Ga direct naar de content

Verruiming van perspectief

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 8 1983

Verruiming van perspectief
Nederland is een klein landje aan de rand van het Europese continent. Economisch gezien is het in hoge mate afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt en in de internationale politiek speelt het geen rol van betekenis. Wetenschappelijke, technische en artistieke ontwikkelingen komen grotendeels — er zijn uitzonderingen — uit het buitenland overwaaien. Hetzelfde geldt voor sociaal-culturele
trends en modeverschijnselen. In het binnenland heersen een
economische orde, een rechtsorde en een politieke orde die
het resultaat zijn van een langdurige historische ontwikkeling en die alleen al daarom niet eenvoudig voor verandering
vatbaar zijn. Ook geografisch zijn de grenzen snel bereikt. Zo
gezien bestaat er in Nederland nauwelijks speelruimte voor
het doen van zelfstandige keuzen die de economische, politieke en sociale toekomst van het land bepalen. Al heel snel
stuit men op randvoorwaarden die vanuit het buitenland
worden gedicteerd, uit bestaande economische en maatschappelijke structuren voortvloeien of door fysieke en geografische omstandigheden worden opgelegd.
Het besef van eigen nietigheid leeft in Nederland sterk.
Misschien speelt de calvinistische volksaard daarbij een rol.
En het is natuurlijk ook niet te ontkennen dat de internationale afhankelijkheid op economisch, militair-politiek en
cultureel gebied groot is, dat de produktiestructuur en het sociaal-economische bestel niet van de een op de andere dag te
veranderen zijn en dat ook de bevolkingsopbouw en de ruimtelijke inrichting structuurdeterminanten zijn die voor lange
tijd vastliggen. Toch lijkt het er soms op dat maatschappelijke ontwikkelingen wat al te veel als natuurverschijnselen
worden beschouwd; dat al te snel de conclusie wordt getrokken dat de samenleving zich in een bepaalde richting ontwikkelt zonder dat daar lets aan valt te doen. Zo’n opstelling is
vanzelfsprekend niet bevorderlijk voor de publieke discussie
over toekomstgericht beleid. Waarom zou je je druk maken
als je ervan uitgaat dat de toekomstige ontwikkeling al grotendeels in heden en verleden besloten ligt en voor het overige door onbeinvloedbare factoren wordt bepaald?
Als er niettemin een zekere speelruimte overblijft waarbinnen de maatschappelijke ontwikkeling is te bei’nvloeden,
dan moet daarover een politieke discussie plaatsvinden
waarbij alternatieven worden afgewogen en die uiteindelijk
in bewuste keuzen uitmondt. Om tot die politieke afweging
bij te dragen publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) in 1977 het rapport De komende
vijfentwiniig jaar waarin op grond van aannemelijke veronderstellingen voorspellingen werden gedaan omtrent toekomstige ontwikkelingen. Maar in plaats van dat er een discussie ontstond over de vraag of de beschreven ontwikkelingen wel gewenst werden geacht en zo ja, door wie en waarom, werd de toekomstverkenning vrijwel als een gegeven
aanvaard. De discussie over beleidsalternatieven die had
moeten worden aangezwengeld, werd juist gedempt. In een
volgend rapport, Beleidsgerichte toekomstverkenning; deel
1: Een paging tot uitlokking, dat in 1980 verscheen, ging de
Raad daarom anders te werk. Nu werden de uiteenlopende
opvattingen in de samenleving ten aanzien van de gewenste
maatschappelijke ontwikkeling op de voorgrond geplaatst.
Deze werden zo goed mogelijk herleid tot zes z.g. ,,karakteristieke visies”. De Raad onderscheidde enerzijds politiekideologische verschillen tussen het liberalisme, het socialisme en de politiek op christelijke grondslag, anderzijds —
dwars door de ideologische stromingen heenlopend — een
verschil dat meer van instrumentele aard is, nl. vertrouwen
in ,,technocratische” resp. ,,sociocratische” oplossingsmethoden voor maatschappelijke vraagstukken. In het thans
uitgebrachte rapport Beleidsgerichte toekomstverkenning;
deel2:Een verruiming van perspectief ) wordt hierop voortgeborduurd en wordt voor elk van de zes ideaaltypische poESB 15-6-1983

