Ontwikkelingskroniek
Nyerere
en zijn gevecht met het IMF
De crisis van het Tanzaniaanse Socialisme
DRS. G.Th.E.R. ARNOLD*
Inleiding
De rol die Julius Nyerere heeft gespeeld
bij de ontwikkeling van Tanzania staat
door zijn recente vrijwillige aftreden als
president opnieuw in de belangstelling. In
de nabeschouwingen over zijn ruim
23-jarig leiderschap komt Nyerere’s economisch beleid er in de Westerse pers in het
algemeen niet zo goed af 1). De Tanzaniaanse leermeester heeft echter zo zijn eigen
ideeen over de economische situatie in
Tanzania en de wereld, zoals o.a. uit zijn
rede voor het International Institute for
Social Studies (ISS) te Den Haag op 13
maart 1985 is gebleken.
Aangezien Nyerere als partijvoorzitter
van de enig toegestane partij, de ,,Chama
Cha Mapinduzi”, tot 1987 aanblijft en gegeven het primaat van de partij over regering en beleid, zal hij zijn stempel op het
beleid blijven drukken.
Tijdens zijn rede voor het ISS, getiteld
,,Is Africa responsible?”, laat Nyerere er
geen twijfel over bestaan, dat hij niet voornemens is het socialistische pad te verlaten
voor een meer kapitalistische koers: ,,I am
saying to you today that I am tired of being
told that Tanzania’s present condition arises out of our own mistaken policies, our
own inefficiency and our own overambition. I am tired too of being told that Africa’s present condition is the result of African incompetence, venality, or general inferiority in capacity. I am even more tired
of being told that the solution to our problems is an Agreement with the IMF despite the severity of the terms which can be obtained, followed by the single-minded pursuit of Private Investment — local and foreign — and the encouragement of,,personal initiative” without regard to its social
consequences.”
In het kort komt zijn betoog op het volgende neer. Niet alleen Tanzania, doch geheel Afrika, verkeert in een economische
crisis, ongeacht de toegepaste politieke en
economische ideologic. De verantwoordelijkheid ligt bij de huidige Internationale
economische orde, die de rijke landen bevoordeelt boven de arme landen.
De stijging der olieprijzen, de daling van
1202
de wereldmarktprijzen voor de meeste exportprodukten en de stijging van de importprijzen voor kapitaalgoederen en
grondstoffen hebben voor Tanzania tot
een situatie geleid die, gekoppeld aan de
schuldenlast, slechts door een forse kapitaalinjectie kan worden doorbroken.
De toevlucht zou dus bij IMF gezocht
moeten worden, doch deze installing is grotendeels een instrument geworden voor
economische en ideologische controle door
de rijke landen, die het in het IMF voor het
zeggen hebben. De IMF-voorwaarden
houden geen rekening met de specifieke
omstandigheden waarin vele landen b.v. in Zuidelijk Afrika – zich bevinden.
Onder deze uitzichtloze omstandigheden bestaat er slechts een keuze tussen dialoog of confrontatie. Indien er bij de rijke
landen geen bereidheid tot dialoog bestaat
zal deze moeten worden afgedwongen via
de, macht van de gezamenlijke Afrikaanse
schuldenpositie. Verenigd zal Afrika een
vuist kunnen maken opdat gehoor wordt
gegeven, aldus Nyerere 2).
Het ontwikkelingsmodel
De Arusha-verklaring van 1967 bevat de
hoofdlijnen waarlangs Nyerere de Tanzaniaanse maatschappij in socialistische zin
wilde hervormen met als leidende beginselen ,,ujamaa” en ,,self-reliance”. ,,Ujamaa” staat daarbij voor gemeenschappelijke inspanning gebaseerd op de cultured
bepaalde traditionele familieband of broederschap als basis voor de opbouw van een
socialistische samenleving. Via ,,selfreliance” — het vertrouwen op eigen
kracht — moet deze doelstelling worden
bereikt.
De op de Arusha-verklaring volgende
nationalisaties van sleutelsectoren zoals
het bank- en verzekeringswezen, landbouwondernemingen, industrieen en mijnbouw, verschafte de overheid een ,,nationale” greep op het economisch gebeuren.
De genationaliseerde ondernemingen werden in holdingmaatschappijen – de z.g.
,,parastatalen” — ondergebracht die
rechtstreeks onder de diverse vakministe-
ries vielen. In het kader van ,,ujamaa”
vond op het platteland een in een later stadium ten dele gedwongen massale volksverhuizing plaats van boeren en hun gezinnen naar nieuwe dorpsgemeenschappen.
De dorpen verschaften de basis voor een
greep op de landbouwproduktie – via
communale bewerking – en een lotsverbetering van de bevolking. De beschikbaarheid van centrale distributiepunten van
landbouwbenodigdheden en basisvoorzieningen zoals drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg werd hiervoor essentieel
geacht. Op de laatste twee terreinen zijn in
Tanzania inderdaad belangrijke resultaten
geboekt.
Het staatsapparaat breidde zich in 1976
aanzienlijk uit na de ontmanteling en vervanging van de cooperaties in de landbouwsector door ,,parastatalen” die zowel
met de verschaffing van landbouwbenodigdheden als opkoop en afzet van landbouwprodukten werden belast. Het aantal
,,parastatalen” in de verschillende economische sectoren kwam daarbij op ruim
400.
