Universiteiten lijken plotseling wakker geschud door een aantal opvallende incidenten waar vooraanstaande wetenschappers met data hebben gefraudeerd. Het vraagstuk is echter veel breder dan louter een individuele wetenschapper die hoopt met gemanipuleerde data tot opmerkelijke onderzoekresultaten te komen – om zo zijn eigen carrière en prestige te kunnen versterken. De kern van het vraagstuk is dat de prestatiedruk op zowel universiteiten als op individuele wetenschappers enorm is toegenomen waardoor onoorbaar gedrag dreigt. Een ware ‘rat race’ is uitgebroken die op allerlei manieren tot gedrag en keuzes kan leiden die de integriteit van niet alleen wetenschappers maar ook universiteiten kan ondermijnen.
Het is niet alleen de individuele onderzoeker die in de fout kan gaan, maar juist ook de universiteiten zelf. Universiteiten staan onder druk om steeds meer waar voor hun geld te leveren. Ze moeten net als wetenschappers hoog op de ranglijsten scoren, maatschappelijk relevant zijn, en zich zelf ook ‘verkopen’ aan de maatschappij. Zo wordt het belang van het verkrijgen van private financiering steeds groter; publieke financiering staat onder druk. Universiteiten lopen enorme risico‘s in dit web van belangen en verwachtingen.
Privaat geld corrumpeert?
Een vraag is hoe privaat geld zich verhoudt tot de wetenschappelijke missie van de universiteit. Wordt de universiteit de speelbal van commerciële belangen? Hoe (en waar) kan het leiden tot gedragingen van de universiteit die haar integriteit en wetenschappelijke missie ondermijnen? Ik zal aangeven dat er langs vele wegen gevaren dreigen. Een veel bredere aanpak voor de borging van integriteit en wetenschappelijke missie is nodig dan momenteel wordt gesuggereerd in de slip stream van de publieke casussen van frauderende wetenschappers.
De suggestie die vaak wordt gedaan is dat universiteiten zichzelf compromitteren door de markt op te gaan. Het zou niet te verenigen zijn met waardevrij onderzoek. Er is hier maar één antwoord op mogelijk. De universiteit heeft dit zelf in de hand. Zij zal een eigen strategie moeten formuleren, waarbij haar onafhankelijkheid en wetenschappelijke missie centraal moeten staan. Private geldstromen hoeven hier in principe niet op gespannen voet mee te staan.
De werkelijkheid is echter weerbarstiger. Transparantie in de financiële relaties tussen universiteit en markt is vaak volstrekt onvoldoende. Het hebben van externe geldschieters zonder transparantie is vragen om problemen. Een belangrijke verantwoordelijkheid voor universiteiten is om bij het aantrekken van externe middelen op geen enkele wijze een afhankelijkheid tussen externe sponsor en wetenschapper te creëren, anders belet dit de wetenschapper in zijn onafhankelijkheid. Transparantie alleen is echter niet voldoende. Er zal ook voor moeten worden gezorgd dat de opzet en uitwerking van onderzoekprojecten niet wordt beïnvloedt door andere dan puur wetenschappelijke belangen. En dat de resultaten hoe dan ook naar buiten komen ongeacht of deze het belang van de geldschieter dienen. Dit klinkt voor de handliggend maar het veiligstellen van private financiering en de continuering hiervan brengt soms gedragingen met zich mee die hiermee in strijd zijn. Interessant is in dit kader ook het topsectorenbeleid. Laat ik volstaan met de vraag, ‘hoe gaan de universiteiten om met het geld dat – als onderdeel van dit topsectorenbeleid – hun als worst wordt voorgehouden?’
Deeltijdleerstoelen bedreiging
In Nederland speelt nog iets anders. Het is een ingeburgerde praktijk om privaat gefinancierde deeltijdleerstoelen (deeltijdhoogleraren) in te stellen. Op deze leerstoelen zitten veelal mensen die een primaire werkgever elders hebben, bijvoorbeeld als partner in advocaten- en accountantskantoren. Hoe kunnen zij hun onafhankelijkheid waarborgen? Dit is buitengewoon lastig; de hoofdwerkgever zal direct of indirect de onafhankelijkheid in de weg staan. Zo wordt onder de vlag van een hoogleraartitel commentaar gegeven in de media en dat terwijl er vaak niet vrijuit gesproken kan worden omdat de hoofdwerkgever een commerciële partij is met een bepaald belang.
