Ga direct naar de content

Japan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 29 1992

Japan
Toen in de jaren 1986 tot en met 1989 de koersen op
de Japanse aandelenmarkt meer dan verdrievoudigden, konden westerse beleggers die stijgingen niet
begrijpen. Koers/winst-verhoudingen van boven de
zestig terwijl in het Westen tien tot vijtien normaal is,
wat moest je daarmee? Het effectenhuis Nomura
plaatste in die tijd paginagrote advertenties, waarin
het Japanse koersniveau verklaard en gerechtvaardigd werd: de olieprijs was laag, de rente was laag
en de yen was een vaste valuta. Een koers/winstverhouding van zestig was normaal.
Na 1989 is eerst duidelijk geworden waarom het
koerspeil niet goed te begrijpen was: het was te
hoog. Vanaf het moment dat centrale-bankpresident
Mieno bekend had gemaakt zich grote zorgen te maken over de exorbitante prijsstijgingen van onroerend goed en aandelen, werd het monetaire beleid
verkrapt en begonnen de koersen te dalen.
Hoewel de Nikkei Dow Jones in 1990 al met ongeveer 40% zakte, en in 1991 ook nog eens met 4%
omlaag ging, zijn het de koersdalingen van dit voorjaar geweest die de meeste aandacht hebben getrokken. De reden is duidelijk: het waren de snelheid
van de daling vanaf half maart, en de neerwaartse
doorbraak door het kritiek geachte 20.000-niveau,
die angst inboezemden. De Nederlandse EOE-index
daalde tussen augustus 1989 en januari 1991 met
34%. Dat was toch ook een forse ‘bear market’,
maar het werd niet zo beleefd want de daling ging
betrekkelijk geleidelijk. Toen de Japanse beursindex
echter in een maand tijd met 17% duikelde, bracht
dat paniek teweeg.
Laat er geen misverstand over bestaan: de koersdaling in Japan is de ernstigste die het land na de tweede wereldoorlog heeft meegemaakt. Als 16.598 op 9
april de bodem was, dan bedraagt de daling vanaf
de top 57%. Als de bodem nog niet bereikt is, wordt
het dus nog meer. Dat beurzen nog verder kunnen
instorten, weten we van Wall Street, van Hongkong
en van Taiwan. De Dow Jones Industrials Index
daalde tussen 3 September 1929 en 8 juli 1932 van
381,17 naar 41,22. Dat was een daling van 89%. Tussen begin 1973 en eind 1974 kelderden de koersen
in Hongkong met ruim 90% (hier kan de uitdrukking ‘kelderen’ nu eens met recht worden gebruikt)
en recent nog maar, in 1990, ging er 80% van het
koersniveau in Taiwan af. Dat kan dus allemaal gebeuren.
Er wordt nu wel een vergelijking gemaakt tussen
Wall Street in de jaren 1929-1932 en Tokio in de
periode 1989-1992. De redenering is als volgt: Japan
is nu waar de Vereinigde Staten in het begin van de
jaren dertig waren: de leidende economic aan het
eind van een periode van sterke expansie. De VS
spelen nu de rol die het VK in de jaren dertig speelde, namelijk die van het land dat over het toppunt
van zijn macht is, de vergane glorie. De beurs van
Londen bereikte al in januari 1929 een pick en de
daling tot 1932 bleef beperkt tot 50%. Analogic: de
crash op Wall Street kwam al in 1987 en de daling
bleef beperkt tot 36%.

ESB 29-4-1992

Het doortrekken van de analogic
levert sombere vergezichten op:
een koersdaling in Tokio, die nog
niet over is, en een economische
depressie in Japan en de rest van
de wereld.
De vergelijking tussen Wall Street
1932 en Tokio 1992 gaat echter op
belangrijke punten mank. Terwijl
New York in de jaren dertig de andere beurzen in zijn val meesleepte, is het zeer opmerkelijke van de
koersval in Tokio dat deze tot Japan beperkt blijft. Terwijl Japan de
economische grootmacht van onze
tijd is, blijven de schommelingen
op de beurs een strikt Japans gebeuren. Zou het eerder voorgekomen zijn dat het land met de grootste beurskapitalisatie de waarde van zijn aandelen ziet halveren, terwijl tegelijkertijd nieuwe ‘all time highs’ worden geregistreerd in New York en Hongkong, en terwijl
beurzen als bij voorbeeld die van Londen en Amsterdam vlak bij hun hoogste punt staan? Het antwoord
is nee.
De vergelijking gaat ook mank omdat de economische omstandigheden in 1932 totaal anders waren
dan nu in 1992. De Amerikaanse economic was in
recessie in 1930, maar de oorzaak van de overgang
van een recessie naar een wereldwijde depressie
moet gezocht worden in de reeks van protectionistische maatregelen, te beginnen met de Amerikaanse
Smoot-Hawley Tariff Act van 1930, die de wereldhandel deed instorten. Nu in 1992 is de Japanse economic ook in een vorm van recessie (welk punt in
Japan al bij een groei van 2,5% en een werkloosheidspercentage van twee bereikt wordt), maar de
Amerikaanse economic is al weer bezig zich van
een vrij lange, maar ondiepe recessie te herstellen
en de wereldhandel groeit ook in het recessiejaar
1992 nog met ruim 3%.
In augustus 1982, toen de grote ‘bull market’ van de
jaren tachtig begon, stond de Nikkei Dow Jones op
ongeveer 6.800. Het niveau van 18.000, tot waar de
index in april 1992 weer daalde, houdt een stijging
in ten opzichte van 1982 met een factor 2,6. De Nederlandse beursindex is in die zelfde tijd met een
factor 3,6 gestegen en de Amerikaanse Dow Jones
zelfs met een factor 4,3! Dit alles ondanks het feit
dat Amerikaanse en Nederlandse ondernemingen
ook nog eens meer dividend betalen, wat dus van
de koersstijging afgaat. Is dat niet gek? Ja, dat is gek.
Vergeleken met de economische prestaties van de
genoemde landen zouden we toch moeten concluderen dat de Amerikaanse beurs overgewaardeerd
en de Japanse ondergewaardeerd is.
Beleggers hopen nu maar dat het gat gedicht wordt
door een herstel van vertrouwen en dus hogere
koersen in Japan.

JJ. van Duijn

I 411

Auteur