Kenmerkend voor de Tanzaniaanse ontwikkeling in de jaren zeventig jaren is een
verschuiving van de aandacht voor de
landbouw naar de opbouw van een gedeeltelijk op importsubstitutie gerichte
industrie.
Tanzania heeft dank zij de grote aantrekkingskracht van Nyerere’s ideee’n en
een ,,ongebonden” koers van zijn buitenlandse politiek, vooral na de Arushaverklaring van 1967, omvangrijke morele
en financiele steun van de internationale
donorgemeenschap ontvangen 3).
De economische crisis
De economische crisis die zich sinds
1978 openbaart in een structureel tekort op
de lopende rekening van de betalingsbalans kan aan zowel externe als interne factoren worden toegeschreven. De met name
van Tanzaniaanse zijde benadrukte externe factoren zijn:
a. de olieprijsstijgingen sedert eind 1973;
* Ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, laatstelijk als ambassaderaad
werkzaam op de ambassade te Dar es Salaam.
Hij schreef deze bijdrage op persoonlijke titel.
1) Zie o.a. Die Welt d.d. 21-05-1985, Musterbeispiel fur Pass ohne Boden; International Herald Tribune d.d. 24/25-08-1985, Nyerere leaves
flawed legacy in Tanzania.
2) Nyerere heeft met zijn stellingname ten aanzien van het schuldenvraagstuk in zoverre succes
geboekt, dat tijdens de top van de Organisatie
van Afrikaanse Eenheid, medio juli 1985, werd
besloten tot het organiseren van een schuldenconferentie met de crediteurenlanden.
3) De Nederlandse hulp bedroeg over de periode
1970-1985 ruim f. 1.330 mm. Rekening houdend met speciale programma’s (..fellowships”,
voedselhulp enz.) en uitgaven in het kader van
medefinancieringsprojecten zal het totaal over
genoemde periode de f. 1,5 miljard
overschrijden.
b. het uiteenvallen van de Oostafrikaanse
Gemeenschap in 1977 en de daarop volgende sluiting van de grens met Kenya;
c. de oorlog met Oeganda in 1979;
d. de verslechtering van de ruilvoet;
e. de ongunstige weersomstandigheden.
Tabel 1. Produktieontwikkeling exportgewassen (in tonnen x 1000)
De grote betekenis van de landbouw kan
worden afgemeten aan de bijdrage aan het
bruto nationaal produkt (bnp) van ca.
50% en aan de exportopbrengsten van ca.
80% terwijl ruim 80% van de bevolking direct of indirect in deze sector werkzaam is.
In de eerste jaren na de onafhankelijkheid (1961) liet de produktie van zowel
voedsel als exportgewassen een belangrijke
groei zien. Vanaf 1974 heeft zich een produktiedaling ingezet die vooral in het begin
van de jaren tachtig bij de exportgewassen
dramatische properties aannam, zoals uit
label 1 kan worden afgelezen.
Ook de voedselproduktie zou zijn teruggelopen. Betrouwbare cijfers ontbreken
omdat vele boeren de voedselgewassen niet
tegen het lage officiele prijsniveau aan de
met de opkoop belaste parastatal (National Milling Corporation (NMC)) verkopen
doch afzetten op de parallel (zwarte)
ESB 27-11-1985
1980/81
1981/82
1982/83
1983/84
1983/84, in
procenten van het
hoogste niveau
Koffie
De olieprijsstijgingen, de doorwerking
daarvan in het importprijspeil, alsmede de
verdere verslechtering van de ruilvoet door
de prijsdaling van verschillende exportgewassen op de wereldmarkt zijn inderdaad
van blijvende betekenis geweest voor de teleurstellende ontwikkeling van de Tanzaniaanse betalingsbalans.
Zo hebben de olieprijsstijgingen in de jaren zeventig tot een stijging van het aandeel
van olie(produkten) in de invoer geleid van
ca. 8% tot ruim 25% in het begin van de jaren tachtig, waarmee het beslag van deze
invoercomponent op de stagnerende exportopbrengsten thans ca. 60% bedraagt.
De betekenis van de ruilvoetontwikkeling is moeilijk precies kwantitatief vast te
stellen omdat de beschikbare cijfers nogal
uiteenlopen. Verloren vanThemaat 4) concludeert evenwel dat, welke indices men
ook gebruikt, van een voortgaande daling
sinds 1977 sprake is. Hanteert men de door
UNCTAD gepubliceerde cijfers dan kan
worden vastgesteld dat de koopkracht van
de exportopbrengsten over de periode
1976- 1983 is gehalveerd. Slechts een stijging van het exportvolume en daarmee van
de exportopbrengsten had deze ontwikkeling kunnen keren.
De produktievolumeontwikkeling van
de meeste Tanzaniaanse exportgewassen
heeft echter verhinderd dat de exportopbrengsten hadden kunnen toenemen. We
betreden hiermee het terrein van de interne
factoren die tot de crisis hebben bijgedragen, zoals:
a. de volumedaling van de exportgewassen in de landbouw;
b. de volumedaling van de voedselgewassen resulterend in voedselimport;
c. de samenstelling van het exportpakket;
d. de aan de industrialisatie gerelateerde
invoer van grondstoffen;
e. het gebrek aan management gekoppeld
aan toenemende bureaucratie;
f. de gebrekkige infrastructuur.
