Nederland als economisch model
Aute ur(s ):
Pilat, D. (auteur)
Werkzaam b ij de OESO.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4316, pagina 527, 22 juni 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Waarom doet Nederland het economisch zo goed? Het is een vraag die mijn collegae mij regelmatig stellen. De oeso vergelijkt de
economische prestaties van landen, analyseert de factoren die bijdragen aan die prestaties en probeert beleidsconclusies te trekken
die nuttig zijn voor onze lidstaten. Nederland komt de laatste jaren goed uit de bus, zoals blijkt uit hoge economische groei en dalende
werkloosheid. Maar kunnen we hiermee spreken van een economisch model? Doet Nederland het echt beter dan andere landen?
In vele opzichten is het antwoord op deze vragen wel degelijk ja. Nederland is, samen met Australië en Ierland, het enige land binnen de
OESO waar de economische groei, gecorrigeerd voor conjuncturele fluctuaties, in de jaren negentig een stuk hoger lag dan in de jaren
tachtig 1. Zoals bekend ging die groei gepaard met een toename van de arbeidsparticipatie en een gestage groei van de
arbeidsproductiviteit. In vele Europese landen ligt dit anders. In veel van deze landen steeg de arbeidsproductiviteit weliswaar in de jaren
negentig, maar dit was veelal het gevolg van een groei in de kapitaalintensiteit en, in sommige gevallen, het afstoten van werknemers met
een lage productiviteit. Dit was weliswaar ook zo in Nederland in de jaren zeventig, maar sindsdien heeft het poldermodel bijgedragen tot
betere prestaties op de arbeidsmarkt.
Een model voor andere landen dus, tenminste wat betreft de afgelopen jaren. Maar zal Nederland ook een economisch model kunnen zijn
voor de komende jaren? Dat is onzeker. Het poldermodel loopt, zoals blijkt uit de toegenomen arbeidsonrust en stijgende looneisen, zo
langzamerhand aan z’n einde. In de toekomst zal de Nederlandse groei veel meer afhankelijk zijn van een stijging van de
arbeidsproductiviteit 2. Het Nederlandse niveau van arbeidsproductiviteit is al hoog in vergelijking met andere OESO-landen. Er is nog
wel ruimte voor productiviteitsgroei, maar dat vereist ander beleid dan de werkgelegenheidsgerelateerde groei van de afgelopen jaren.
Snellere technologische vooruitgang, betere commercialisering van innovaties, betere training en organisatie van werk, nieuwe bedrijven,
en netwerkeffecten ontleend aan de verspreiding van ict, zijn zo een aantal factoren die een bijdrage kunnen leveren.
Is Nederland ook op deze terreinen een model? In de meeste gevallen luidt het antwoord nee. Neem de verspreiding van ict. De
Scandinavische landen, Australië en de Verenigde Staten lopen binnen de OESO voorop in investeringen en toepassingen van ict.
Nederland zit boven de middenmoot, maar niet in de top. Hetzelfde geldt voor innovatie. Nederland doet goed mee, maar innovatie is
veelal een zaak van een paar grote bedrijven en niet van de hele economie. Ook de regels voor het starten van een bedrijf zijn in
Nederland nog altijd relatief complex in vergelijking met andere OESO-landen. Ruimte voor verbetering dus. Een aantal van deze landen,
waaronder Australië en Finland, is Nederland al voorgegaan op het traject van verdere productiviteitsstijging. Het beleid van deze
landen op het gebied van innovatie, scholing, de verspreiding van ict en de creatie van nieuwe bedrijven biedt al nuttige lessen voor
andere oeso-landen. Australië heeft bijvoorbeeld de hoogste deelname van volwassenen aan hoger onderwijs dankzij een goed netwerk
van technische colleges.
Is het poldermodel dan achterhaald? Zeker niet. Productiviteitsverbeteringen zijn niet alleen afhankelijk van ict, innovatie, scholing en
ondernemerschap. Marktwerking is cruciaal. Bedrijven zullen weinig doen aan innovatie of de reorganisatie van werk als ze weinig
concurrentie ondervinden. En ook de kosten van ict zijn afhankelijk van de mate van concurrentie. Daar komt bij dat een slecht
functionerende arbeidsmarkt kan betekenen dat productiviteitsgroei ten koste gaat van laaggeschoolde werknemers. Een goede basis in
marktwerking en macro-economisch beleid blijft dus belangrijk.
Kan Nederland haar beleid verbreden en ook naar een nieuw productiviteitsmodel groeien? Het hangt er van af of beleidsmakers en
politici een nieuwe visie voor de economische ontwikkeling van Nederland kunnen ontwikkelen. Deze visie zal meer aandacht moeten
besteden aan innovatie, scholing en ondernemerschap. Het zal ook een lange-termijn visie moeten zijn, want productiviteitsgroei – het
efficiënter gebruik van kapitaal en arbeid – is een kwestie van lange adem. Het succes van Australië en Finland, bijvoorbeeld, valt deels
toe te schrijven aan beleidswijzigingen in de jaren tachtig.
Wat betekent dit nu voor de OESO? Het poldermodel blijft interessant voor veel landen die nog steeds met hoge werkloosheid kampen.
Maar er zijn nu ook andere modellen die de moeite waard zijn. Hopelijk blijft Nederland het economisch goed doen en stellen mijn
collegae mij over een paar jaar nog steeds vragen over het Nederlandse succes. Maar dan heb ik het waarschijnlijk niet meer over het
polder-model
1 OESO, The new economy: beyond the hype, http://www.oecd.org/subject/growth/products/0001321e.pdf.
2 Zie F.H.J. Don, Het Nederlandse groeipotentieel tot 2006 , ESB, 30 maart 2001, blz. 284-287.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)