Ga direct naar de content

Onzekerheid over de Amerikaanse economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 20 1988

Onzekerheid over de Amerikaanse economie
Met nieuwe OESO-rapport over de
Amerikaanse economie zit vol met twijfels. Of de Amerikaanse economie terechtkomt in een oververhitting dan wel
in een depressie hangt blijkbaar af van
de onzekerheid over de importprijzen
en de spaarquote van gezinnen. Naar
mijn mening hangt het bovendien af van
de onzekerheid rond de verkiezingen in
november. De onzekere voorspellingen
van de OESO dragen waarschijnlijk bij
aan de opvatting dat economie een ‘dismal science’ is, maarwe kunnen proberen te begrijpen waarom het voorspellen van de Amerikaanse economie op
het turen in een kristallen bol lijkt.
De belangrijkste reden is dat de toekomst niet altijd uit het verleden af te leiden is zoals in econometrische modellen meestal verondersteld wordt. Ondanks een verbetering van bijna 10 procent in de reele wisselkoers gedurende
de jaren tachtig is de import van Amerika nog steeds bijzonder hoog. De vermindering van de waarde van de dollar
heeft blijkbaar weinig invloed gehad op
de importprijzen. Dat komt wellicht omdat de concurrentiestrijd op internationale markten tegenwoordig meer met
de kwaliteit dan met de prijs wordt gevoerd. De OESO veronderstelt dat er tot
1990 geen verandering in de Amerikaanse importprijzen plaatsvindt, maar
wanneer deze aanname een fabeltje
blijkt te zijn dan zal de import veel meer
dalen en is er een gevaar voor oververhitting. Volgens vele statistische berichten is er nu al sprake van oververhitting
van de Amerikaanse economie, want
de groei is boven verwachting, de vraag
naar goederen is in vergelijking met het
aanbod hoog, de groei van de produktiviteit van arbeid is laag en er is een aanwijsbare tendens tot inflatie. Bovendien
is sinds 1982 het Amerikaanse werkloosheidspercentage gehalveerd tot 5,3
in juni 1988, tegenover 11 voor Europa.
Onzeker is ook hoe het spaargedrag
van gezinnen zich zal ontwikkelen. In
het eerste kwartaal van dit jaar was de
Amerikaanse spaarquote belachelijk
laag (4,6 procent vergeleken met ongeveer 16 procent voor Japan), wat zich
weerspiegelt in de enorme tekorten van
de overheid, de tekorten op de handelsbalans (in mei bijna $ 11 miljard) en een
buitenlandse schuld van $ 500 miljard.
Het gemiddelde Amerikaanse gezin
leeft onder het motto ‘Koop nu en betaal
morgen (nooit?)’, terwijl het gemiddelde
Japanse gezin onder het motto ‘Spaar
nu en koop morgen’ leeft. In het eerste
kwartaal van dit jaar stegen de consumptieve bestedingen in Amerika met
bijna 4 procent zodat de Amerikaanse
consumptiemaatschappij nog steeds in

ESB 20-7-1988

F. van tier Ploeg

ere gehouden wordt. Het gros wordt,
net als in Engeland, gefinancierd door
het nemen van een hogere hypotheek
wanneer de prijzen van het eigen huis
stijgen. De OESO stelt daarom voor het
aftrekken van de rentecomponent van
een tweede hypotheek niet meer toe te
staan, maar waarschuwt dat als de
spaarquote dan te veel stijgt de Amerikaanse economie in een recessie terecht kan komen.
Deze en andere onzekerheden verklaren waarom de voorspellingen van
de OESO varieren van een recessie tot
oververhitting en van een tekort tot
evenwicht op de betalingsbalans. Ik zie
het zelf somber in. Ik verwacht in de volgende twee jaar eerder een recessie en
een verdere daling van de dollar. Het
ziet er naar uit dat de komende verkiezingen voor de president van Amerika
een nek-aan-nek-race gaan worden
tussen George Bush voor de Republikeinen en Michael Dukakis voorde Democraten. Dit schept nogal wat onzekerheid over het toekomstige Amerikaanse beleid en verhoogt daarom de
risicopremie op Amerikaanse investeringen. Het vertrouwen in de dollar
wordt dus aangetast en de investeringen worden afgeremd. Bovendien
waarschuwen de bekende effectenmakelaars Goldman and Sachs dat de recente verbeteringen in de handelsbalans van tijdelijke aard zijn en dat er in
de late zomer weer een tekort van $ 13
a 15 miljard per maand zal komen. Het
is duidelijk dat deze twee onzekerheden
in toenemende mate de recente versterking van de dollar weer kunnen
gaan afzwakken. Voor november bereikt de dollar ten opzichte van de yen
en het Britse pond waarschijnlijk weer
een dieptepunt, tenzij de centrale ban-

ken van de Groep van Zeven de dollar
steunen en hem door de verkiezingen
van november heen loodsen. De voorzitter van de Federal Reserve, Alan
Greenspan, en zijn college’s uit Duitsland, Engeland en Frankrijk hebben op
de recente Internationale Monetaire
Conferentie gezegd voorlopig niets te
zien in een verdere daling van de dollar.
Maar de structurele zwakte van de dollar zal uiteindelijk toch in het begin van
1989 tot uiting moeten komen.
Rudiger Dornbusch van het Massachusetts Institute of Technology beweerde, toen hij in Tilburg een serie lezingen gaf, dat de dollar na de verkiezingen zelfs nog eens 20 tot 30 procent
zou kunnen vallen. De reden hiervoor is
dat de Amerikaanse economie nu al
aan het oververhitten is en dat president
Reagan wel gek zal zijn om net voor de
verkiezingen de belastingen te verhogen en/of de overheidsuitgaven te verlagen, terwijl een nieuwe president
deze impopulaire maatregelen wel degelijk kan nemen. Als dit gebeurt dan zal
er een reele depreciatie van de dollar
plaats moeten vinden gepaard gaande
met een recessie in Amerika. William
Branson van de Universiteit van Princeton heeft uitgerekend dat op de middellange termijn de reele waarde van de
dollar met ten minste 16 procent moet
dalen om een zodanig surplus op de
handelsbalans (ongeveer 1 procent van
het nationale inkomen) te veroorzaken
dat de rente op de buitenlandse schuld
betaald kah worden zonder voortdurend in te hoeven teren op het Amerikaanse vermogen. Zo onrealistisch is
een verdere val van de dollar in de volgende twee jaar dus niet!
Voor Europa zijn er dan twee opties.
De eerste is een vrije val van de dollar
die de Europese exportmarkten aantast
en leidt tot een verdere recessie. De
tweede is dat de dollar wordt opgevangen door het opkopen van dollars door
de Europese centrale banken. De tweede optie leidt tot een uitputting van de
reserves van Europese centrale banken. Bovendien is de rente in Duitsland
en Nederland al heel laag zodat deze
optie niet voor lange tijd doorgezet kan
worden. De eerste optie is dus een echt
gevaar voor Europa tenzij de Europese
regeringen (met name die van Helmut
Kohl) uiteindelijk toch voor een expansie van overheidsinvesteringen en een
verlaging van belastingen kiezen.

671

Auteur