Grenzen in de economie
Aute ur(s ):
Hartog, J. (auteur)
Hoogleraar Micro-economie Universiteit van Amsterdam
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4135, pagina 27, 16 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening
O, er zijn zo veel banen die ik nooit zou willen hebben. Directeur-Generaal voor de Grensbewaking bijvoorbeeld. Ja, ik zou adviseurs
hebben, maar uiteindelijk zou ik zelf moeten beslissen en zelden zouden mijn raadslieden met één stem spreken. Zeker als dat
economen zouden zijn. Die weten niet eens of het weren van immigranten goed of slecht is.
Er is allicht een one-liner econoom die de discussie wil openen met Heckscher-Ohlin: “Vrijhandel is genoeg”. Daarmee komen we vanzelf
op mondiale egalisatie van factorprijzen, vrije immigratie is overbodig. Maar dan roept iemand wel “Leontieff paradox”: de veel te lage
kapitaalintensiteit van de Amerikaanse export haalt Heckscher-Ohlin radicaal onderuit. Bovendien is juist aangetoond dat tijdens de
vrijhandel na 1870 handel- en factormobiliteit geen substituten waren, zoals die theorie voorspelt, maar eerder complementen. Dat past
beter bij Ricardiaanse handel volgens comparatief voordeel: meer handel gaat samen met meer factormobiliteit, niks substituten. Ho, ho,
roept de migratie-econoom, de stroom gastarbeiders uit Italië en Spanje is mooi opgedroogd sinds goederen in de EEG vrij kunnen
worden verhandeld, terwijl de Turken en Marokkanen gebleven zijn. Dus als we de Turken thuis willen houden moeten we Turkije lid
maken van de Unie. Als de Unie de hekken verzet naar het oosten, kan hun arbeid ook thuis blijven.
Wacht even, zegt een catalogiserende econoom, met one-liners komen we er niet. Wat zijn de binnenlandse gevolgen van immigratie? In
een flexibele economie betekent extra aanbod van arbeid L daling van loon, stijging van werkgelegenheid en daling van de prijs voor Lgoederen. Nadeel dus voor de binnenlandse aanbieders van L en van arbeid die substitueerbaar is voor L. Maar voordeel voor
consumenten, voor kapitaaleigenaren en voor aanbieders van complementaire arbeid. En nadeel voor de consumenten van goederen die
met stijgende kosten worden aangeboden en waar buitenlanders dol op zijn (tweede-hands bankstellen misschien, maar zeker wegruimte,
woningen en grond). De verliezers kunnen in principe worden gecompenseerd door de winnaars. Onder de winnaars zitten de
immigranten. Belasting op immigrantenarbeid zou handig zijn, vooral als een deel gedragen wordt door kapitaal. Of je heft een
entreebelasting. Immigranten in Canada worden hoofdelijk aangeslagen voor 5.000 Canadese dollars. Dat roomt mooi het circuit van
sjacheraars af, waarin bijvoorbeeld de 3.000 dollar van overvarende Albanezen verdwijnt.
Net als we denken dat we alleen maar een verdelingsprobleem hebben, vraagt de literatuur-surfer het woord. Hij citeert uit de
wereldliteratuur Wilfred Ethier (AER! 1986!): “Een beleid van grenscontrole zal waarschijnlijk het nationaal inkomen verlagen, zelfs als het
land macht heeft op de internationale arbeidsmarkt”. Bij een rigide loon voor ongeschoolden en een aanbodoverschot kan grenscontrole
voorkomen dat illegalen het werk van ongeschoolde autochtonen overnemen. Ethier denkt dat grenscontrole te weinig effect zal hebben
op de toestroom van illegalen, zodat de baten de kosten niet goedmaken. Maar hij is een theoreticus die de cruciale elasticiteit niet
geschat heeft. O, roept de sigarendoos-econoom, dat is helemaal niet nodig. Als ik een paar getallen uit Elsevier van 6 december bij
elkaar optel, dan kan ik de kosten van de Immigratiedienst en de opvang van asielzoekers afronden op zo’n 1,5 miljard. Als ik dan een
ongeschoolde een productiviteit van Æ’ 25.000 toedicht, is de grenswacht rendabel als er minstens 60.000 autochtone ongeschoolden niet
door buitenlanders worden verdrongen.
Geleuter, roept de profijt econoom. Boetes op werkgevers met illegalen worden afgewenteld op die illegalen zelf, door een lager loon. Je
moet er gewoon voor zorgen dat de dienst kostendekkend is: de boetes financieren de dienst, en de markt legt de lasten waar ze horen,
bij de illegalen.
Ha, grijnst de publieke econoom, verbieden, opsporen en beboeten is stochastische belastingheffing. Dat ken ik. Je kunt zelfs bepalen
hoe je daarmee het inkomen van de ingezetenen maximeert. Pigou, mijne heren, gewoon de oude Pigou. Verwachte kosten (pakkans maal
boete), als opslag op het buitenlandse loon, moeten omgekeerd evenredig zijn aan de loonelasticiteit van het aanbod van illegale arbeid.
Ze kijkt de geleerde literatuur-surfer strak aan, en voegt er onbewogen aan toe: Journal of International Economics, 1987.
Maar de finale is voor het vosje van het gezelschap, de sluwe econoom. Hij kijkt de kring eens rond, knijpt zijn oogjes samen en gluurt
naar de Directeur-Generaal. Handenwrijvend wijst hij op de efficiënte oplossing: loondiscriminatie natuurlijk, een dubbele arbeidsmarkt
creëren. Voor buitenlanders geen minimumloon en geen recht op sociale voorzieningen. Dan krijgen we hun voordelige arbeidskracht, ze
verdringen geen autochtonen, en we hebben toch hun goedkope diensten. En dat doen we niet bij wet. Nee, we gebruiken de befaamde
Hollandse variant: gedogen. Beetje dreigen op zijn tijd is dan genoeg. Uitgeprocedeerde asielzoekers zetten we gewoon op de trein naar
een grensplaats, en dan laten we ze los, net als postduiven. Gegarandeerd vliegen ze naar hun bestemming.
Toen werd het stil. Vol verwachting keken de economen de DG Grensbewaking aan. Nee, niks geen baantje voor mij.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)