Ga direct naar de content

Het Verdrag van Lomé

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 5 1997

Het Verdrag van Lomé
Aute ur(s ):
ESB (auteur)
Bronnen: J. de Deus Pinheiro, Een b elangrijke rol voor de Europese Unie, Europa Periodiek, november 1995; Nationale Adviesraad voor de
Ontwikkelingssamenwerking, Het Nederlandse voorzitterschap en het ontwikkelingsb eleid, augustus 1996; Wanted: some African tigers, The
Economist, 30 novemb er 1996; Europese Commissie, 20 vragen en antwoorden over de overeenkomst van Lomé, DE 84, Brussel, maart 1996. Met
dank aan René van Nes (NEI).
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4092, pagina 104, 5 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
ontw ikkelingseconomie

Het eerste verdrag van Lomé werd in 1975 getekend. Het verdrag kwam voort uit de behoefte van de Europese Unie en
ontwikkelingslanden om gezamenlijk een ontwikkelingsbeleid te voeren voor de voormalige kolonien. De verdragsstaten beslaan het
grootste deel van Afrika, met uitzondering van de Arabische landen en Zuid-Afrika. Ook aan aantal eilandengroepen in de Stille
Oceaan en het Caribisch gebied maken deel uit van de verdragslanden (ook wel ACS-landen genoemd, zie figuur 1). Zowel in
bevolkingsomvang als in economische omvang zijn de zwarte Afrikaanse landen duidelijk het belangrijkste in het Verdrag van Lomé.
Sinds 1990 geldt het vierde Verdrag van Lomé.

Figuur 1. De Afrikaanse ACS-landen
In 1975 werd ‘Lomé’ gezien als een nieuw model voor ontwikkelingsrelaties. Omdat het om een verdrag gaat, kunnen de ACS-landen
rechten doen gelden op de voordelen die hen voor de looptijd van het verdrag zijn toegekend. Daarbij heeft het verdrag zowel betrekking
op hulp als op handelsrelaties. Zo gelden voor de Lomé-landen zogenaamde handelspreferenties. Dat wil zeggen dat voor de meeste
producten geen invoerrechten betaald hoeven worden bij export naar de Europese Unie. Voor een aantal landbouwproducten die zowel
in Europa als in de ACS-landen geproduceerd worden, geldt de vrije toegang tot de Europese markt niet. Wel wordt er reductie op het
invoertarief verleend.
Een ander onderdeel betreft bescherming tegen daling van export-inkomsten uit grondstoffen. Met de Stabex- en Sysmin-regeling, voor
resp. landbouwproducten en grondstoffen, wordt steun gegeven als de prijs van een exportproduct zo sterk daalt, dat het leidt tot een
forse afname van de export-inkomsten van het betreffende land. De middelen voor deze regeling komen vooral ten goede aan een

beperkte groep van (cacao-producerende) ACS-landen.
De hulp ten slotte bestaat in belangrijke mate uit ‘programmahulp’ voor infrastructuur, plattelandsontwikkeling en voedselvoorziening.
Na 1990 is er ook steun gekomen voor structurele aanpassing, gericht op evenwicht op de handelsbalans en de overheidsbegroting. Met
Lomé wordt daarnaast nog noodhulp en risicodragend kapitaal verstrekt.
De uitgaven ten behoeve van Lomé geschieden nagenoeg geheel uit het Europees Ontwikkelingsfonds. (figuur 2) Dit fonds valt niet
onder de normale EU-begroting, maar wordt met aparte afdrachten gevuld. De begroting van dit fonds wordt om de vijf jaar vastgelegd in
een financieel protocol. Het financiële protocol voor de periode 1996-2000 is nog niet door de lidstaten geratificeerd. Dat betekent dat er
nog geen uitgaven voor deze periode kunnen worden gedaan.

Figuur 2. De uitgaven van het Europees Ontwikkelingsfonds in 1995 naar bestemming
Thema: de agenda voor het ontwikkelingsbeleid
Zie ook de artikelen:
Out of Africa?
Regionalisering volgens Lomé
Wat moeten we met Lomé?
Handel en hulp tussen Europa en Afrika
Vrijhandel is niet zaligmakend

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur