Ga direct naar de content

De noodzaak van een nieuw arbeidsbestel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 11 1984

De noodzaak van een nieuw
arbeidsbestel
DR. A. DARSONO

Automatische produktie

Consumptie

De toekomstverwachtingen van technologen moeten altijd
ernstig worden genomen, want zij komen doorgaans uit.
Waarin zij zich vaak vergissen is de snelheid waarmee een
technische innovatie tot stand komt en door de samenleving
wordt opgenomen. Dit is echter niet meer dan een schoonheidsfoutje vergeleken met de realiteitswaarde van de verwachting zelf. Wat wij daarentegen vrijwel altijd voor hun
rekening kunnen laten, is hun verwachting van de maatschappelijke gevolgen van een bepaalde technische innovatie.
In 1951 verwachtte John Diebold de komst van de automatische fabriek. Hij ging daarbij uit van de mogelijkheden die
de nieuwe elektronische rekenmachines boden aan de fabricage. Hij was toen minstens een kwart eeuw te vroeg met zijn
verwachting, want door de meesten zijner tijdgenoten (onder
wie politici, economen, bedrijfs- en vakbondsleiders) werd
een dergelijke fabriek als niet meer dan een hersenspinsel van
een technoloog beschouwd. Thans bestaan deze fabrieken en
in de komende jaren zullen woorden als ,,rigide en flexibele
automatic” en ,,robotica” tot het publieke taalgebruik gaan
behoren. Dan zijn wij ook begonnen met de automatisering
van de kantoren en de winkels en, wie weet, van de school en
het ziekenhuis. De produktie van goederen en diensten geschiedt dan grotendeels automatisch.

Onze bestellingen plaatsen? Daarvoor moeten wij dan wel
het geld hebben. Tot nu toe verdient de overgrote meerderheid van ons dit in de fabrieken, op de kantoren en bij de winkels. Daar zetten wij onze werkkracht om in koopkracht.
Hier ontstaat het dilemma van de huidige, maar vooral van
het komende, arbeidsbestel. Dit werd treffend geformuleerd
door de vakbondsleider Reuter, toen Henri Ford hem trots
de nieuwste arbeidsbesparende machines toonde: ,,Machines kopen geen auto’s”. Voor de meeste mensen geldt dat zij
zowel producent zijn als consument en dat hun loon deze beide rollen verbindt. Machines bezitten deze rolverbinding
niet.
Wat Ford verkeerd zag, was dat verhoging van de arbeidsproduktiviteit nimmer het doel kan zijn van een ondernemer. Dat doel is altijd en alleen het voortbrengen van produkten die gekocht zullen worden. Vindt hij voor deze produkten geen afzet dan houdt zijn produktie op, hoe goedkoop en snel hij ook produceert. Arbeidsproduktiviteit is
voor hem slechts een middel in dienst van zijn afzet. Voor de
techniek is arbeidsproduktiviteit echter een doel. Daarmee
brengt de techniek het arbeidsbestel, dat wij zinds de eerste
industriele revolutie hebben ingericht, in het ongerede. Zij
brengt een innerlijke tegenstrijdigheid van dit bestel aan het
licht. Door haar kan de ondernemer zich van zijn werknemers ontdoen en zodoende zijn loonkosten laten dalen, maar
tegelijk beroofd hij zich van zijn kopers. De werknemer ziet
door haar zijn arbeid verlicht, waardoor hij met minder inspanning zijn loon kan verdienen, maar verliest daarmee zijn
werk.

Techniek
De werktuigen nemen de mensen het werk uit handen. De
machines (de machinale apparaten) nemen de mensen de
werktuigen uit handen en de automaten (de elektronische apparaten) nemen de mensen de machines uit handen. Werk te
nemen uit menselijke handen en dit overte geven aan apparaten is de maatschappelijke functie van de techniek iedere keer
dat dit gebeurt, spreken wij van industriele revolutie en het
belangrijkste maatschappelijke gevolg ervan is een enorme
stijging van de produktiviteit.
Wat een dergelijke produktiviteitsstijging betekent, laat
de agrarische produktie ons zien. De Nederlandse landbouw
produceert per uur een steeds grotere hoeveelheid agrarische
produkten, terwijl het aantal mensen dat voor de produktie
van deze hoeveelheid nodig is afneemt. Akkers en weilanden,
die bijna leeg zijn van mensen, zijn hiervan het gevolg en de
afgelopen veertig jaren zijn wij gewend geraakt aan de bijna
verlaten boerenhofsteden. Zo zullen wij de komende veertig
jaren gewend moeten raken aan bijna lege fabrieken en kantoren. De winkels, voor zover zij ons voorzien van massaartikelen, zullen grotendeels zijn geworden tot magazijnen,
waar wij elektronisch onze bestellingen plaatsen.

690

Reorganisatie van het arbeidsbestel
Omdat mensen zijn opgegroeid in een bepaald arbeidsbestel, menen zij dat dit van nature is gegeven. Bij gevolg
kunnen zij zich moeilijk voorstellen dat het eens werd georganiseerd en dat het derhalve gereorganiseerd kan worden.
Welnu, wanneer het blijkt dat een gegeven bestel sterke interne tegenstrijdigheden vertoont, wordt het tijd dat wij het reorganiseren om deze strijdigheid op te heffen.
In ons arbeidsbestel wordt de innerlijke strijdigheid kennelijk veroorzaakt door het verband tussen werkkracht en
koopkracht. Dit verband is, zoals gezegd, het loon, betekent
dit nu dat wij, zoals sommigen stellen, moeten streven naar
een bestel met een arbeidsloos inkomen? Dat spreekt geenzins vanzelf. Dat wordt duidelijk wanneer wij beseffen wat
,,loon” is. Loon is beloning voor gepresteerd werk, zal nu
bijna iedereen zeggen. In werkelijkheid is loon echter een
hoeveelheid geld die iemand, de werkgever, aan een ander,
de werknemer, wil uitbetalen.

Deze uitbetaling nu heeft in veel situaties betrekkelijk weinig te maken met het gepresteerde werk. Meer met andere
factoren, zoals de bui van de werkgever of de macht van de
werknemer. Dit vastgesteld hebbende, moet de reorganisatie
beginnen met de verandering van de (rechts)persoon van de
uitbetaler van loon. Tot nu toe is dat de ondernemer. Nu deze

niet meer met mensen maar met machines en apparaten produceert, ligt het in de rede dat hij zich niet meer bezighoudt
met de loonbetaling aan mensen. In een gereorganiseerd arbeidsbestel zullen de meeste mensen (ouden, zieken, invaliden, kinderen uitgezonderd) nog steeds werkkracht in koopkracht omzetten, maar het zal niet meer de ondernemer, of
de pseudo-ondernemer van de overheid zijn, die de arbeidende mensen hun loon moet uitbetalen.
Wat dan gedaan? Steeds meer mensen ontvangen hun
koopkracht uit de schatkist. Direct (ambtenaren, tramconducteurs, bijstandsmoeders, wezen) of indirect (bouwvakkers, chirurgen, directeuren van scheepsbouwwerven, boe-

ren). De schatkist is blijkbaar de instantie die de koopkracht
in stand moet houden. Natuurlijk werkt die instantie nog niet
zo goed. Deze functie is haar immers opgedrongen door de
maatschappelijke ontwikkeling, zodat zij zich niet op haar
taak heeft kunnen instellen. Een verkeerde invloed die van
haar uitgaat is bij voorbeeld dat zij soms gezonde, vitale,
vaak goed opgeleide mensen (artsen, onderwijzers) koopkracht verschaft zonder daarvoor arbeid in ruil te verlangen.
Verstaan wij onder arbeid menselijke bezigheden, waarvan
niet zozeer de arbeidende mens zelf, maar de medemens nut
heeft dan is er nog steeds behoefte aan arbeid. Wie deze nuttige arbeid verricht krijgt daarvoor een beloning.

