De toekomst van het chartale geld
Aute ur(s ):
Duisenberg, W. (auteur)
President van de Europese Centrale Bank.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4340, pagina 979, 21 december 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Velen beschouwen de invoering van de chartale euro, op 1 januari aanstaande, als het startpunt voor de Europese muntunie. Niets is
minder waar. De invoering van de chartale euro is eerder het sluitstuk van het Europese monetaire integratieproces. De euro is al
weer bijna drie jaar geleden ingevoerd, op 1 januari 1999, toen de wisselkoersen van de deelnemende landen onherroepelijk aan
elkaar werden vastgeklonken. Juridisch gezien zijn de nationale valuta sinds die dag uitdrukkingsvormen van de euro. Net zoals er
vier kwartjes in een gulden gaan, gaan er 2,20371 guldens in een euro.
De fixatie op de invoering van de chartale euro is voor een deel begrijpelijk. De symboliek die uitgaat van de invoering van de
euromunten en -bankbiljetten spreekt immers meer tot de verbeelding dan de conversie van, bijvoorbeeld, systemen van financiële
instellingen. Een goed voorbeeld hiervan is de tentoonstelling Hulde aan de gulden in de Rotterdamse Kunsthal. Bovendien komt het
grote publiek op
1 januari pas echt met de euro in aanraking. Niet alleen vanwege de invoering van de chartale euro, maar ook omdat dan pas echt de hele
samenleving overschakelt op de euro. Tot dusverre was de euro namelijk vooral voorbehouden aan centrale bankiers, financiële
instellingen en markten, en grote multi-nationale ondernemingen.
Toch is de belangstelling voor chartaal geld opmerkelijk, zeker wanneer we naar de statistieken kijken. Van de totale geldhoeveelheid in
het eurogebied (M3), bestaat slechts zo’n zes procent uit chartaal geld. Al voor de totstandkoming van de monetaire unie was er reeds
sprake van een geleidelijk dalend aandeel van chartaal geld in de geldhoeveelheid, vooral in Nederland. In tegenstelling tot alle andere
componenten van de geldhoeveelheid, is de hoeveelheid chartaal geld in omloop in het eurogebied sinds het eerste kwartaal van dit jaar
onafgebroken gedaald. En ofschoon de laatstgenoemde ontwikkeling ongetwijfeld samenhangt met de eerder genoemde invoering van
de chartale euro, rijst toch de vraag of chartaal geld nog wel een toekomst heeft.
Voor de korte en middellange termijn is het antwoord op deze vraag ongetwijfeld ja. In de eerste plaats zijn er nog veel economieën die
bijna volledig van chartaal geld afhankelijk zijn. Zo circuleert volgens schattingen van de Duitse Bundesbank ongeveer veertig procent
van de Duitse mark-bankbiljetten in het buitenland, met name in Centraal- en OostEuropa. Maar ook in de industriële wereld is een ‘contantenloze maatschappij’ voorlopig nog niet aan de orde. Een volledig giraal of
elektronisch betalingsverkeer zou immers niet alleen een drastische gedragswijziging van het publiek vereisen, het zou ook betekenen dat de associatie van
chartaal geld met wettig betaalmiddel overboord zou moeten worden gezet.
Op lange termijn kan een maatschappij zonder contanten echter niet worden uitgesloten. De geschiedenis leert ons immers dat de
verschijningsvormen van geld in de loop der eeuwen zijn geëvolueerd, voor een belangrijk deel ingegeven door technologische
ontwikkelingen. Dit blijkt ook uit dit nummer van ESB, waarin nog maar een deel van de monetaire geschiedenis wordt besproken.
Een samenleving zonder chartaal geld zou overigens fundamenteel niets veranderen aan de drie standaardfuncties van geld transactiemiddel, oppotmiddel en rekeneenheid – en de rol van de centrale bank hierbij. Chartaal geld of niet, een groei van de geldhoeveelheid die structureel uitgaat boven de
trendgroei van het nationaal inkomen en een inflatievoet in overeenstemming met de definitie van prijs-stabiliteit, gecorrigeerd voor de
trendontwikkeling van de omloopsnelheid van geld, zal uiteindelijk leiden tot excessieve inflatie. Maar de centrale bank zal ook in een
wereld zonder chartaal geld in staat zijn om de geldmarkt te beïnvloeden en de geldmarktrente te sturen.
Een contantenloze maatschappij stelt ook eisen aan de kwaliteit van het geld en het vertrouwen van het publiek in geld als algemeen
geaccepteerd betaalmiddel. Zoals centrale banken nu veel energie steken in de ontwikkeling van echtheidskenmerken van bankbiljetten,
vereist een contantenloze maatschappij een toenemende bemoeienis van de centrale bank met de veiligheid van de nieuwe betaalvormen.
En centrale banken zullen ook een mening hebben over de wijze waarop nieuwe betaalvormen bijdragen aan de efficiëntie van het
betalingsverkeer.
Ofschoon dit scenario voorlopig nog toekomst-muziek is, stelt het vooruitzicht hierop hoge eisen aan centrale banken, ook al verandert
de wezenlijke rol van de centrale bank niet per se. Met de invoering van de chartale euro, een gigantische logistieke operatie die haar
weerga niet kent, hebben en zullen centrale banken echter laten zien over voldoende flexibiliteit te beschikken om ook deze nieuwe
uitdagingen weer aan te kunnen.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)