Voor de private financiering van leerstoelen zou een goede regel zijn om zo’n financiering alleen toe te staan voor voltijdleerstoelen – echte hoogleraarplaatsen dus. Het is dan veel makkelijker te garanderen dat louter en alleen op wetenschappelijke kwalificaties wordt geworven, en bovendien kan er geen andere hoofdfunctie de gewenste onafhankelijkheid bedreigen. Bij deeltijdleerstoelen is dat veel minder evident; die persoon heeft immers een andere hoofdfunctie met mogelijk conflicterende belangen.
Integriteit van wetenschappers zelf
En ja, de universiteiten zullen ook veel scherper moeten zijn op fraude van wetenschappers zelf. Dit is niet makkelijk. Wetenschap is gericht op ‘nieuwe dingen’, vaak complex en alleen door intimi in het veld te begrijpen. Hoe controleer je dat? De realiteit is dat remmen op fraude voornamelijk bestaan uit het vertrouwen op eerlijkheid van de onderzoeker en de (dreiging van) ontdekking van fraude via signalen van collega wetenschappers.
In de meeste gevallen zal dit genoeg zijn om de meest extreme vormen van fraude in te dammen. Echter, meer milde vormen van manipulatie zullen hierdoor lang niet altijd voldoende worden weggenomen. Het is mogelijk om data te manipuleren, bijvoorbeeld door observaties weg te laten. Ook kan door een veelheid aan regressies te doen, statistische significantie worden gesuggereerd. Met een 5% significantiedrempel leidt elk twintigtal regressies namelijk tot gemiddeld een (EEN) significant resultaat zelfs als er op geen enkele manier een verband is. Replicatiestudies zijn gewenst om te bezien of sprake is geweest van een dergelijke ‘fishing expeditie’.
Universiteiten zullen alerter moeten worden. De belangen zijn te groot. Zoals de commissie die een rapport uitbracht naar aanleiding van de zaak Stapel aangaf – de Commissie Levelt, 2011 – er moeten bepaalde checks & balances worden ingebouwd. Veel verder dan het aangeven van het belang van een vertrouwenspersoon voor wetenschappelijke integriteit komt de commissie niet. Veel meer is nodig. Net als het via een vast computerprogramma controleren op plagiaat in het geval van scripties, zou het mogelijk kunnen zijn om met statistische technieken onregelmatigheden in gebruikte data op te sporen. Een techniek ontworpen door de Wharton (University of Pennsylvenia) wetenschapper, Uri Simonsohn, lijkt hiertoe een veelbelovende aanzet te bieden, zie een recent Rotterdams fraude geval. Manipulatie van data of andere manieren van vals spel zullen echter niet uit te bannen zijn. Het onderkennen van de manipulatiemogelijkheden, alertheid en het bespreekbaar maken van de verleidingen tot manipulatie waar wetenschappers aan bloot kunnen staan zijn van groot belang.
Bovenal is mijn boodschap echter dat de universiteit haar wetenschappelijke missie moet veiligstellen. De onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek is hiervoor cruciaal. De dilemma’s waar universiteiten mee te maken hebben in een omgeving waar steeds meer van universiteiten wordt verlangd moeten worden onderkend. Universiteiten worden de markt opgedreven. Private financiering zal meer en meer aan belang gaan winnen. Cruciaal voor universiteiten is om zich met zelfvertrouwen te manifesteren in deze private wereld. Universiteiten hebben iets te bieden. Ze moeten bedrijfsleven en andere commerciële belangen koesteren als nieuwe bronnen van financiering, maar mogen op geen enkele manier hun autonomie daarvoor opgeven. Houd alle private belangen op de juiste afstand en waarborg de wetenschappelijke missie. Juist op die manier optimaliseert de universiteit haar toegevoegde waarde.
Zie voor verdere overwegingen: Arnoud W.A. Boot en Jeroen van de Ven, “Universiteit en onderzoek: dilemma’s en integriteitvraagstukken”, te verschijnen in MAB (Maandschrift voor Accountancy en Bedrijfseconomie), juli/augustus 2012.
Auteur
Categorieën