Ga direct naar de content

Kuddegedrag

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 11 1998

Kuddegedrag
Aute ur(s ):
Kee, P.T.J.G. (auteur)
Wageningen Universiteit en Researchcentrum, leerstoelgroep Algemene Economie.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4178, pagina 903, 27 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
migratie, aandelen

Emigranten met dezelfde herkomst blijken zich in de praktijk veelal te concentreren in een bepaalde regio. Deze tendens tot
concentratie kan voortvloeien uit bekendheid met de landstaal (bijvoorbeeld Surinamers in Nederland) of de nabijheid van het land
(bijvoorbeeld Mexicanen in de VS). Deze verklaringen gelden echter lang niet altijd. Zo wordt voor bijvoorbeeld Marokkanen in België
en Nederland wel gewezen op de relatief lage migratiekosten die voortkomen uit de aanwezigheid van een zeker aantal landgenoten,
die hulp bieden bij bijvoorbeeld het vinden van werk en huisvesting. Deze ‘netwerk externaliteiten’ verklaren echter niet de initiële
concentratie die vereist is voordat deze positieve externe effecten optreden.
Volgens Gil Epstein en Arye Hillman kunnen zowel het ontstaan als de verdere uitdijing van migrantenconcentraties worden verklaard uit
‘kudde’-effecten 1. Met kuddegedrag wordt het kopiëren van andermans beslissingen bedoeld, zelfs als volgens eigen informatie een
andere keuze beter is. Eerder is aangetoond dat dit gedrag zich kan voordoen bij beslissingen over (bedrijfs)investeringen 2. In het door
Epstein en Hillman gepresenteerde model van individuele nutsmaximalisering beslist eenieder achtereenvolgens of en naar welke regio te
emigreren. Er wordt aan ieder bestemmingsland een gelijke a priori kans op optimaliteit toegeschreven; één (onbekend) land biedt echter
de beste voorwaarden. Men beslist door (met de stelling van Bayes) de a posteriori kans op optimaliteit van ieder land te berekenen.
Hierbij wordt rekening gehouden met de a priori kansen en de eerdere keuzen van anderen. Dit is rationeel omdat deze anderen wellicht
beschikten over informatie die nu niet meer voorhanden is. Verder kan men een signaal ontvangen betreffende de optimale bestemming;
met een kans groter dan 0,5 is deze persoonlijke aanwijzing correct. Onder bepaalde vooronderstellingen kunnen kudde-effecten dan al
optreden vanaf de derde beslisser. Stel dat de eerste persoon het signaal krijgt dat van een aantal regio’s de Bijlmer optimaal is. Hij zal
dan naar de Bijlmer emigreren. Als de tweede beslisser vervolgens hetzelfde signaal krijgt, zal ook hij naar de Bijlmer emigreren. Stel de
derde persoon krijgt het signaal dat Ameland optimaal is. De kansberekening geeft nu aan dat de kans dat het signaal voor Ameland
correct is, kleiner is dan de kans dat de Bijlmer de optimale regio is. De derde beslisser zal dan zijn eigen signaal negeren en ook naar de
Bijlmer emigreren. Alle volgende potentiële emigranten gaan ook naar de Bijlmer, ongeacht welk signaal ze ontvangen.
Hier doen deze kudde-effecten zich dus voor zodra een bepaalde bestemming twee immigranten meer ontvangt dan enig andere
bestemming. Een realistischer conclusie volgt uit een model waarin wordt verondersteld dat een persoon met signaal ‘Ameland’ alleen
naar ‘de Bijlmer’ emigreert vanaf een bepaalde grootte van het verschil in kans op optimaliteit van beide regio’s. Dan geldt dat naarmate
het vertrouwen in de juistheid van het eigen signaal toeneemt, het verschil tussen het aantal emigranten naar de twee regio’s groter moet
zijn alvorens het eigen signaal wordt genegeerd.
Kuddegedrag heeft verschillende negatieve gevolgen. De resulterende verdeling van emigranten over landen leidt niet tot maximale
productie en is dus inefficiënt. Ook wordt de kans op sociale spanningen vergroot: niet-migranten lijken vooral een overschrijding van
een bepaalde drempelwaarde in het aantal immigranten uit hetzelfde land als bedreigend te ervaren. Verder daalt het inkomen van de
immigranten door de samenklontering. Deze daling kan aanvankelijk nog worden gecompenseerd door de positieve externe effecten van
een groter collectief, zoals het ontstaan van eigen restaurants, verenigingen, godsdienst- en onderwijsinstellingen of netwerk
externaliteiten in de vorm van onderlinge hulp. Maar vanaf een bepaalde groepsgrootte leidt verdere uitdijing tot nutsverlaging voor de
reeds aanwezige migranten.
Ik vind het aannemelijk dat wij ons in tal van situaties laten beïnvloeden door wat mensen om ons heen doen. Een aardig voorbeeld is de
keuze uit twee ons onbekende Chinese restaurants dezelfde straat. Als wij zien dat een duidelijke meerderheid vóór ons Peking Eend
verkoos boven Hong Kong Hond, is het waarschijnlijk dat ook wij Peking Eend kiezen: een leeg restaurant is een slecht signaal. Dit
navolgen van anderen wordt in de theorie van kuddegedrag formeel uitgewerkt. Met de introductie van deze theorie in de migratieeconomie kan het ontstaan en de uitbreiding van migrantenenclaves worden verklaard.
Kuddegedrag doet zich voor onafhankelijk van eventueel aanwezige netwerk externaliteiten. Zij zijn in feite een (noodzakelijke)
voorafgaande voorwaarde voor deze positieve externe effecten, die immers pas op kunnen treden vanaf een bepaalde groepsgrootte. In
de praktijk spelen vermoedelijk zowel kuddegedrag als relatief lage migratiekosten door netwerk externaliteiten een rol bij de
waargenomen regionale concentratie van emigranten met eenzelfde oorsprong. Het bestaan van netwerk externaliteiten in een land lijkt
vooral relevant voor de meer op onderlinge hulp aangewezen illegale immigranten

1 G.S. Epstein en A.L. Hillman, Herd effects and migration, CEPR Discussion Paper nr. 1811, 1998.
2 Zie D.S. Scharfstein en J.C. Stein, Herd behavior and investment, American Economic Review, 1990, blz. 465-479 en ook A.V. Banerjee,
A simple model of herd behavior, Quarterly Journal of Economics, 1992, blz. 797-817.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur