Ga direct naar de content

Continuïteit èn verandering

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 26 1990

Continuiteit en verandering
R. Gerritse

Tegenvallers, onzekerheden, inkomenspolitieke aspiraties en ambitieuze kabinetsplannen wrikken
aan de rijksbegroting 1991. Of de in
de Miljoenennota uitgesproken beleidsvoornemens tegen al dat trekken, krimpen en uitdijen bestand
zijn moet nog blijken, maar vast
staat al dat van het kabinet in het
komende begrotingsjaar de nodige
discipline en nogal wat bijsturend
vermogen zal worden gevraagd.
De eerste begroting waarvoor het
kabinet van CDA en PvdA tekent,
voorziet een bedrag van / 220 miljard aan uitgaven in 1991. Van dat
bedrag moet / 44 mrd. worden geleend om het begrotingstekort van
het rijk te dekken: / 23 mrd. voor
herfinanciering van af te lessen
schuld, plus bijna / 21 mrd. om het
na aflossingen resterende financieringstekort te dichten. De staatsschuld zal oplopen tot / 338 mrd.
De rentebetalingen zullen / 25 mrd.
bedragen: dat is bijna de helft van
de loon- en inkomstenbelasting.
Het kabinet heeft met het regeerakkoord en de Miljoenennota om en
nabij / 10 mrd. toegevoegd aan de
in de vorige Miljoenennota voor
1991 nog geraamde bedragen. Ongeveer de helft daarvan vloeit voort
uit de door het kabinet herstelde
koppeling van ambtenarensalarissen en sociale uitkeringen aan de
contractlonen. De regering kampt
bovendien weer met tegenvallers:
bruto / 4,9 mrd. op belangrijke uitgavenposten, waartegenoverook/
2 mrd. aan meevallers op uitgaven
elders staat. Substantiele tegenvallers zijn er ook aan de belastingkant. Een meevaller schuilt in de
met de olieprijs oplopende aardgasbaten. Het kabinet brengt de begroting voor een niet onbelangrijk deel
op orde met de kaasschaaf, met
kasverschuivingen en metgelegenheidsingrepen. Van enige daadkracht getuigt het voorstel om op
het volume van de defensie-uitgaven te bezuinigen en om onder het
motto van een ‘grote efficiency’operatie tot taak- en personeelsherschikkingen binnen de ministeries
ESB 3-10-1990

te komen. Budgettair gelden voor
dit laatste overigens in 1991 nog
zeer bescheiden taakstellingen. De
risico’s die in de begroting schuilgaan zijn een extra aanleiding voor
het kabinet om een tussenbalans
(‘mid-term review’) van het regeerakkoord in het voorjaar van 1991 in
het vooruitzicht te stellen1.
Het Instituut voor Onderzoek van
Overheidsuitgaven heeft de door
het kabinet toegezegde tussenbalans in 1991 niet afgewacht. Op 28
September organiseerde het een
discussiemiddag naar aanleiding
van het verschijnen van de Miljoenennota en de MEV onder het motto
‘Continu’rteit en verandering in de
rijksbegroting’. De voorzitter van de
Sociale Verzekeringsraad (prof. mr.
W.J.P.M. Fase), de voorzitter van
de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (prof. dr. F.W.
Rutten) en die van de Raad voor de
gemeentefinancien (prof. dr. J.W.
van der Dussen) bespraken de balans zoals hij er nu ligt en namen
daarmee vast een voorschot op de
Algemene politieke en financiele
beschouwingen en de discussies in
het voorjaar. De inleidingen zijn in
dit nummer van ESB opgenomen.
Eerlijk, onverbloemd, helder en ook
beknopt, zijn trefwoorden waarmee
de Miljoenennota 1991 door de auteurs wordt gekenschetst. Maar
hetgeen eerlijk en helder wordt be-

schreven vertoont tegelijk meer
continu’i’teit in een traditie van kasverschuivingen, tijdelijke oplossingen en ontweken keuzes dan wenselijk zou zijn geweest. Beleidsmakers vinden in de bijdragen van de
auteurs alvast wat opties voor nadere bijstellingen van de voor de
komende jaren te voorziene uitgavengroei, voor bezinning op de besluitvormingsprocedures rond de
begroting en voor een intensivering
van beleid, met sociale partners,
gericht op herinpassing van (gewezen) arbeidsongeschikten.
Hoe men ook tegen de nu door
het kabinet gepresenteerde voornemens aankijkt, de risico’s zijn onmiskenbaar, zowel waar het de
rijksbegroting betreft, als waar het
gaat om de macro-economische
vooruitzichten. De koppelingen van
lonen van overheidspersoneel en
van uitkeringen aan de contractlonen doen het ‘spook van Baumol’
door de meerjarencijfers gaan: nominate groeipercentages die op de
arbeidsproduktiviteitsgroei in de publieke sector vooruit hollen. Stijgende energieprijzen, terugvallende
bedrijfsresultaten, een dalende dollar en onzekerheden over de vraag
hoe de onderhandelingen over de
contractloonstijgingen in de marktsector zullen uitpakken, doen de risico’s toenemen. Aan een tussenbalans over een paar maanden zal,
gezien de knagende onzekerheden, de becijferbare risico’s en de
nu al te voorziene tegenslagen, inderdaad niet te ontkomen zijn. De
Algemene politieke en financiele
beschouwingen zullen daarvoor nu
de toon zetten.

. 1. Zie voor een kritische bespreking van de
kabinetsvoornemens en de ontwikkeling van
publieke uitgaven het Jaarboek Overheidsuitgaven 1991, Instituut voor Onderzoek van
Overheidsuitgaven/Academic
Service,
Schoonhoven 1990.

903

Auteur