Hoogste
niveau
66,6
(1980/81)
66,6
54,8
53,8
49,5
75
Sisal
230,0
(1963/64)
86,0
74,0
61,2
40,2
17
Katoen
225,7
(1972/73)
175,0
134,1
127,5
140,3
62
Cashewnoten
143,3
(1973/74)
57,2
44,3
32,2
48,4
34
Tabak
19,7
(1976/77)
16,8
16,2
13,5
11,0
56
Thee
18,5
(1977/78)
16,3
15,6
17,6
15,2
82
Pyrethrum
6,0
1966/67)
2,0
1,9
1,6
1,4
23
Bron: Ministerie van Landbouw.
markt. Zo wordt de NMC nog slechts verantwoordelijk geacht voor het kopen van
ca. 10% van de produktie aan mai’s en rijst.
Als gevolg hiervan zijn in bepaalde streken voedseltekorten ontstaan die zowel
door import van de Tanzaniaanse regering
als door voedselhulp van donoren worden
opgevangen. Aangezien er in Tanzania zowel voedselsurplus- als tekortgebieden
zijn, zou de invoer- en hulpbehoefte
drastisch kunnen worden teruggebracht of
zelfs worden opgeheven indien het distributiesysteem, dat thans gehinderd wordt
door een gebrek aan transportmiddelen,
vervoersbeperkingen, slechte wegen en een
overmaat aan bureaucratie, normaal zou
functioneren. Voorts vormt ook de illegale
uitvoer van zowel voedsel- als exportgewassen in de grensgebieden, vooral veroorzaakt door het ontbreken van consumptiegoederen, een probleem.
Er zijn verschillende oorzaken voor de
teruggang van de landbouwproduktie aan
te voeren die hierna in willekeurige volgorde worden genoemd doch elkaar in toenemende mate hebben versterkt naarmate de
economische situatie verslechterde:
a. dorpsvorming heeft geleid tot een verkleining van het bebouwde areaal, uitputting van de veelal reeds minder goede gronden rond het dorp, en verwaarlozing van bepaald gewassen zoals b.v.
cashewnoten;
b. vervanging van cooperaties in 1976
door parastatalen (z.g. ,,cropa uthorities”) voor de marketing van exportgewassen en de NMC voor de opkoop van
voedselgewassen, die na verloop van
tijd inefficient bleken te functioneren;
c. falend prijsbeleid; de producentenprijzen bleven achter bij de inflatie;
d. gebrekkige distributie landbouwbenodigdheden;
e. gebrekkige kredietfaciliteiten;
f. gebrekkige landbouwvoorlichting;
g. gebrekkig transport;
h. gebrekkige opslagmogelijkheden;
i. tekort aan (tijdelijke) arbeidskrachten
voor de plantages;
j. gebrek aan consumptiegoederen als
..incentives”;
k. weinig aandacht voor research en meer
toereikende landbouwtechnieken.
De export van landbouwprodukten
draagt zoals reeds vermeld bijna 80% bij
aan de totale exportwaarde, waarbij koffie
met ca. 30% het belangrijkste exportprodukt is, gevolgd door katoen met een aandeel van 10%. Industrieprodukten en mineralen completeren het exportpakket. De
export opbrengsten zijn derhalve sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de landbouwproduktie en de wereldmarktprijzen.
Zoals eerder opgemerkt is het produktievolume belangrijk gedaald en behalve voor
thee zijn in de periode 1979- 1982 de wereldmarktprijzen van kof fie, katoen, sisal
en tabak uitgedrukt in dollars gedaald. De
dominante plaats van kof fie in het exportpakket vergroot de moeilijkheid om de exportwaarde te verhogen. Het renderende
aanbod wordt immer begrensd door het exportquotum in het kader van de internationale koffieovereenkomst (35.000 ton). Het
surplus moet tegen veel lagere prijzen afzet
vinden.
De daling van het landbouwproduktie-
volume heeft verhinderd dat Tanzania
door een vergroting van haar wereldmarktaandeel de daling van het prijsniveau op de wereldmarkt heeft weten te
compenseren. Zo kan worden berekend 5)
dat uitgaande van 5 produkten (koffie, katoen, sisal, thee en tabak), een produktie-
volume-ontwikkeling, in overeenstemming met de wereldhandel voor de betref4) J. P. Verloren van Themaat, Finance and monetary policies of Tanzania in the present economic crisis, ISS, november 1984.
5) Berekening gebaseerd op cijfers uit Tanzania, country economic memorandum, Wereldbank,1984.
