artikel laat de dynamiek van deze stromen over de afgelopen jaren zien. De oorzaak van veranderingen van deze stromen is voor een deel het gevolg van de conjunctuur, maar ook van meer structurele veranderingen. Een baan wordt namelijk door een werkgever opgeheven (gecreëerd) als de te verwachten opbrengst kleiner (groter) is dan de kosten die het behouden van de baan met zich meebrengt. Hierdoor zijn veel banen in de industrie verdwenen of naar het buitenland verplaatst en in de dienstensector gecreëerd. In tijden van conjuncturele neergang proberen werkgevers hun werknemers zo lang mogelijk vast te houden, omdat de te verwachten inkomensstroom positief is. Pas als de werkgever door korte-termijn problemen wordt gedwongen de baan op te heffen, loopt de werkloosheid op. Dat hebben we enkele jaren geleden gezien toen bedrijven arbeid “hamsterden”, omdat ze schatten dat ze na de crisis dezelfde mensen weer nodig zouden hebben.
Als we dus in tijden van een neergaande cyclus het aantal werkdagen van alle banen gaan verminderen, geeft dat werkgevers ruimte die ze dankbaar zullen aanvaarden. De toekomstige inkomensstroom ten opzichte van de kosten van het behouden van de baan zal namelijk vaker positief uitvallen wanneer kan worden bezuinigd op arbeidskosten. Hierdoor loopt de werkloosheid minder snel op. In Duitsland is het principe van “Kurzarbeit” gemeengoed; in Nederland is een tijdje sprake geweest van deeltijd-WW, waarmee een periode van liquiditeitsproblemen kon worden overbrugd zodat werknemers konden blijven. Het voorkomt dat werkgevers hun werknemers ontslaan en daarmee bedrijfsspecifiek kapitaal vernietigen dat ze na de crisis weer nodig hebben. Het is echter niet gebleken dat het verkorten van de werkweek tot meer banen heeft geleid (of de verslechterende situatie op arbeidsmarkt überhaupt heeft geholpen, zie hier). En dat is ook logisch, omdat werkgevers pas weer gaan werven als de te verwachten opbrengst de kosten overstijgt. In tijden van crisis is dat onwaarschijnlijk, omdat ze de kortere werkweek aangrijpen om mensen binnenboord te houden en niet om voor de ingeleverde uren nieuwe mensen te werven.
Een ander middel is een matige groei van lonen. Als arbeid goedkoper wordt, is het aantrekkelijker om te werven. De verdeling van de waarde van de match (het surplus) tussen werkgever en werknemer bepaalt de opbrengst voor de werkgever. Als deze voordeliger wordt voor de werkgever, worden meer mensen geworven. Dit argument van loonmatiging wordt vaak gebruikt om op korte termijn de vraag naar arbeid op peil te krijgen of te stimuleren.
In “evenwicht” zou het wel zo kunnen zijn dat we massaal 4 dagen gaan werken, omdat we bijvoorbeeld een hogere waarde aan vrije tijd toekennen. Om een dergelijke situatie te bereiken moeten de voorkeuren voor werk en vrije tijd van mensen veranderen (of moeten we ons bevinden op het terugbuigende deel van de arbeidsaanbodcurve). Als we massaal kiezen voor een kortere werkweek op basis van gewijzigde voorkeuren voor werk of omdat we het extra loon minder waarderen dan extra vrije tijd dan verandert de structuur van het arbeidsaanbod. Maar ook hier is het twijfelachtig of het leidt tot meer banen. Het totale effect hangt af van de verloren productie door een dag minder werken, de marginale productiviteit van die dag, de productiviteit van een mogelijk nieuwe medewerker om de vrijgevallen dag op te vullen, coördinatiekosten tussen verschillende werknemers en allerlei institutionele factoren. Bovendien heeft het macro-economische gevolgen voor de totale vraag naar arbeid, consumptie etc.
Het idee van de arbeidsmarkt als taart die we naar keuze kunnen verdelen doet dus geen opgeld. In die zin is 4×5 ongelijk aan 5×4. Dat is bekend en staat in elk tekstboek, maar komt toch periodiek als idee terug. We kunnen de taart wel groter maken (en met ineffectief beleid ook kleiner), waardoor meer mensen aan het werk komen. Het op gang helpen en houden van stromen is daarbij het belangrijkste middel.
Auteur
Categorieën