Ga direct naar de content

Werkloosheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 14 1987

Werkloosheid
Sinds medio 1984 daalt de geregistreerde werkloosheid langzaam,
maar gestaag. Het voornemen van regering en Stichting van de Arbeid om
de werkloosheid ,,langs vele wegen”
verder terug te dringen van het huidige
niveau van 700.000 tot onder de
500.000 in 1990 lijkt in het licht van de
recente ontwikkeling geen onmogelijke opgave. Toch is het nog maar een
paar jaar geleden dat premier Lubbers
aankondigde te zullen opstappen indien het niveau van 1 miljoen zou worden bereikt. En hoevelen dachten toen
niet dat de overschrijding van die
grens alleen maar een kwestie van tijd
zou zijn? Voor een beoordeling van de
huidige doelstelling kan het wellicht
nuttig zijn om nog eens in herinnering
te roepen hoe de ervaringen tot 1983
waren en welk perspectief daaraan
toen werd ontleend.
In de vier jaar van 1980 tot 1983 was vroege jaren tachtig. Er was niet zoveel
het werkloosheidspercentage van 6 fantasie voor nodig om zich voor te
naar 17 gesprongen, een ontwikkeling stellen wat er met de werkloosheid zou
waaraan zowel de vraag- als de aan- gebeuren als in die situatie een conbodzijde van de markt een bijdrage le- junctuurdaling zou optreden met een
verden. Erg verrast daarover was gelijktijdige stagnatie van de werkgeleeigenlijk niemand, omdat het denken genheid bij de overheid. Om onder die
sterk werd bei’nvloed door het beeld omstandigheden de werkloosheid op
van ‘jobless growth’, dat de jaren ze- een aanvaardbaar peil te houden, zou
ventig hadden opgeleverd. Het reele een jaarlijkse groei van de werkgelenationale inkomen nam van 1970 op genheid nodig zijn van 85.000 arbeids1980 toe met 25% bij een ongeveer
jaren, het dubbele van wat de hoogtijgelijkblijvende totale werkgelegen- periode van de jaren zestig op dit geheid. De werkgelegenheidsgroei van bied had laten zien. Men moest toen al
134.000 arbeidsjaren bij de overheid een onverbeterlijke optimist zijn om
school maar net lets te kort om het ver- een dating van de werkloosheid op korlies aan arbeidsplaatsen in de markt- te termijn te voorspellen.
Hoe verhoudt de feitelijke ontwikkesector te compenseren. De groei van
het arbeidsaanbod bleef in die hele pe- ling zich nu tot de destijds bestaande
inzichten? De daling van de werkloosriode beperkt tot 2,3%.
Een van de oorzaken van die be- heid sinds medio 1984 kan in een aanperkte groei was de toegenomen deel- tal componenten worden gesplitst die
neming aan het onderwijs. Per jaar de afwijking tot de destijds verwachte
werden daardoor in de eerste helft van ontwikkeling kunnen illustreren. Om te
/ de jaren zeventig 45.000 arbeidsjaren beginnen is de daling het gevolg van
aan het aanbod onttrokken, en in de een kunstgreep, te weten het registratweede helft 26.000. Daarbij was de tie-effect van de opschorting van de inverwachting dat de jaarlijkse onttrek- schrijvingsplicht voor werklozen ouder
1
king aan het arbeidsaanbod vanwege dan 57 /2 jaar. Het effect hiervan is
onderwijsdeelneming verder zou te- overigens tegengesteld aan dat van
ruglopen tot 13.000 arbeidsjaren. Me- een in 1983 doorgevoerde definitieverde daarom werd voor de eerste helft andering waarbij het werkloosheidsnivan de jaren tachtig uitgegaan van een veau werd verhoogd met een aantal
trendmatige ontwikkeling van het ar- niet direct bemiddelbare werklozen.
beidsaanbod van ca. 50.000 arbeidsja- Een tweede component betreft een
ren per jaar, een ram i ng waari n ook de vertraging in de groei van de beroepsin de jaren zeventig waargenomen toe- bevolking, het ontmoedigingseffect.
| neming van de .deeltijdarbeid was ver- Een belangrijk element hierin is dat de
jaarlijkse onttrekking aan het arbeids| disconteerd.
j
Een langdurige periode van ‘jobless aanbod als gevolg van de onderwijsI growth’ gevolgd door een periode met deelneming groter was dan geraamd.
I explosieve groei van het arbeidsaan-Merkwaardig is overigens dat het ontI bod vormde een van de bouwstenen
moedigingseffect aan kracht lijkt te
voor een visie op de arbeidsmarkt in de winnen naarmate de arbeidsmarktsitu-

atie bemoedigender wordt. Misschien
verdient het aanbeveling om het zo
nietmeertenoemen. Het aanbod in arbeidsjaren werd daarnaast nog eens
extra verlaagd door een snellere groei
van de deeltijdarbeid.
Een onbetwist positieve factor is de
ontwikkeling van de werkgelegenheid
en vooral de bijdrage daaraan van de
Industrie. Het beeld van de ‘jobless
growth’ is daardoor wat op de achtergrond gedrongen, met als bijkomend
effect dat de technologische ontwikkeling als minder bedreigend wordt ervaren en meer in verband wordt gebracht
met een mogelijk onderwijstekort dan
met een werkgelegenheidstekort.
Evenals bij het arbeidsaanbod zorgt de
toeneming van de deeltijdarbeid bij de
werkgelegenheid voor een verdelingseffect, waardoor een werkgelegenheidsgroei in personen van meer dan
2% niet moet worden uitgesloten.
Een conclusie uit deze terugblik die
voor een beoordeling van de huidige
doelstelling van betekenis kan zijn, is
dat minder dan destijds naar de
bestandscijfers moet worden gekeken
en meer naar de bewegingen die zich
binnen het bestand voltrekken. Een
punt van belang daarbij is dat een toenemend aantal werkgevers de arbeidsmarkt als krap ervaren, hun aanstellingseisen verlagen en meer op vaste
contracten uit zijn. Dit maakt de kans
dat de doelstelling van 500.000 wordt
gehaald natuurlijk groter, maar er zijn
twee doelstellingen belangrijker dan
deze: enerzijds de bestrijding van een
opleidingstekort dat kan ontstaan
doordat de aanpassing van het opleidingsniveau aan de technologische
ontwikkeling niet volledig via de jaarlijkse instroom op de arbeidsmarkt kan
worden bewerkstelligd; anderzijds de
herkansing van degenen die het bestand aan langdurig werklozen vormen. Als ik het voor het kiezen had,
zou ik aan een werkloosheidsniveau in
1990 van 700.000 de voorkeur geven
als het bestand aan langdurig werklozen daarin zou zijn gehalveerd en er tegelijkertijd een sluitend stelsel van bedrijfsopleidingen zou bestaan boven
een niveau van 500.000 zonder vooruitgang op deze twee punten. De vooruitzichten voor het komende decennium zijn dat kwantitatieve tekorten gemakkelijker kunnen worden bestreden
dan kwalitatieve. Laten we aan dat
laatste daarom voorrang geven.

Auteur