Ga direct naar de content

De waarde van de economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 11 1984

De waarde van de economic

,,It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or
the baker, that we expect our dinner, but from their regard of
their own interest”, aldus Adam Smith, en er zijn weinig economen die de bruikbaarheid van deze hypothese betwisten. De veronderstelling dat mensen op rationele wijze hun eigen belang najagen heeft de economische wetenschap immers een heel eind op
weg geholpen bij het verklaren van de gedragingen van consumenten, producenten, politici en andere economische subjecten.
Er is echter een terrain waarop economen terughoudender zijn
om dit uitgangspunt van toepassing te verklaren …….. nl. op
hun eigen gedrag als wetenschapsbeoefenaar. Wie tegen een serieuze econoom, die van de wetenschap zijn vak heeft gemaakt,
zegt, dat hij het onderzoek doet dat zijn aanzien bij zijn wetenschappelijke collega’s zoveel mogelijk vergroot, dat hij de adviezen uitbrengt die zijn opdrachtgevers het liefst willen horen en
dat hij de meningen verkondigt die bij het publiek het meeste
aanslaan, om op die manier zijn status, promotiekansen en inkomen te maximaliseren, wordt meestal bejegend alsof hij een ernstige belediging heeft uitgesproken. Kennelijk achten economen
de inzichten waarmee zij de gedragingen van anderen zo aardig
weten te analyseren, niet op hun eigen activiteiten van toepassing. Schijnbaar zijn zij van mening dat de wereld van de wetenschap door veel edeler motieven wordt geregeerd dan het najagen
van vulgair eigenbelang.
Inderdaad is de overheersende opvatting, die in elk geval door
wetenschapsbeoefenaren onder elkaar in ere wordt gehouden,
dat economen (en andere wetenschappers) hun publiek niet naar
de mond praten. Degenen die dat al te duidelijk wel doen, worden door hun collega’s met de nek aangekeken. De markt voor
wetenschappelijke kennis en adviezen zit dus blijkbaar heel anders in elkaar dan alle andere markten. Daar geldt dat producenten zo goed mogelijk proberen in te spelen op de behceften van
consumenten, om op die manier afzet voor hun proclukten te vinden en winst te maken. Op de wetenschappelijke markt daarentegen opereren aanbieders die zich van de vraag >ets aantrekken;
sterker nog, voor wie het oneervol is dat wel te doen. Wat is dat
voor merkwaardige markt, die zo met de observaties van Adam
Smith in strijd lijkt?
Laten we om te beginnen eens kijken wat het produkt is dat op
de economisch-wetenschappelijke markt wordt aangeboden.
Daarover hoeft weinig misverstand te bestaan: sinds de economische wetenschap als ,.political economy” ter wereld kwam, beschouwen haar beoefenaars zich als experts op het gebied van de
economische politiek. Door het bestuderen van allerlei economische verschijnselen hebben zij zich kennis eigen gemaakt van en
theorieen gevormd over, de manier waarop de wereld economisch gezien functioneert. Die kennis en theorieen stellen hen in
staat om de politici, het grote publiek of wie het maar wil horen,
van advies te dienen over de mogelijke of waarschijnlijke gevolgen van allerlei economisch-politieke maatregelen. Zonder twijfel kunnen deze adviezen heel waardevol zijn, want men beschikt
binnen de economische wetenschap over een arsenaal van kennis
en inzichten dat zijn bruikbaarheid al veelvuldig heeft bewezen.
Zo hebben economen bij voorbeeld met vrij grote zekerheid kunnen aantonen dat het voor landen veel voordeliger is om zich te
specialiseren in produkties waarin zij een comparatief voordeel
hebben en vervolgens handel te drijven, dan alle goederen en
diensten waaraan behoefte bestaat zelf te produceren. Evenzo
hebben economen aannemelijk gemaakt dat het onverstandig is
voor die landen om handelsbarrieres op te werpen; daarmee verkleinen zij hun eigen inkomen en dat van anderen. Door het ontwikkelen, toepassen en uitdragen van dergelijke inzichten zijn de
beoefenaars van de economische wetenschap in staat hun steentje tot het vergroten van de welvaart van de samenleving bij te
dragen. Mooier kan het haast niet.
Het merkwaardige is alleen dat de economische adviezen, ook
al zijn ze gebaseerd op nog zulke waardevolle theorieen, veelvuldig in de wind worden geslagen. Talloze malen zijn de voordelen
van vrijhandel aangetoond, maar er is bijna geen land ter wereld
dat geen protectionistische maatregelen treft. Zijn de mensen die
daar wonen zo dom dat zij de economische theorieen niet begrijpen of zouden er in die landen machthebbers regeren die geen
kaas van economie hebben gegeten? Men kan zich voorstellen
dat niet iedereen, met de Principles van Ricardo in de hand, de essentie van de internationale-handelstheorie doorgrondt, maar
dan moeten er toch wel een paar economen te vinden zijn die op
een begrijpelijke manier kunnen uitleggen waar het om draait!
Neen, dat het aan de domheid van de mensen ligt dat de adviezen
van economen op zo grote schaal worden genegeerd, is erg onwaarschijnlijk, te meer daar een heleboel mensen er blijk van geven dat zij de adviezen van medici of technici, die op veel ingewikkelder theorieen zijn gebaseerd, wel begrijpen en in acht ne-

ESB 1-8-1984

men. Er moet iets anders aan de hand zijn. Laten we ons daarom
nog wat verder verdiepen in de economisch-wetenschappelijke
markt en ook de vraagzijde onder de loep nemen.
Terwijl de aanbieders van economische kennis, zoals we hebben gezien, mensen van een bijzonder slag zijn, die slechts gedreven worden door het motief de kennis van de wereld te vergroten
om op basis daarvan de welvaart van iedereen te vermeerderen,
lopen er buiten de economische wetenschap lieden rond die kil
berekenend hun eigen belang zoeken. En als het in hun voordeel
is daarbij van economische inzichten gebruik te maken, zullen ze
het niet nalaten. Het ligt zelfs in de rede dat zij, als die economische inzichten inderdaad iets waard zijn en zij ze tot hun eigen
voordeel kunnen aanwenden, er wat voor over zullen hebben om
die economische inzichten te verkrijgen. En bij wie kunnen ze
dan beter terecht dan bij degenen die er hun beroep van hebben
gemaakt om de werkelijke werking van de economie zo diep mogelijk te doorvorsen: de beoefenaren van de economische wetenschap! Zou het nooit eens gebeuren dat die twee elkaar vinden en
dat de wetenschapper, tegen een kleine vergoeding, een wetenschappelijk advies verstrekt dat de vrager van pas komt? En zouden daardoor anderen die zich met de zuivere wetenschap bezighouden, niet in de verleiding worden gebracht om voor een Juttel
bedrag ook eens een klein adviesje uit te brengen? Maar dan bevinden we ons wel op het hellende vlak! Dan zijn er altijd lieden
die meer willen; men steekt elkaar aan; en uiteindelijk wordt de
wetenschap aan de hoogste bieder verkwanseld.
Hoe triest het ook is, we beginnen nu toch te vermoeden dat de
wetenschappelijke markt niet zoveel afwijkt van een gewone
markt, waar de aanbieders het de vragers naar de zin proberen te
maken om op die manier de hoogste prijs voor hun produkt te bedingen. Natuurlijk zal het er wat subtieler aan toe gaan dan op de
markt voor tweedehands auto’s, maar de principes zijn niet wezenlijk verschillend. Er zijn stilzwijgende codes en er is sociale
controle om de wetenschap niet in de uitverkoop te gooien, maar
dergelijke kartel-achtige afspraken komt men op andere markten
ook tegen. De aanbieders van de wetenschap hebben er immers
belang bij dat hun wetenschappelijke aanzien niet te veel wordt
geschaad, want als de waarde van de wetenschap te zeer devalueert, zakt tegelijkertijd haar prijs en dalen de status en het inkomen die de wetenschapsbeoefenaren aan hun activiteiten kunnen
ontlenen. De wetenschappelijke markt werkt dus heel verholen:
een beetje naar de mond praten, iets herhalen waarvan men gemerkt heeft dat het goed is gevallen, een keer gevraagd worden
voor de televisie, zitting nemen in een adviescommissie, steeds
bekender worden als economische deskundige, door de overheid
of een belangengroep te hulp geroepen worden, pal staan voor de
verdediging van een bepaald belang, en intussen groeien in aanzien en inkomen. De wetenschappelijke objectiviteit is ongemerkt in het gedrang geraakt, maar zowel voor de vrager als voor
de aanbieder is het verstandiger daar niet te veel over te reppen.
Maar is dat niet de ontluistering van de wetenschap!? De wetenschap als instrument in handen van degenen die overal aan de
touwtjes trekken, en de wetenschapsbeoefenaren hun marionetten! Deels wel, maar niet helemaal. Er zijn bezielde zonderlingen
die slechts dorsten naar kennis en niet naar roem, aanzien of
inkomen. Dikwijls zijn zij jong en onervaren en niet precies op de
hoogte van de werking van hun eigen markt. Het deert hen niet
wie er van hun vondsten gebruik of misbruik maakt en of hun
kennis relevant is of niet. Zij schrijven niet in kranten en verschijnen niet op de televisie; hun mening wordt niet gevraagd. Zij
zijn de stille krachten achter de vooruitgang van de wetenschap.
Totdat op een gegeven moment wordt ontdekt dat hun kennis
voor deze of gene waardevol is. Dan worden zij benaderd en zo
mogelijk in de gevestigde orde ingelijfd. Die kan hun wetenschap
immers gebruiken om er munt uit te slaan. En Keynes dan en
Marx en Ricardo, en alle andere ,,groten” van het vak, hebben
zij de wetenschap niet vooruitgebracht en daarmee de mensheid
een dierist bewezen? Dat wel, maar niet omdat hun theorieen de
oorzaak waren van economische en politieke machtsverschuivingen; de causaliteit ligt andersom: economische en politieke
machtsverschuivingen waren er de oorzaak van dat hun inzichten
furore maakten. Want de wereld, zoals economen die kennen,
wordt niet geregeerd door inzichten, maar door belangen; belangen die met scherp inzicht worden behartigd 1).
L. van der Geest
1) De gedachtengang die aan het bovenstaande ten grondslag ligt is
in hoofdlijnen ontleend aan George J. Stigler, Do economists matter?, Southern Economic Journal, januari 1976.

681

Auteur