1203
fende produkten gerelateerd aan de geldende wereldmarktprijs, in 1982 een additionele opbrengst van ca. $ 40 mln. zou
hebben opgeleverd of wel ca. 10% van de
exportwaarde. Zou het exportvolume in
torische en beheersproblemen zwaar vertild. Ook had de arbeidsethiek te lijden van
de voortdurende koopkrachtdaling van de
salaristrekkenden waardoor verschijnselen
als absentei’sme en corruptie gestimuleerd
1982 voor genoemde produkten 20% ho-
werden.
ger zijn geweest — gegeven de feitelijke
produktiedaling altijd nog minder dan het
De infrastructuur zoals het wegennet,
spoorwegen en PTT draagt in toenemende
mate de sporen van gebrekkig onderhoud
en verval. Vooral het slechte wegennet
maaktedat het vrachtwagenpark zoal niet
door mechanische gebreken dan wel door
bandenpech ernstig wordt gehinderd. Het
tekort aan onderdelen, banden en brandstoffen verlamt regelmatig het transportwezen.
hoogste gerealiseerde niveau in het verle-
den – dan zou een additionele exportopbrengst van $ 65 a 67 mln. zijn gereali-
seerd, neerkomend op ca. 16% van de totale exportwaarde van ca. $ 400 mln. De
groeivooruitzichten van de exportop-
brengsten steken mager af tegen de additionele importbehoefte van ca. $ 300 mln.,
die benodigd is om een adequaat geacht
importniveau van $ 1.200 mln. te bereiken.
Ongeveer f. 500 mln. aan import wordt
momenteel gefinancieerd uit donorbijdragen, leningen en leverancierskrediet.
Alhoewel de landbouw door de Tanzaniaanse partij- en regeringsleiders als de belangrijkste economische sector werd aangemerkt, vond deze prioriteit in de jaren
zeventig geen weerspiegeling in de reservering en besteding van begrotingsfondsen
c.q. buitenlandse valuta.
Het accent daarentegen lag op de ontwikkeling van de deels op importsubstitutie gerichte Industrie. Bilaterale donoren,
waaronder Nederland, hebben door het
beschikbaar stellen van financieringsmid-
delen hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. Zo kwam de produktie van textiel,
cement, kunstmest, ijzer en aluminiumwaren, banden en schoenen op gang. Aan het
eind van de jaren werd duidelijk dat Tanzania niet over de middelen – zowel management als buitenlandse valuta voor de invoer van benodigde grondstoffen en reserveonderdelen — beschikte om de gecreeerde capaciteit adequaat te benutten. Vanaf
1979 ondervond de industrie door de deviezenschaarste in toenemende mate problemen bij het verkrijgen van importvergunningen voor de benodigde grondstoffen en
reserveonderdelen, zodat deze sector in
1984 globaal op een capaciteitsbenutting
van ca. 25% is teruggevallen en herhaaldelijk (tijdelijke) bedrijfssluitingen plaatsvonden. De donoren kan worden verweten
de financiele gevolgen van het gesteunde
importsubstitutiebeleid in relatie tot de teruglopende exportopbrengsten te laat te
hebben onderkend.
De kwaliteit van het management wordt
algemeen als zwak omschreven. Bedacht
meet worden dat de Tanzaniaanse overheid vooral na de Arusha-verklaring in
1967 voor de gigantische taak stond praktisch de gehele economic te besturen, zonder langer gebruik te willen maken van buitenlands management dat voorheen in vele
produktie- en dienstverlenende bedrijven
werkzaam was. Een complicerende factor
is voorts de bemoeienis van de partij die in
elk bedrijf haar vertegenwoordigers heeft
en vooral op districts- en regionaal niveau
met de controle op de uitvoering van het
beleid van de overheid is belast.
Tanzania, dat ten tijde van de onafhankelijkheid beschikte over een totaal van 30
academic!, heeft zich aan de socialisering
van de maatschappij verbonden organisa1204
9. de liberalisering van de invoer van consumptiegoederen door Tanzanianen
die in het buitenland over buitenlandse
valuta beschikken (oktober 1984);
10. de afschaffing van exportheffingen en
instelling van een ,,export retention
scheme” voor exporterende bedrijven
en het hotelwezen (1984/1985).
Genoemde maatregelen dateren merendeels uit 1984 en de resultaten wat betreft
de uitgavenkant van de begroting zullen
eerst eind 1985 begin 1986 zichtbaar worden, zo werd tijdens de presentatie van de
begroting 1985/86 in juni 1985 medegedeeld. De begroting 1985/86 bevat overi-
daarop betrekking hebbende beleidsdocumenten het licht. Het ..National Economic
Survival Programme” (NESP) in 1981, het
,,Structural Adjustment Programme”
(SAP) in 1982, en ,,The Agricultural Policy of Tanzania” in 1983.
Het SAP bevstte voor de periode
1982/1983-1984/1985 een aantal ambi-
gens weinig additionele maatregelen. Het
,,export retention scheme” waaronder exporteurs een gedeelte van de exportopbrengsten mogen behouden voor de aanschaf van grondstoffen c.q. onderdelen,
wordt verruimd. Een verdere devaluatie
van de Tanzaniaanse shilling vond tegen de
verwachting in niet plaats. Wel werden opnieuw belastingverhogingen aangekondigd
(frisdranken, benzine en sigaretten). Ook
de producentenprijzen werden opnieuw
verhoogd zij het niet in ree’le termen.
