Ga direct naar de content

Van management naar ondernemerschap

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 12 1999

Van management naar ondernemerschap
Aute ur(s ):
Thurik, A.R. (auteur)
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4205, pagina 383, 21 mei 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
ondernemerschap

Europese werkloosheid blijft hoog, en de economische groei is te laag om deze op te lossen. Dit is beleidsmakers ook opgevallen.
Sommigen pleiten ervoor om de loonvoet te verlagen en sociale vangnetten minder aantrekkelijk te maken. Er lijkt dan een keuze te
ontstaan tussen een ‘Europees’ economisch systeem met prima vangnetten en veel werkloosheid en een ‘Amerkiaans’ systeem met
krakkemikkige vangnetten en veel werkgelegenheid.
Dat beeld miskent dat er fundamentele dingen veranderd zijn in de Westerse economische systemen. Is er nog wel zo’n harde relatie
tussen loonvoet en werkgelegenheid 1? Laten wij eens naar Silicon Valley kijken: lonen èn werkgelegenheid zijn daar harder gegroeid dan
waar ook in Amerika. In Nederland is de werkgelegenheid flink gegroeid, ook nadat de loonmatiging in de jaren negentig minder is
geworden.
Hoe komt dat? Loonmatiging als aderlating om werkgelegenheidsproblemen te lijf te gaan was wellicht een uitstekend medicijn in de
‘managementeconomie’. In de ‘ondernemerschapseconomie’ heeft deze remedie geen grote betekenis meer. De managementeconomie
heeft het uitstekend gedaan in de eerste tachtig jaar van deze eeuw. Ze was gebaseerd op goed duidbare producten, steeds complexer
wordende productieprocessen, een oriëntatie op het behalen van schaalvoordelen, prijsconcurrentie, enzovoort. Deze economieën
bestaan nog wel maar hebben in moderne oeso- landen geen betekenis meer. Daar heeft globalisering voor gezorgd. Die betekende
enerzijds de komst van nieuwe concurrentie uit landen met lage lonen en toch een goed opgeleide bevolking. In Oost Europa en Azië zijn
er tal van dit soort landen te vinden. Anderzijds betekende globalisering dat door de telecommunicatie- en computerrevoluties het
verplaatsen van kapitaal en informatie veel goedkoper is geworden. Op routine gebaseerde productieprocessen zijn niet meer rendabel
op locaties met hoge kostenniveaus zoals in de oeso-landen. Zelfs complexe productieprocessen zijn niet meer gebonden aan bepaalde
locaties. Een directeur van een grote Nederlandse multinational hoorde ik onlangs zeggen: “dat productieproces is eigenlijk alleen nog
maar complex, dat doen wij nu dus gewoon in Maleisië”.
Het relatieve voordeel van OESO- landen is vooral gelegen in activiteiten met een sterke kennis component. Deze component verschilt
nogal van andere, meer traditionele productiefactoren zoals arbeid, kapitaal en land. Kennis kenmerkt zich door een hoge mate van
onzekerheid, forse asymmetrie tussen personen en een moeizame verhandelbaarheid.
Kleine bedrijven gedijen uitstekend in een op kennis georiënteerde economie. De variatie in aanpak die één van de kenmerken is van
groepen kleine bedrijven is een goed selectiemiddel om op zoek te gaan naar het nieuwe. Er zit enorme experimenteercapaciteit verborgen
bij kleine en vooral jonge bedrijven. De toewijding en betrokkenheid van een kleinschalige omgeving voorkomt dat zoekactiviteiten
uitmonden in intellectuele, marktvreemde exercities. De cluster- of netwerkstructuur waarin vele kleine bedrijven optreden maximeert de
kans dat onverwachte resultaten ontstaan en ook de kans op diffusie zodra er doorbraken plaatsvinden. Die structuur stimuleert ook dat
onverwachte resultaten benut worden. Er is immers altijd wel iemand die de koppeling ziet tussen een vaag idee en een concreet product.
Zo’n op kennis en zoekactiviteiten georiënteerde economie wordt wel een ondernemerschapseconomie genoemd 2. De wetmatigheden
van de managementeconomie zijn voor deze economie niet vanzelfsprekend. Dit geldt ook voor de relatie tussen loonvoet en
werkgelegenheid. Natuurlijk blijft het zo dat een lage loonvoet ondernemerschap stimuleert. Maar in een onzekere wereld waarin kennis,
zoeken, variatie en selectie een grote rol spelen, kunnen wij niet veel verwachten van loonmatiging als determinant van groei.
En het Poldermodel dan? Nederland laat toch een groei zien die al enige jaren boven het Europese gemiddelde zit en in goed overleg zijn
de lonen toch weinig gestegen? Dat is waar. Maar er zijn ook andere dingen gebeurd in Nederland. Zo is het aantal ondernemingen in de
laatste tien jaar met vijftig procent gestegen 3. Recent onderzoek laat zien dat groei in moderne oeso-landen wordt gestimuleerd door
ondernemerschap 4. Natuurlijk zijn deze nieuwe ondernemingen niet allemaal ‘Schumpeteriaans’ bezig en op zoek naar het nieuwe. Wel
heeft hun komst ervoor gezorgd dat Nederland een moderne economische structuur heeft met ondernemers die de laatste technieken
toepassen. Deze ondernemers zijn zich meer bewust van de noodzaak om goede mensen aan te trekken en te behouden dan van de
noodzaak deze mensen weinig te betalen

1 A survey of pay, The Economist, 8 mei 1999.

2 D.B. Audretsch and A.R. Thurik, Sources of growth: the entrepreneurial versus the managed economy , Discussion paper TI97-109/3,
Tinbergen Instituut, EUR, 1997.
3 K.L. Bangma, Y. Bernardt, H.A.C. van Schaik en W.H.J. Verhoeven, Het belang van bedrijfstypen voor de
werkgelegenheidsontwikkeling, EIM, 1999.
4 M. Carree, A. van Stel, A.R. Thurik and S. Wennekers, Business ownership and economic growth: an empirical investigation,
Research report 9809/E, EIM.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur