Ga direct naar de content

De weIvaart voorbij

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 15 1991

De weIvaart voorbij
Toen drie jongens in 1888 de voetbalclub Sparta oprichtten, was voetbal bepaald geen volkssport te
noemen. Voetbal was een luxe die alleen de betere
standen zich konden veroorloven. In het Nederlands elftal van de begintijd vinden we namen als
Gleenewinkel Kamperdijk, van Recking Colenbrander en Westra van Holthe – niet direct de namen die
men in de lagere bevolkingsklassen zal aantreffen.
Later werd Sparta overvleugeld door Feyenoord, dat
wel een volksclub was. Nu, in 1991, kunnen we constateren dat het voetbal door alle sociale klassen is
getrokken. Terwijl de hockeyclubs nog uit Bloemendaal, Wassenaar, Laren en Hattem komen, recruteren voetbalclubs veel van het nieuwe talent uit
etnische minderheden in de grote steden, of uit
Oosteuropese landen – van groepen dus voor wie
het voetbal een manier is om zich uit de eigen klasse op te werken. Het voetbal is als het ware door
alle klassen heen getrokken. Daarmee is het geheel
gedemocratiseerd.
Hetzelfde geldt voor onze materiele welvaart. De
materiele verworvenheden van de naoorlogse periode – de koelkast, de televisie, de auto, de vakantie
in de zon, de videorecorder, de hifi-installatie, de telefoon – vrijwel ieder gezin heeft ze.
Vooral de vrije tijd, een typische verworvenheid van
de moderne welvaartsstaat, heeft een bijzondere
ontwikkeling doorgemaakt. Eeuwenlang was het zo
dat alleen de rijken over veel vrije tijd beschikten.
Zij hadden immers personeel om binnen en buiten
het huis het werk te laten doen. Wie rijk was hoefde
niet te werken, kon verre reizen maken en onderscheidde zich daarmee van de gewone burgers, die
lange uren moesten maken en voor wie een week
vakantie per jaar veel was.
Nu is de situatie geheel omgekeerd. De grootste
hoeveelheden vrije tijd treft men nu aan bij mensen
die hun inkomen aan een uitkering (WWV, WAO,
AOW, enzovoort) ontlenen. Dit zijn dus de lagere inkomens. Hoe hoger de inkomens, hoe meer er gewerkt wordt en hoe minder vrije tijd er is! (Veelal
zien we dat de hoogstbetaalden weliswaar ook zes
weken vakantie hebben, maar aan het opnemen ervan niet toekomen). Voor de hogere-inkomenstrekkers is vrije tijd een schaars goed; voor de lagereinkomenstrekkers is vrije tijd ruim voorhanden. De
vrije tijd is dus door alle klassen heengetrokken. Onder aan de ladder is hij in ruimere mate beschikbaar
dan bovenaan.
Nu er in Nederland 5,5 mln. personenauto’s zijn,
vrijwel ieder gezin de belangrijke welvaartssymbolen in huis heeft en we het volgens premier Lubbers
zeer goed hebben en niet ieder jaar meer moeten
willen, zouden wij met zijn alien heel tevreden moeten zijn. Nu, dat is dan aan ons gedrag niet te merken. In het verkeer gedragen mensen zich buitengewoon geirriteerd en met de week zien we meer
automobilisten door rode stoplichten rijden. Het
blijkt dat ontzettend veel mensen zich ergeren aan
de geluidshinder, door hun buren veroorzaakt. De
uitdrukking ‘zit niet zo te stressen’, nu een onder-

ESB 15-5-1991

deel van het middelbare-schooljargon, kenden wij vroeger niet. In
het voetbal, een spel dat toch volgens vrijwillig overeengekomen afspraken wordt gespeeld, is het oorlog en wordt ieder seizoen het
vorige rode-kaartenrecord met gemak doorbroken.
Misschien zijn we wel zo gespannen en geagiteerd, omdat we nu
pas goed gaan beseffen hoeveel er
met het verwerven van onze materiele welvaart verloren is gegaan en
dat we helemaal niet zo welvarend
zijn. Hi-fi-installaties zijn geen
schaars goed meer, maar stilte is
schaars geworden – in grote delen
van het land zelfs zeer schaars.
Auto’s zijn niet schaars, maar lege straten en stille
wegen zijn schaars. De twaalf kilometer, die ik vroeger van huis naar de middelbare school fietste, werd
in die tijd door geen enkel stoplicht ontsierd. Maar
toen reden er in Nederland nog maar een half miljoen auto’s rond: voor iedere elf van nu was er toen
maar een. Ruimte is schaars, rust is schaars, stilte is
schaars, schone lucht is schaars. Allerlei planten en
dieren zijn schaars geworden.
Er zijn dus nieuwe schaarsten ontstaan, schaarsten
die je met meer geld niet kunt opheffen en die de
Nederlander van 1991 met al zijn spullen tot een armetierig schepsel maken. Met steeds meer geld
koopt hij alleen nog maar illusie. De illusie dat Nederland nog een ruig, woest, dunbevolkt land is kan
voor/ 70.000 worden gekocht met een Jeep met 4wheel drive. Wie geen Jeep kan betalen, koopt voor
/ 2.500 een mountain bike met 21 versnellingen, in
een land dat met gemak op een fiets met trommelrem en een simpele Sturmey Archer doorkruist kan
worden. De illusie dat we nog landelijk wonen
wordt afgekocht met 17e eeuwse namen (‘Eijckenhaeghe’, ‘Leeuwesteijn’), die aan 20e eeuwse appartementencomplexen, met beveiliging, worden gegeven. Terwijl onze flora en fauna ieder jaar verder
achteruitgaan, kopen mensen natuurboeken bij de
vleet. Maar met al dat gekoop halen we de rijkdom
van vroeger niet meer terug.
Is het niet triest? De materiele welvaart is gedemocratiseerd. Wat geld kan kopen hebben we. Maar
toen de laatste administratief medewerkster met
haar pasgekochte Fiat Panda in de file aansloot, was
de echte welvaart voorbij.

J.J. van Duijn

Auteur