statistiek
Internationaal
De vlucht naar zekerheid
Met de toegenomen volatiliteit op de financiële markten steeg in het eerste kwartaal de risicoafkeer bij beleggers. Een crash op de Chinese beurs veroorzaakte
grote beroering. Aandelenmarkten daalden, speculatieve geldstromen (bekend
als carry trades) verlegden geleidelijk hun koers en beleggers vluchtten in veilige
activa. Hierna kwamen berichten uit de VS dat een aantal hypotheekbanken was
omgevallen door een verslechterde leningenportefeuille. Zo lijkt het thema dat de
markten beheerste in 2006 – de zoektocht naar rendement – plotsklaps ingeruild voor de nieuwe thema’s van zekerheid, liquiditeit en voorspelbaarheid.
De vlucht in veilige activa heeft ertoe geleid dat prijzen van overheidsobligaties
in de periode februari–maart sterk zijn gestegen en effectieve rendementen op
dat papier daalden. Echter, naast zekerheid is tevens gekozen voor maximaal
liquide papier. Het valt op dat alle AAA-staatsobligaties (waaronder die van
Nederland) ten opzichte van de zeer liquide Duitse Bund in koers zijn gedaald.
Het renteverschil met Duitsland (spread) liep op ondanks dat de Nederlandse
Staat door velen als kredietwaardiger wordt gezien dan de Duitse; dit is bijvoorbeeld af te lezen aan de ranglijst van meest kredietwaardige landen waar
Nederland steeg naar een vierde plaats (zie de Institutional Investor van maart
2007).
De vlucht naar zekerheid zien we niet direct terug op de geldmarkt. De spreads
van Nederlands schatkistpapier ten opzichte van de swaprente op de geldmarkt
(het tarief waartegen Europese banken onderling geld uitlenen) zijn in februari
en maart afgenomen in vergelijking met januari; zie figuur. De eerder genoemde
turbulentie op financiële markten in de tweede helft van het eerste kwartaal
STEEF AKERBOOM (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
leidde tot een verhoogde onzekerheid over de economische vooruitzichten. Hierdoor is tevens de al
bestaande onzekerheid over de omvang en timing
van rentestappen door de ECB vergroot. Met de
meeste onzekerheid aan de korte kant lijken beleggers eerder te kiezen voor langere looptijden. Een
vlucht naar zekerheid leidt dus niet altijd tot betere
prijzen voor veilige producten.
Spreads op 3-maands schatkistpapier en het gemiddelde van 6-,9- en 12-maands papier, in basispunten
op het moment van uitgifte.
0
jan-07
feb-07
De inflatie in Nederland heeft de afgelopen tien jaar sterk gereageerd op conjuncturele ontwikkelingen (grafiek). Hierbij volgde de inflatie de conjuncturele
situatie met een vertraging van ongeveer een jaar. Tijdens de vorige hoogconjunctuur liep de inflatie snel op van twee procent aan het begin van 2000 tot
4,5 procent in medio 2001. Vervolgens daalde de inflatie binnen drie jaar tot
iets boven de een procent in 2004. Zo veranderde Nederland van één van de
landen met de hoogste inflatie in één van de landen met de laagste inflatie in
het eurogebied. Nu de fase van hoogconjunctuur is aangebroken, is het de vraag
of de inflatie in Nederland de komende tijd weer sterk gaat oplopen.
De belangrijkste reden dat de inflatie tijdens een hoogconjunctuur stijgt, zijn de
oplopende loonkosten als gevolg van toenemende krapte op de arbeidsmarkt.
Volgens schattingen van het Centraal Planbureau droegen hogere arbeidskosten
tijdens de inflatiepiek van de vorige conjunctuurcyclus (inflatie van 4,5 procent
in 2001) maar liefst 2,1 procentpunt bij aan de inflatie. Zowel de contractlonen
als de incidentele component liepen destijds sterk op door toenemende spanningen op de arbeidsmarkt. Hoewel de werkloosheid momenteel nog wat hoger ligt,
bevindt de vacaturegraad zich inmiddels op een vergelijkbaar niveau als in de
jaren 1999–2001, toen de krapte zeer nijpend was. De vraag is nu hoe de lonen
op deze situatie zullen gaan reageren.
De lonen reageren doorgaans met een vertraging van een à twee jaar op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Dit komt doordat contractlonen vaak voor een
looptijd van meer dan een jaar worden afgesloten. De loonontwikkeling zal dit
jaar dan ook nog gedrukt worden door cao’s die zijn afgesloten in 2005, toen de
economische vooruitzichten nog onzeker waren. Deze maken maar liefst zestig
procent uit van de cao’s die op dit moment geldig zijn. Het grootste deel van
240
ESB
12 januari 2007
apr-07
-4
-6
-8
-10
-12
3-maands
6-, 9- en 12-maands (gemiddeld)
Bron: Het Agentschap van het ministerie van Financiën
Monetaire Zaken
Oplopende inflatie bij hoogconjunctuur
mrt-07
-2
GUIDO SCHOTTEN (DNB)
Lonen, inflatie en DNB-conjunctuurindicator. Procentuele
mutaties en genormaliseerde afwijking van de trend
5
1,5
4
1,0
3
0,5
2
0,0
1
-0,5
0
-1
-1,0
Cpi, geschoond ¹
Cao-lonen (per uur, excl. bijzondere beloningen)
DNB-conjunctuurindicator (realisatie), schaal rechts
96 97 98
99 00 01
-1,5
02 03 04 05 06 07
¹ Inflatie op basis van de cpi exclusief het effect van indirecte
en consumptiegebonden belastingen en exclusief overheidsdiensten,
huur, energie, groente en fruit en consumptie in het buitenland
Bron: CBS, DNB
deze cao’s zal echter in de tweede helft van dit jaar
aflopen. De verwachting is dan ook dat de contractloonstijging binnenkort gaat oplopen. Gezien de
krappe arbeidsmarkt zou de incidentele looncomponent dit jaar al kunnen stijgen. Onder de veronderstelling van een constante groei van de arbeidsproductiviteit, zullen de arbeidskosten en de inflatie dan
ook toenemen.
Financiële Markten
MARCEL TAK (FDA)
Aandelenhectiek en renterust
Bron: FDA
equity en hedgefondsen zijn actiever dan ooit in hun jacht op verborgen waarde
binnen al dan niet beursgenoteerde ondernemingen. De aanval op ABN-Amro is
het meest sprekende voorbeeld in dit opzicht, maar ook telecombedrijven (KPN) en
detailhandelsondernemingen (Ahold) zijn hun zelfstandige beursleven niet zeker.
Om zich te wapenen tegenover dit financiële geweld van het flitskapitaal zoeken
bedrijven elkaar op en beginnen onderhandelingen over samenwerking, fusie of
een vriendschappelijke overname. Het eind van de hectiek lijkt niet in zicht, zeker
zolang de rente op een relatief laag niveau blijft. De lage rente is één van de verklarende factoren van de steeds toenemende activiteit van het durfkapitaal. De afgelopen weken liep de rente iets op, na gedurende de aandelencorrectie (de aandelenkoersen daalden in februari–maart ruim acht procent) juist wat te zijn gedaald.
Per saldo is er weinig verandering in het niveau van de lange rente. Het ziet er niet
naar uit dat deze situatie snel zal veranderen. Met een verzwakkende Amerikaanse
economie en een inflatie die onder controle komt, heeft de Fed nog dit jaar ruimte
de korte rente te verlagen. Of dat tot een (evenredige) daling van de lange rente
leidt is de vraag. Er zijn meer factoren die daarop invloed hebben, zoals mogelijk
toenemende inflatieverwachtingen bij een ruimer monetair beleid. In Europa zal de
korte rente nog een aantal keer worden verhoogd, zonder negatief gevolg voor de
lange rente. Net als bij de verhogingen van de korte rente in de VS de afgelopen
jaren zien beleggers een stijging van de korte rente als signaal dat inflatiebestrijding topprioriteit is. Aangevuld met vraag naar obligaties door de naar verwachting
sterker wordende euro zal de Europese lange rente naar alle waarschijnlijkheid zelfs
iets kunnen dalen. Kortom, er is rust op de rentemarkt, waardoor hedgefondsen alle
ruimte behouden voor hun koersopdrijvende activiteiten.
JOB VAN DER ZWAN (CBS)
Arbeidsmarkt
De financiële markten blijken over een enorme veerkracht te beschikken. De koersdaling van aandelen,
die eind februari inzette, is binnen enkele weken meer
dan ongedaan gemaakt. Een bijdrage aan het herstel
leverde de steeds nadrukkelijker aandacht voor overnames, fusies en opsplitsingen van bedrijven. Private
Aandelenkoersen – DJ Eurostoxx 50
4300
4200
4100
4000
3900
3800
3700
3600
3500
3400
Apr
Jun
Aug
Oct
Dec
Feb
Apr
Banen in de bouwnijverheid
x 1000
600
500
400
300
200
100
0
1987 1990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Werknemers
Zelfstandigen
Bron: CBS
Zelfstandigen rukken op in de bouw
In de periode 1987–2005 is het aantal banen van
werkzame personen in de bouwnijverheid met 76
duizend toegenomen tot 476 duizend. Het aantal
banen van zelfstandigen steeg in deze periode met
63 duizend tot 107 duizend. Hiermee namen zelfstandigen ruim tachtig procent van de banengroei in
de bouw voor hun rekening. Zelfstandigen vormen
inmiddels twintig procent van de werkgelegenheid in
de bouw.
In de bouwnijverheid heeft het zelfstandige ondernemerschap een hoge vlucht
genomen. In de grond-, water- en wegenbouw verdubbelde het aandeel zelfstandigen naar tien procent. Koplopers zijn de bedrijfsklassen burgerlijke en
utiliteitsbouw en overige bouwnijverheid (bouwinstallatie, het afwerken van
gebouwen, zoals schilderen, stuken) waar in 2005 één op de vier banen werd
uitgeoefend door een zelfstandige. In 1987 was dit respectievelijk nog één op de
tien en één op de acht.
Vanaf 2001 is de populariteit van het ondernemersschap in de bouwnijverheid
sterk toegenomen. In dat jaar bereikte het aantal banen van werknemers een
recordhoogte. In de jaren daarna daalde dit aantal, maar het aantal banen van
zelfstandigen groeide door. Deze groei hangt samen met de opkomst van nieuwe
vormen van ondernemersschap. De bouw kende als eerste de zogenoemde
zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Dit zijn vaak voormalig werknemers die
aan meerdere opdrachtgevers diensten aanbieden en opdrachten uitvoeren voor
eigen rekening en risico. Het inschakelen van zzp’ers voor metsel-, stukadoorsen tegelzetwerkzaamheden is vandaag de dag niet meer weg te denken uit de
bouw.
Niet alleen zijn er in de bouwnijverheid meer zelfstandigen werkzaam dan twintig
jaar geleden, er werken nu ook uitzendkrachten. Tot mei 1997 was het in de
bouwsector niet toegestaan om personeel via een uitzendbureau in te zetten. In
het vierde kwartaal van 2005 liepen er in de bouw ruim zestienduizend uitzendkrachten rond. Door de opkomst van uitzendkrachten en zzp’ers kan de factor
arbeid in de bouw veel flexibeler worden ingezet.
ESB
12 januari 2007
241
Auteurs
Categorieën