Ga direct naar de content

Inflatiedoelstelling ecb te rigide

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 10 2003

Inflatiedoelstelling ecb te rigide
Aute ur(s ):
Financiele diensten Amsterdam
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4392, pagina 23, 10 januari 2003 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):

De inflatie in de eurozone blijft maar boven de twee procent, de streefwaarde van de ecb, steken. Ondanks de economische neergang
vertoont de inflatie nauwelijks een duidelijke neerwaartse trend en divergeren de inflatiepercentages tussen de verschillende lidstaten.
Over de laatste jaren blijkt dat bij een hoogconjunctuur een convergentie van de inflatiepercentages van de verschillende landen in de
eurozone plaatsvindt en dat er in een economische neergang sprake is van een divergentie. Dit is in tegenstelling tot de vs, waar de
inflatieverschillen tussen de verschillende regio’s zowel in een hoog- als een laagconjunctuur redelijk stabiel blijven.
De oeso stelde onlangs in een studie dat een divergentie van de inflatie tussen de verschillende lidstaten niet per se slecht is. In de
eurozone, waar door rigiditeiten het aantal aanpassingsmechanismen om verschillen in economische ontwikkeling te pareren beperkt is,
bestaat een grotere noodzaak tot aanpassingen via de relatieve prijzen en lonen in de verschillende lidstaten. Het gebrek aan mobiliteit in
de arbeidsmarkt is één van de rigiditeiten. Terwijl in de vs een groeivertraging in een regio gepaard gaat met een omvangrijke migratie,
vindt er in de eurozone nauwelijks emigratie plaats vanuit een land met een zwakke groei naar een ander land met een robuuste
economische groei. Het ontbreken van deze arbeidsmobiliteit zou theoretisch gezien dan moeten worden gecompenseerd door
aanpassingen in de relatieve prijzen of lonen. Echter, het bestaan van een neerwaartse rigiditeit van lonen en prijzen is een algemeen
erkend fenomeen. Bij een veronderstelling dat een divergentie van de economische ontwikkelingen in de eurozone aanhoudt, vraagt de
oeso zich openlijk af of een streefwaarde van twee procent van de ecb niet te stringent is om relatieve prijsaanpassingen tussen lidstaten
met uiteenlopende groeipercentages toe te staan. Immers, bij gebrek aan alternatieve aanpassingsmechanismen moet een aanpassing via
prijzen en lonen lopen. Gegeven de neerwaartse rigiditeit van prijzen en lonen komt de noodzakelijke divergentie mogelijk in conflict met
het streven naar een gemiddelde inflatie van minder dan twee procent.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur