Ga direct naar de content

Loonmaatregel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 5 1993

Loonmaatregel
Het is hartje zomer en dus is het voorspel voor de
cao-onderhandelingen van volgend jaar in voile
gang. Ik kan me niet herinneren dat dit spel ooit de
feitelijke uitkonist van de onderhandelingen heeft
bepaald – althans niet in die zin dat de loonontwikkeling hoger of lager uitkwam dan anders het geval zou
zijn geweest – maar het wordt niettemin elk jaar
weer met overtuiging gespeeld. Er komen geen officiele standpunten aan te pas zodat geen der hoofdrolspelers het risico loopt in het najaar te worden gehou.. den aan wat hij in de zomer volgens de kranten heeft
gezegd. Maar deze keer lijkt de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid daarop een uitzondering
te willen maken. Naar verluidt wil hij de voor 1994
verwachte stijging van de werkloosheid bestrijden
met een nullijn voor de caolonen; het liefst goedschiks, dat wil zeggen met medewerking van werkgevers en vakbeweging, maar als het niet anders kan
ook kwaadschiks, dat •wil zeggen met behulp van
een loonmaatregel.
Nu is loonmatiging iets wat regeringen overal en
altijd willen, ongeacht nun politieke kleur en los van
de stand van de conjunctuur. Ook is het weer bon
ton om voor soberheid te pleiten, vooral als het om
werknemers gaat. Tegen die achtergrond zou het kabinet bij de huidige conjunctuur wat lichtzinnig overkomen als het zich niet voor de nullijn zou uitspreken. Die past dus wel in het zomerse spel. Maar voor
het dreigement met een loonmaatregel geldt dat niet,
al was het maar omdat het volledig haaks staat op de
loonpolitieke filosofie – decentralisering van de ar• beidsvoorwaardenvorming — van de achtereenvolgende kabinetten-Lubbers. Het is onder meer de praktische toepassing sinds 1983 van deze filosofie die ons
land heeft verlost van een twee decennia durende
looninflatie. Er is sindsdien natuurlijk wel het een en
ander veranderd, zowel in de externe positie van ons
land als in de interne arbeidsverhoudingen, maar
daar is niets bij dat een verklaring zou kunnen bieden voor de plotselinge ministeriele afwijking van
een beleidslijn die – vanuit een oogpunt van loonkostenbeheersing – alleen maar succesvol is gebleken.
Gegeven de decentralisering van de afgelopen
tien jaar, de inmiddels sterk verzwakte positie van de
vakbeweging en de al relatief lage netto lonen vraag
ik me trouwens af welk doel er gediend kan zijn met
een nog lagere loonontwikkeling dan op grond van
de respectieve onderhandelingsposities bij de huidige conjunctuur kan worden verwacht. Maar, stel dat
ik het bij het verkeerde eind neb en dat er van een
generieke loonmatiging wel een positief werkgelegenheidseffect mag worden verwacht, dan zou ze
voor dat doel toch enige jaren achtereen moeten
worden volgehouderi entvoor 1994 in elk geval geen
soelaas meer bieden. Op grond van de ervaring weten we bovendien dat een loonmaatregel alleen effectief kan zijn als de sociale partners het er mee eens
zijn. Zijn ze dat niet dan zal een ingreep averechts

ESB 4-8-1993

uitpakken doordat hij een bodem
in de loonontwikkeling legt en
inhaaleffecten uitlokt.
Dat weet de minister natuurlijk
allemaal ook wel. Het valt ook niet
uit te sluiten dat zijn dreigement
niet bedoeld is om in daden te worden omgezet maar alleen om hem
een stok achter de deur te verschaffen voor het overleg met de sociale
partners. Het zou inderdaad een
moot succesje zijn als hij ze kon
overhalen om onder eigen regie die
nullijn te bewerkstelligen. Maar dan
moet die stok natuurlijk we geloofwaardig zijn, wat hij niet is omdat we vervallen in herhaling — hij zo
nadrukkelijk in strijd is met het door het kabinet
gevoerde beleid van decentralisering. De sociale
partners zullen er in elk geval niet van onder de
indruk zijn, hooguit nog meer gei’rriteerd dan ze door
de WAO-kwestie al waren. En wat moet de minister
dan: zijn dreigement waarmaken en tien jaar decentraliseringsbeleid te grabbel gooien? Het ziet er naar
uit dat hij bakzeil zal halen.
Maar daarmee is de kous niet af. En het verschaft
de sociale partners geen excuus om, tevreden klagend over elkaar en over het kabinet, achterover te
leunen. Een optimale belangenbehartiging vraagt
meer dan het scoren van puntjes in een zwartepietenspel. Want los van de vraag of dat nu wel of niet een
gevolg is van de loonontwikkeling: het zit niet goed
met de werkgelegenheid, en zolang dat zo blijft schieten zowel de overheid als de sociale partners te kort
in wat ze aan hun burgers, respectievelijk nun leden,
zijn verschuldigd. Dat de minister zich in vreemde
bochten moet wringen om alle partijen daarover aan
tafel te krijgen is minder beschamend voor de minister dan voor zijn ‘partners’ die eigener beweging blijkbaar niet in staat zijn om uitvoering te geven aan de
schone woorden van het SER-advies van november
vorig jaar over Convergentie en overlegeconomie.
Hun enige excuus daarvoor is dat dit onvermogen er
een is van alle tijden en alle landen.
De geschiedenis van de arbeidsverhoudingen in
Westeuropa leert dat het overleg tussen werkgevers
en werknemers zijn mooiste vruchten afwerpt als het
mede dient om een opdringerige overheid buiten de
deur te houden. Samenwerking wordt nu eenmaal
niet altijd uit overtuiging geboren, veelal is het niet
meer dan een poging om erger te voorkomen.
Dwang is niet fraai, maar als het goed is voor het
land moet het maar even. Ik wens de minister een
hele bos stevige stokken toe en de sociale partners
de inventiviteit die nodig is om tot samenwerking te
komen. Zodat de minister niet hoeft te slaan.

PJ. Vos

Auteur