De gevulde schatkist
Om een beloning te kunnen betalen, moet de schatkist gevuld zijn. Dat doet de overheid; die geld kan drukken. De
hoeveelheid geld die de overheid kan drukken en in de schatkist stoppen, is echter bepaald. Zij, of beter haar waarde,
mag niet meer zijn dan die van de produkten die te koop worden aangeboden.
Een overheid die van haar bevoegdheid geld te drukken
onverantwoord gebruik maakt en zodoende inflatie veroorzaakt, is voor velen, en niet alleen voor monetaristische economen, een gruwel. Zijn er geen andere, monetair minder gevaarlijke, manieren om een schatkist gevuld te houden? Te
denken valt om op de winsten van de ondernemer zware belastingen te laten drukken. De moeilijkheden hierbij zijn
hoofdzakelijk tweeerlei. Ten eerste kan de ondernemer zich
aan de belastingheffing onttrekken door zijn kapitaal de
vlucht te laten nemen. Ten tweede vallen zware belastingen
nauwelijks te legitimeren wanneer de ondernemer nog maar
weinig werknemers in dienst heeft. De overheid kan vervolgens de ondernemer zwaarder belasten door hem hoge tarieven op te leggen voor transport, milieu, energie, onroerend

Slot

In ons huidige arbeidsbestel onderscheiden wij de publieke
sector en de particuliere sector. Boze tongen noemen de particuliere sector de produktieve en de publieke sector de consumptieve sector. Deze consumptieve, daarom nietproduktieve, sector is te veel gegroeid in de laatste kwart
eeuw en moet daarom worden teruggedrongen. Dat is een reorganisatie, maar een regressieve.
Een progressieve reorganisatie van het arbeidsbestel gaat
de publieke sector daarentegen uitbreiden. Dat behoeft
geenszins te betekenen dat de particuliere ondernemer wordt
uitgeschakeld. Geen sprake van en ook liever niet. De ondernemer, niet meer gehinderd door grote horden werknemers,
kan zijn ondernemingslust, creativiteit en avontuurlijkheid
eerst goed ontplooien, zoals de moderne boer het al jaren
doet. De consument, die geen werknemer meer is, zal hem
vereren en belonen door zijn produkten te kopen.
Het argument van de mensen die een regressieve-reorganisatie van ons arbeidsbestel voorstaan, is dat de historic heeft
,,bewezen” dat technische innovatie steeds weer arbeid, dat
is werk bij een ondernemer, schept. Zie bij voorbeeld de auto, die leidde tot de auto-industrie. Dus, zie de robot, die zal
leiden tot een robotindustrie. De werknemer die door de robot uit de autofabriek wordt gestoten, zal in de robotfabriek

weer nieuw werk vinden.
Zien wij de sociale en psychische gevolgen van een dergelijke werkverandering even over het hoofd, dan berust deze
gangbare opvatting op een miskenning van de robot. Een
auto — daarin verschilt die machine van een robot — kan
geen auto’s fabriceren. Een robot, straks, wel een robot. Dat
zeggen tenminste de technblogen en we hebben aan het begin
gezegd dat we hun uitspraak altijd ernstig moeten nemen. De
regressieven vleien zich daarom met een ijdele, zo niet valse,
hoop. Blijft er dan wel arbeid voor de mens over? Dat
spreekt vanzelf, namelijk daar waar de produktiekracht van
de werktuigen, de machines, de automaten, de robots, op-

houdt. Of waar wij deze laten ophouden. En passant hebben
wij hier het onderscheid gemaakt tussen produktie en arbeid.
Een progressieve reorganisatie van ons arbeidsbestel houdt
dan in de reorganisatie van een produktiebestel in een arbeidsbestel.
A. Darsono

goed e.d. De vraag is dan natuurlijk of de opbrengst van deze
indirecte belastingen voldoende zal zijn om de schatkist voldoende te vullen. Nog een andere manier bestaat daarin dat
de overheid aandeelhouder wordt in alle particuliere bedrijven, hetgeen het einde zal inluiden van het vrije ondernemerschap. Ook daaraan zijn nadelen verbonden. De vraag is of
er geen betere manieren zijn waarop de ondernemer, de producent, die nauwelijks meer werkgever is, kan worden bewogen het geld dat hij over heeft – en dus niet gei’nvesteerd zo snel mogelijk aan de overheid terug te geven voor de schatkist opdat die het gebruikt om de werkende mensen te belonen, zonder genoodzaakt te zijn nieuw geld te drukken en zodoende inflatie te veroorzaken.

ESB 1-8-1984

691

Auteur