Duidelijk is dat de doelstellingen van het
SAP ook in het begrotingsjaar 1984/85
niet werden gehaald, gedeeltelijk door de
vertraagde uitvoering van structurele her-
tieuze doelstellingen zoals het verhogen
vormingen, deels door het uitblijven van
van de exportopbrengsten en de invoercapaciteit alsmede het verlagen van het begrotingstekort. Het programma was gebaseerd op een vergroting van de landbouwproduktie, additionele donorbijdragen, en
een vermindering van de begrotingsuitgaven gekoppeld aan een dating van de inflatie. Als uitgangspunt stond het behoud van
substantiate additionele donorbijdragen.
Zo werd een verdubbeling van de exportopbrengsten tot $ 800 mln. niet bereikt. De
uitvoer stabiliseerde zich op een niveau van
ca. $ 400 mln. Ook het beoogde importniveau van $ 1.200 mln. werd niet gehaald.
de sociale verworvenheden voorop. Aan
grotendeels aan de liberalisatie van de invoer wordt toegeschreven. Betalingen van
De herstelpogingen
In 1980 drong het besef door dat de for-
mulering en uitvoering van een herstelprogramma ter hand moest worden genomen.
Zo zagen in de periode 1981-1983 drie
goede beleidsintenties derhalve geen
gebrek.
De maatregelen die daadwerkelijk in het
kader van het SAP werden uitgevoerd kunnen in het kort als volgt worden samengevat:
1. enkele devaluaties van de shilling waarmee de dollarwaarde steeg van Tsh. 8 in
1982 tot Tsh. 17 in 1984;
2. een toename van het relatieve aandeel
van landbouw in de ontwikkelingsbegroting van 11% in 1982/1983, tot
ruim 28% in 1984/1985;
3. een ree’le verhoging van de producentenprijzen met 5% in 1984;
4. de ontmanteling c.q. afslanking van de
parastatalen en overname van de aankoop van export- en voedselgewassen
door producentencooperaties (1984/
1985);
5.de reorganisatie van de NMC (1984/
1985);
6. een versoepeling van de interregionale
distributiebeperkingen van voedsel
(1984/1985);
7. de afschaffing van de voedsel-en kunstmestsubsidies (juli 1984);
8. de verhoging van het minimumloon en
de salarissen ter gedeeltelijke compensatie van de afschaffing van de voedselsubsidie, de invoering van het schoolgeld (middelbaar onderwijs) en de ontwikkelingsheffing (juli 1984);
De invoer bedroeg ca. $ 930 mln. of ruim
$ 50 mln. meer dan over 1983/84, hetgeen
de in het kader van de liberalisatie gei’mporteerde goederen vonden in het buitenland plaats zonder tussenkomst van de
Bank van Tanzania. De dollarkoers op de
zwarte markt is door de grote vraag inmiddels tot het zesvoudige van de officie’le
koers gestegen. De liberalisatie van de invoer heeft wel tot aanzienlijke extra inkomsten geleid aan importheffingen,
waardoor het begrotingstekort in relatieve
termen is afgenomen zodat op dit punt een
bescheiden succes is geboekt.
De Tanzaniaanse regering blijft uitgaan
van een wenselijk invoerniveau van $ 1,200
mln. als voorwaarde voor herstel. Dit
laatste niveau veronderstelt in de huidige
situatie echter een kapitaalinjectie van ca.
$270 mln., waarop zonder een IMF-akkoord geen uitzicht lijkt te bestaan. De bilaterale donoren die thans reeds ruim 40%
van de importrekening financieren zullen
naar mag worden aangenomen geen additionele hulp overwegen zonder een overeenstemming over een herstelprogramma
— op basis van een IMF akkoord — waaraan ook de Wereldbank zijn medewerking
verleent.
Ten slotte kan niet onvermeld blijven
dat de buitenlandse schuldpositie van Tanzania een duurzaam herstel ernstig in de
weg staat. Zo wordt de totale buitenlandse
schuld per 1 januari 1984 op ca. $ 2,8 mrd.
geraamd, waarvan ruim $ 1 mrd. aan multilaterale financie’le instellingen, $ 800
mln. aan overheden leden van de z.g. Club
van Parijs en $ 1 mrd. aan overige crediteurenlanden (Brazilie, China e.a.) en het
delijke consument — vooral in Dar es Salaam – legt nu eenmaal een groter politiek
gewicht in de schaal dan het eventueel tandengeknars van de boeren op grote afstand. Bovendien heeft voedselhulp over
speling meer. Integendeel, in plaats van
een invoerdaling voorziet elk herstelscenario in een invoerstijging van landbouwbenodigdheden en onderdelen voor een rehabilitatie van de landbouwsector, het trans-
bedrijfsleven. De achterstand in aflossing
de afgelopen jaren er weinig toe bijgedra-
portwezen en de industriele sector. De
en interestbetaling bedroeg in 1983 ca.
$ 300 mln. De schuldendienst bedroeg
$ 125 mln. in 1983 en wordt in 1985 geraamd op ruim $ 260 mln. waarmee de
schuldratio
(schuldendienst/exportopbrengst) toeneemt van ca. 30% in 1983 tot
vermoedelijk ca. 60% in 1985. De achterstand in betalingen van aflossing en rente
zal sinds 1983 aanzienlijk zijn toegenomen. Het is duidelijk dat de schuldendienst
een zware belasting betekent voor de betalingsbalans die door Tanzania thans en
ook in de nabije toekomst niet kan worden
opgebracht
gen om de Tanzaniaanse regering te bewegen tot een beleid waarbij de inkomenspositie van de boeren prioriteit geniet.
De hierna volgende label verklaart de
waarde die het IMF toekent aan een eventueel gefaseerde – veel substantie’lere
verhoging van de ree’le producentenprijzen, waartegen Tanzania zich uit hoofde
schoktherapie zal — zo verwacht men tot onbeheesbare inflatoire effecten leiden
die vooral de vaste salaristrekkers zullen
treffen. Het compenseren van deze inkomensgroepen door salarisverhogingen
staat op gespannen voet met de voorwaarde het begrotingstekort terug te brengen.
De Tanzaniaanse regering twijfelt
voorts aan de toereikendheid van het volume en de duur van de additionele kapitaalstromen uit hoofde van een IMF-akkoord. Van IMF en Wereldbankzijde
wordt niet meer dan ca. $ 140 mln. samen
van de daaraan verbonden prijs- en begro-
tingsaspecten verzet.
Tabel 2. Index van de reele producentenprijzen
per jaar verwacht over een periode van
1977/78 1979/80 1981/82 1983/84
De relatie met het IMF
De onderhandelingen met het IMF over
de aan IMF-steun in de vorm van ,,standby”-krediet verbonden voorwaarden slepen zich reeds jaren voort. De controverse
betreft niet zozeer de aard van de te nemen
herstelmaatregelen of de verlaging van het
begrotingstekort, de stijging van de producentenprijzen en de rentevoet alsmede een
verdere devaluatie van de Tanzaniaanse
shilling, maar eerder de omvang en de fasering van deze maatregelen.
Er zijn binnen de Tanzaniaanse regering
en partij belangrijke krachten die de door
het IMF gestelde voorwaarden als een gevaar zien voor de overlevingskansen van de
socialistische samenleving zoals die sinds
deonafhankelijkheidis opgebouwd. President Nyerere zelf is wel de belangrijkste exponent van deze school die niet nalaat de
eisen van het IMF als absurd te kwalificeren, leidend tot volksoproer en omverwerping van het regime.
Het gaat vooral om twee kwesties, de
ree’le stijging van de producentenprijzen en
de verlangde devaluatie. De daling van de
landbouwproduktie wordt van IMF-zijde
voor een belangrijk deel toegeschreven aan
de ree’le daling van de producentenprijzen.
Alhoewel in 1983 en 1984 flinke prijsverhogingen werden doorgevoerd, zowel voor
voedsel als exportgewassen, zijn de producentenprijzen achtergebleven bij de inflatie, welke de laatste jaren ca. 30% per jaar
bedroeg. De regering heeft aangekondigd
in ieder geval handhaving van het huidige
ree’le prijsniveau te zullen nastreven en
jaarlijkse prijsverhogingen van 5% in ree’le
termen over de volgende 3 tot 4 jaar te zullen overwegen.
In het verleden is door de Tanzaniaanse
regering te veel rekening gehouden met de
belangen van de stedelijke consumenten en
zijn de officiele prijzen voor voedsel (bij
voorbeeld mai’s) kunstmatig laag gehouden
door subsidies. Nu deze in 1984 – medeop
aandrang van het IMF – werden afgeschaft is de Tanzaniaanse regering huiverig
voor verdere maatregelen die tot een
substantie’le lastenverhoging van de consument leiden zonder daar tegenover compensatie te stellen. De onvrede van de steESB 27-11-1985
Exportgewassen
Koffie
Katoen
Tabak
Thee
Voedselgewassen
Mat’s
Rijst
Tarwe
100
100
61
40
72
76
100
76
95
87
72
68
64
67
100
100
100
86
91
79
79
100
61
86
79
69
88
64
Bron: Ministerie van Landbouw.
De nadruk die het IMF legt op een aanzienlijke wisselkoersaanpassing kan verklaard worden uit het verloop van de z.g.
ree’le effectieve wisselkoers d.w.z. degewogen nominale wisselkoers gecorrigeerd
voor de relatieve prijsontwikkeling. Zo
kan worden berekend dat de ree’le effectieve wisselkoers van Tanzania gesteld op 100
per ultimo 1978 is opgelopen tot 159 per
medio 1984, d.w.z. dat ondanks de tussen-
tijdse wisselkoersaanpassingen van de
Tanzaniaanse shilling deze indicator van
de concurrentiepositie per saldo toch met
59% is verslechterd. Het IMF legt tevens
een direct verband tussen een substantie’le
wisselkoersaanpassing en een sterke verhoging van de producentenprijzen. De exportwaarde uitgedrukt in lokale valuta zal
immers bij gelijke dollarwaarde overeenkomstig de wisselkoersaanpassing toenemen waaruit de verhoging van de ree’le producentenprijzen kan worden gefinancierd.
De Tanzaniaanse regering zou bereid
zijn gefaseerd een belangrijke wisselkoersaanpassing tot rond de Tsh. 30 per dollar te
accepteren – thans 1 8 : 1 – doch wil zich
noch op een streefcijfer noch op een
tijdstip voor verdere aanpassingen vastleggen, hetgeen tot dusverre door het IMF als
voorwaarde wordt gesteld.
De Tanzaniaanse regering verwerpt
voornoemde door haar gekenschetste
maximaal 3 jaar met jaarlijks toetsing van
het gevoerde beleid. Additionele hulp van
bilaterale donoren in de orde van $ 60 mln.
per jaar – de totale hulp bedraagt thans
bijna $ 400 mln. per jaar – mag optimistisch heten. Om de in het voorgaande
hoofdstuk genoemde kapitaalinjectie van
$ 270 mln. te halen zal derhalve voldoende
leverancierskrediet beschikbaar moeten
komen waarvoor een herstel van vertrouwen essentieel is.
Het is niet eenvoudig een waardeoordeel
uit te spreken over de door de Tanzaniaanse regering aangevoerde argumentatie die
zoals gezegd neerkomt op de verwachting
dat de voorgestane remedie erger is dan de
kwaal omdat de voorgestane dosering gelijk zou staan aan politieke zelfmoord.
Men weet immers niet welke complicaties
zich kunnen voordoen en wat de zieke nog
kan verdragen. Men kan met R.H. Green
6) het IMF terecht verwijten dat het in haar
aanpak volledig voorbij gaat aan de sociale
gevolgen van het door haar voorgestane
pakket economische maatregelen. Kan
men vanuit een zuiver economisch gezichtspunt de voorgestane substantie’le verhoging van de producentenprijzen en wisselkoersaanpassing onderschrijven, de
daaruit voortvloeiende prijs- en inflatiegevolgen zijn moeilijk op de Tanzaniaanse
bevolking af te wentelen. De koopkracht
van de vaste salaristrekkenden is over de
afgelopen jaren meer dan gehalveerd. Het
is derhalve niet zonder reden dat president
Nyerere vreest dat de grenzen van het in-
Tanzaniaanse situatie. Zo wijst men crop
casseringsvermogen van de Tanzaniaanse
werknemer zijn bereikt 7). Voorts moet
men vrezen dat het vermoedelijk beschikbaar komende IMF-krediet, ca. $ 100 mln.
per jaar over 3 jaar ontoereikend is als basis voor een belangrijke financiele injectie.
Het is duidelijk dat de standpunten uiteenlopen en men moet als men de laatste
jaren de onderhandelingen van nabij heeft
kunnen volgen wel een grote optimist zijn
om te verwachten dat de partijen op korte
dat de aanbodzijde niet onmiddellijk zal
termijn tot een akkoord komen nu dezelf-
kunnen reageren op een sterke stijging van
de producentenprijzen omdat een rehabilitatie van de landbouwsector wat betreft exportgewassen verscheidene jaren zal vergen. Voorts mag een exportinspanning niet
ten koste gaan van de voedselproduktie.
Ook aan de vraagzijde bestaat thans geen
6) H.H. Green, Sparring with the IMF, Africa
Report, Sept-Oct 1984.
7) De mislukte voorbereiding voor een staatsgreep eind 1982 moet voor Nyerere een teken aan
de wand zijn geweest.
schoktherapie omdat zij dit traditionele
IMF recept niet van toepassing acht op de
1205
de argumenten sinds 1981 zonder resultaat
tegen maatregelen die de sociale en politie-
de revue passeren. Een duurzaam substan-
ke stabiliteit kunnen aantasten. De IMF-
13. Ter bevordering van buitenlandse
tieel herstel lijkt bij het volgen van de tot
dusverre door Tanzania gevolgde stap
voor stap benadering op eigen kracht niet
mogelijk, omdat zonder IMF-akkoord onder de geldende omstandigheden de deur
gesloten blijft naar de benodigde additionele kapitaalverschaffing en een schuldenregeling. Het is derhalve meer dan ooit
noodzakelijk de impasse te doorbreken en
de partijen tot elkaar te brengen. Positief is
daarbij dat de Tanzaniaanse regering blijft
voorwaarden met name terzake van de
particuliere investeringen in de exportsector – mede ter diversificatie van het exportpakket — verdient technische steun bij
het ontwerpen van een investeringscode
streven naar een overeenstemming met het
IMF.
producentenprijzen en de hoogte van de
wisselkoers vallen naar Nyerere’s opvatting onder deze categorie. Bovendien biedt
de IMF-therapie onvoldoende soulaas.
Nieuwe duurzame arrangementen voor additionele hulpgelden en een schuldenregeling zullen zo nodig door meerdere in idenkaanse landen moeten worden afgedwongen, aldus Nyerere. Aangezien Nyerere
ook na zijn aftreden in 1985 als partijvoor-
zitter nog tot in 1987 een nauwlettend oog
ten op korte termijn op een akkoord met
het IMF en daarmee op een kapitaalinjectie en schuldenregeling beperkt.
1. Een combinatie van zowel externe als
interne factoren heeft in Tanzania tot een
ernstige economische crisis geleid die onder meer wordt gekenmerkt door een structured tekort op de lopende rekening van de
betalingsbalans. De teleurstellende ont-
8. Het economische aanpassingsproces
zal zonder IMF-akkoord gekenmerkt blijven door een stap voor stap benadering die
sinds de begroting 1984/1985 met maatregelen grotendeels in lijn met de aanbevelingen van de Wereldbank en IMF in gang
wikkeling kan in belangrijke mate worden
werd gezet. De vooruitzichten op een economisch herstel op korte termijn blijven
somber omdat naar wordt verwacht, de re-
toegeschreven aan een daling van de ruilvoet, een falend landbouwbeleid en de niet
voorziene gevolgen voor de invoer van een
op importsubstitutie gerichte industrialisatie. De donorafhankelijkheid is in sterke
mate toegenomen.
2. De eenzijdige op een beperkt aantal
landbouwprodukten gerichte samenstelling van het exportpakket beperkt de vooruitzichten op een voldoende groei van de
exportopbrengsten om op eigen kracht het
sterk gedaalde importvolume terug te
brengen op het peil van 1980.
sultaten van het beleid eerst na een aantal
jaren zichtbaar worden. Bovendien staan
de wereldmarktprijzen voor koffie en thee
momenteel sterk onder druk hetgeen een
verbetering van de exportopbrengsten in
ieder geval in 1985 illusoir maakt.
9. Gegeven de medeverantwoordelijkheid voor het gevoerde beleid in het verleden lijkt een afbouwen van de hulp door de
donoren op een moment dat Tanzania
Tanzania staat een economisch herstel ernstig in de weg. De opgelopen betalingsach-
daadwerkelijk tot structurele hervormingen is overgegaan – daartoe door de donoren aangespoord — moeilijk verdedigbaar. Daarvoor pleit tevens de relatief
gunstige mensenrechtensituatie en de politieke stabiliteit die, door drastische hulpkortingen in een jaar waarin belangrijke
wijzigingen in de partij- en regeringstop
zullen plaatsvinden — al zal dit vermoedelijk van weinig invloed zijn op de economische koers — niet in de waagschaal moeten
worden gesteld.
10. Bij het uitblijven van een IMFakkoord op korte termijn verdient voortzetting van de hulp op basis van de volgende veronderstellingen overweging:
terstand en de toenemende schuldendienst
a. de in 1984 ingezette structurele hervor-
betekenen een belasting van de betalingsbalans die door Tanzania thans en ook in
de nabije toekomst niet kan worden
opgebracht.
6. De economische crisis waarin Tanzania zich bevindt vraagt om maatregelen die
veelal een inbreuk betekenen op het tot
mingen worden voortgezet en werpen
vruchten af;
b. het streven blijft gericht op een akkoord met het IMF;
c. in multilateraal verband wordt een
oplossing gezocht voor de Afrikaanse
schuldenproblematiek.
dusverre door Nyerere voorgestane ,,socialistische ontwikkelingsmodel”. De toekomstige relatie met de traditionele
Westerse donorlanden waaronder Nederland, zal in belangrijke mate worden bepaald door de vooruitzichten op een economisch herstel, dat zonder een akkoord
met het IMF naar de mening van verschillende donoren niet denkbaar is. Door het
uitblijven van een dergelijk akkoord is
Tanzania van troetel- tot zorgenkind ge-
11. Ge’interesseerde donorlanden zouden een initiatief kunnen nemen om de onderhandelingen met het IMF uit de impasse
te halen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van Tanzania en de
mogelijk sociale en politieke gevolgen van
het door het IMF voorgestane beleid.
12. Met het oogopeenverhogingvande
kwaliteit en doeltreffendheid van de donorhulp is een effectieve donorcoordinatie
worden 8).
— waaraan het tot dusver heeft ontbroken
3. Rehabilitatie van de landbouwsector,
het transportwezen en de industrie vergen
een substantiate buitenlandse kapitaalinjectie, terwijl ook voor de ontwikkeling
van additionele exportbronnen zoals toerisme en mineralen buitenlandse valuta nodig zijn.
4. Bij een uitblijven van economisch
herstel komt handhaving van de kwaliteit
van de sociale verworvenheden van de
Tanzaniaanse maatschappij zoals onder-
wijs en gezondheidszorg in gevaar.
5. De buitenlandse schuldenpositie van
7. Nyerere heeft zich permanent verzet
1206
overweging.
G.Th.E.R. Arnold
tieke omstandigheden verkerende Afri-
in het zeil kan houden, zijn de vooruitzich-
Samenvatting en conclusies
gewenst.
— zeker onder de huidige omstandigheden
8) Alleen de BRD en het VK hebben in 1984 aangekondigd de hulp drastisch te zullen beperken
bij het uitblijven van een akkoord met het IMF.
De BRD heeft voor de periode 1984-1985 de
daad bij het woord gevoegd. Het VK is voornemens eerst in 1986 de hulp daadwerkelijk terug te
brengen. Nederland heeft in 1985 de hulpinspanning vergroot door het eenmalig beschikbaar
stellen van f. 33 mln. als hetalingsbalanshulp
boven het kasplafond van f. 92 mln. voor Tanzania. Een akkoord met het IMF werd tot dusverre niet als voorwaarde gesteld voor voortzetting van de hulp. Nederland acht een dergelijk
akkoord wel van grote betekenis voor een structureel herstel van de Tanzaniaanse economie.