sities geschetst welke stellingnamen bij bepaalde maatschappelijke vraagstukken te verwachten zijn en welke consequenties een daarbij behorende politiek zal hebben. De technocratische positie is daarbij nader geconcretiseerd als een
voorkeur voor rationed, doelmatig overheidsingrijpen in het
maatschappelijke verkeer om bepaalde doeleinden te verwezenlijken; in de sociocratische visie wordt meer vertrouwd
op de zelfregulerende krachten in de samenleving en de eigcn
verantwoordelijkheden van individuen en groepen; de overheid treedt daarbij eerder bemiddelend dan sturend op en
heeft als voornaamste taak de verschillende opvattingen voldoende tot hun recht te laten komen.
Op deze manier heeft de WRR op een groot aantal beleidsterreinen de karakteristieke visies uitgewerkt tot consistente
beleidsperspectieven op langer zicht dan de volgende verkiezingsronde. De ideologische verschillen tussen politieke stromingen krijgen daardoor meer relief. Dat werkt verhelderend
voor de politieke discussie en draagt bij tot bewuste beleidkeuzen. Zo probeert de WRR tegengas te geven tegen een gesignaleerde tendentie tot depolitisering van maatschappelijke vraagstukken.
Op sociaal-economisch gebied bij voorbeeld maakt het
nogal wat uit of we afkoersen op een versterking van de verzorgingsstaat, een ,,waarborgstaat” waarin ieder zoveel mogelijk zijn lot in eigen hand moet nemen en de staat alleen
voor een (laag hangend) vangnet zorgt, of een ,,houdbare samenleving” die gericht is op versobering en rentmeesterschap en zinvolle werkgelegenheid (de economie van het genoeg). Evenals het op militair-politiek gebied wezenlijk verschil maakt of we willen vasthouden aan het atlantische perspectief, streven naar een grotere zelfstandigheid van WeslEuropa op militair terrein, de keuze maken voor een nietnucleaire, klein-Europese veiligheidspolitiek of vertrouwen
op geweldloze middelen zoals sociale verdediging. Ook op
cultureel gebied leiden de uiteenlopende maatschappij visies
tot sterk verschillende beleidskeuzen: willen wel of geen
commercieel omroepbestel, een publiek mecenaat in de
kunsten, een herzuiling in het onderwijs enz.?
De ervaring leert dat de fundamentele keuzen in het politieke debat dikwijls maar weinig aandacht krijgen. Het gaat
vaak meer over de gevolgen van korte-termijn beleid. En met
de wetenschap als handlanger worden de ideologische tegenstellingen verdoezeld. De WRR verzet zich tegen die neiging
en probeert de maatschappelijke keuzen tot hun ideologische properties terug te brengen. Met een vraag, die in het
begin van dit artikel al is gesteld, blijven we echter zitten:
valt er eigenlijk wel wat te kiezen, hoe groot is de speelruimte
die we hebben, waar lopen we met onze kop tegen de muur?
M.a.w., wat zijn de grenzen van de beleidsruimte waarbinnen het politieke debat zich dient af te spelen wil het zin hebben? Op dat punt worden we in het nieuwe rapport niet veel
wijzer gemaakt.
Het is het voornemen van de WRR zich in de nieuwe
raadsperiode, die op 1 januari is ingegaan, over deze vraag te
buigen. De politieke discussie hoeft daar echter niet op te
wachten; die kan alvast van start gaan aan de hand van het
overvloedige materiaal dat in het jongste WRR-rapport
wordt geboden. In de hoop dat uit de ,,chock des opinions”
een verruiming van perspectief voortvloeid. Ook in een klein
landje aan de rand van het Europese continent.
L. van dcr Geest

1) Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid,
loekomstverkenninK’- <‘<‘<”-•’ £<‘” rcrruiming ranperxpcctief. Rapporten aan de Regcring nr. 25. Shuitsuitgeverij. ‘s-Ciravcnhagc. 1983.

521

Auteur