Ga direct naar de content

Lang leve de keuzevrijheid van de jonge Nederlandse (huis)vrouw

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 13 2013

Het mooie aan de economische wetenschap is dat het gaat over voorkeuren, keuzes en prikkels die leiden tot uitkomsten (evenwicht). Met dit gereedschap is het vaak eenvoudig om allerlei emotionele discussies op een wat rationelere manier te analyseren. Zo ook afgelopen zaterdagavond bij ons thuis. Mijn hoogopgeleide echtgenote vroeg zich af waar minister van OCW Bussemaker zich (in een interview in Trouw van 11 mei jl.) mee bemoeit als zij stelt dat vrouwen van hun eeuwige schuldgevoel over het gezin afmoeten en zich eerder schuldig moeten voelen over al het geld dat de overheid in hun opleiding heeft geïnvesteerd. Zouden de minister en haar vrouwelijke (ex-)collega’s zich niet wat meer zorgen moeten maken over de armzalige kwaliteit van de kinderopvang waar geen hoogopgeleide moeder haar kinderen met plezier achterlaat in plaats van het oeverloze gezwets over moeders die gezonder moeten koken (Schippers), meer op de basisschool moeten schoonmaken en voorlezen (Van Bijsterveldt) en nu weer economisch zelfstandig moeten zijn (Bussemaker)?

Goede vraag natuurlijk. Daar zit je als fulltime werkende blanke man met een gezin met drie jonge kinderen op je vrije zaterdagavond dan maar mooi mee. Over een schuldgevoel gesproken. Gelukkig biedt de economische wetenschap uitkomst.

Voorkeuren leiden tot keuzes en keuzes bepalen gedrag. Dit gedrag leidt (opgeteld) tot een uitkomst of evenwicht. Aan voorkeuren is weinig te veranderen, want deze worden vroeg in het leven gevormd en zijn daarna nauwelijks meer te veranderen. Ze zijn voor een deel zelfs genetisch bepaald. Zo is de arbeidsparticipatie van vrouwen met moeders die werkten hoger dan van vrouwen die huisvrouwen als moeder hadden. Ook zou het zo kunnen zijn dat jonge moeders (gegeven de huidige instituties en kinderopvang) de keuze maken om de zorg voor hun kroost op zich te nemen en hun mannen te laten werken, dan dat ze de zorgtaken delen en (parttime) gaan werken. Er is wat te zeggen voor deze vorm van specialisatie in het gezin, maar er zijn natuurlijk ook nadelen als het huwelijk strandt of wanneer de partner werkloos wordt.

De overheid probeert op allerlei manieren de keuzes van jonge moeders te beïnvloeden, omdat er wellicht suboptimale keuzes in het gezin worden gemaakt of omdat er marktfalens ontstaan. Dit gebeurt vooral via fiscale prikkels, die de arbeidsmarktparticipatie van jonge moeders moeten bevorderen. In Nederland bestaat een uitgebreid opgetuigde kerstboom van fiscale prikkels. Alle werknemers komen in aanmerking voor de arbeidskorting. Werknemers met jonge kinderen komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en de ouderschapsverlofkorting. Minstverdienende partners en werkende alleenstaande ouders met jonge kinderen (vaak vrouwen) kunnen daarnaast een beroep doen op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Werkende alleenstaande ouders met jonge kinderen hebben daarbovenop nog recht op de aanvullende alleenstaande ouderkorting. Met Egbert Jongen en Mauro Mastrogiacomo heb ik hier laten zien dat al deze prikkels jonge moeders er vooral toe verleiden om te gaan werken, niet om heel veel te gaan werken. En, dat deze prikkels vooral laagopgeleide vrouwen verleiden te gaan werken.

Gelukkig bestaat er in Nederland keuzevrijheid. Jonge vrouwen die gaan studeren kiezen er voor om een aantal jaren inkomen op te geven voor een investering in hun menselijk kapitaal. Daar draagt de overheid een steentje aan bij, maar slechts een klein steentje. Het grootste deel van de kosten bestaat namelijk uit misgelopen inkomen en dat komt voor rekening van de jonge vrouwen zelf. Het gemiddelde opleidingsniveau van jonge vrouwen overstijgt inmiddels dat van mannen, waardoor er wellicht in de toekomst vanzelf een andere afweging tussen wie werkt en wie zorgt ontstaat. Ook is het in de meeste gevallen de keuze van de jonge vrouw zelf om te werken of te zorgen voor de kinderen. Het is hierbij mooi meegenomen dat hoogopgeleide moeders de beste opvoeders zijn, waardoor investeringen in onderwijs de ontwikkeling van jonge kinderen verbetert. Immers, zoals Almond en Currie in een overzichtstudie laten zien, een van de belangrijkste voorspellers voor het toekomstige onderwijsniveau en de gezondheid van een jong kind is het opleidingsniveau van de moeder. Of die moeder ook werkt, doet er niet zoveel toe.

Laten we daarom de keuzes om te werken vooral overlaten aan al die verstandige jonge moeders, wat onze vrouwelijke ministers er ook van vinden.

Auteur

Categorieën