P. Thoenes
Een dom volk?
Wat vroeg Adam Smith zich ook weer
af betreffende ,,the nature and the causes
of the wealth of nations”? Dat is een interessante vraag, nu Nederland — ,,one
of the wealthiest nations ever”—zich verbeeldt de tering naar de nering te moeten
zetten en met een forse, zij het niet al te
scherpe bijl aan het hakken schijnt te
gaan. Wat kunnen we dan het best missen? Smith meende dat het vooral de verstandige arbeid is die aan het door de natuur gegevene een waarde toevoegt, die
bij verstandig gebruik van het ontstane
produkt op den duur tot grotere algemene welstand leidt. Naar het mij voorkomt is dit antwoord nu meer waar dan
ooit, al zijn roof, plundering en potverteren als tijdverdrijf en bestaansmiddel
zeker nog niet uitgestorven.
De volgende vraag is echter welk type
arbeid dan in onze samenleving als bij uitstek ,,wealthproducing” of ,,wealthconserving” kan worden gezien. Nog steeds
zijn de handen belangrij ke hulpmiddelen,
maar verhoudingsgewijs is het aandeel
van de hoofdarbeid enorm toegenomen,
zelfs meer dan professor Smith kon vermoeden. Beschikbare kennis, toepassingsvermogen, geestelijke discipline en
creativiteit zijn de voornaamste bronnen
van onze huidige en toekomstige rijkdom.
Vooral die landen, die hooggenoteerd
staan als Europa’s erfnemers: de VS, de
Sovjetunie en Japan, zijn zich deze intellectuele verplichting en dat voorrecht
maar al te zeer bewust. Hun onderwijssystemen zijn de uitgebreidste, de selectiefste en de meest geperfectioneerde die
wij kennen. Hoe zit dat met ons in
Nederland? Volgen wij hier, zoals ge-
ESB 25-8-1982
woonlijk, het voorbeeld van de grote
broers? Welnee, ook bij ons gooitde leerdwang hoge ogen. We zijn niet zo goed
als Denemarken, dat ons met de leerplicht een halve eeuw voor was, meer
Nobelprijswinnaars telt, en in de Volkshogeschool een vorm van volwasseneneducatie kent waar wij nog nauwelijks
aan begonnen zijn. Maar toch, ook wij
zijn een geschoold volk, dat op basis van
ons leerstelsel een geleerdenproduktie
heeft die gezien kan worden.
In ieder geval delen we in deze de voorhoedepositie zozeer dat we ook niet gevrijwaard blijven voor de binnen onze
cultuur op het ogenblik opkomende kritiek op verondersteld overintellectualisme, overscholing en wetenschapsaanbidding. Een kritiek die hier en daar zelfs
in het teken komt te staan van antirationalisme, fundamentalisme en mystiek.
Het zou onwetenschappelijk zijn die kritiek af te doen, als gold het alleen maar
een boosaardige samenzwering van behekste duisterlingen. Eris onmiskenbaar
een type wetenschapstoepassing dat
zwaar medeschuldig is aan onze huidige
cultuurcrisis. De wetenschap zelf gaat
trouwens wat die toepassing betreft niet
vrijuit. Zinniger dan een totale verwerping van rational!teit en wetenschap lijkt
me het aangepaste zoeken naar het herstel van een ontwikkeling van positieve
wetenschap, die haar plaats in het kader van een lange-termijnvooruitgangsdenken herneemt.
Het ligt dan ook voor de hand, en hier
kom ik tot de kern, tot het thema van
deze kolom, dat Nederland voor het
overwinnen van de crisis vooral zijn herstel zoekt in handhaving en verhoging
van het peil van zinnig toepasbare kennis en wetenschap. Zij zijn het die ons
vooral kunnen helpen bij het verwerven
van bestaansmiddelen, maar ook van de
creativiteit en het cultuurtype die binnen
een westers model van leefbaarheid,
overleving en herstelde vooruitgang passen.
Merkwaardig genoeg juist nu, doet
deoverheid, onze grote bezuinigerenheroverweger, iets dat lijnrecht tegen deze
visie in gaat. Waar ze de bezuinigingsbijl
zwaait, doet ze dat vooral in de richting
van de boom der kennis. Het argument
dat de werkloosheid onder academici
reeds zou wijzen op een geleerdheidsoverschot lijkt me niet juist. De werkloosheid onder academici en hbo’ers is
weliswaar groot en groeiend, maar zeker
niet groter dan de gemiddelde landelijke
werkloosheid. Als dat ertoe gaat leiden
dat per beroepslaag de scholingsgraad
toeneemt, is dat een positieve ontwikkeling.
In feite moeten we, waar onze toekomst bepaald gaat worden door voortgezette wetenschapsontwikkeling als
bron voor ,,the wealth of our nation”, een
verhoogde scholing in natuur- zowel als
sociale wetenschap als wenselijk zien.
Middelbaar onderwijs voor iedereen, zij
het niet per se van het huidige type en ook
niet noodzakelijkerwijs samengeperst in
de leeftijdsperiode 12-18jaar. Daarboven
kan dan hoger onderwijs komen voor zeker 10% der bevolking. Ook dit hoeft niet
geperst te worden in de periode 18-24
jaar, maar kan in open vorm als volwasseneneducatie worden gespreid. Hoe dat
zou kunnen is een aparte verhandeling
waard. Deze kolom gaat niet verder dan
te zeggen: een dom volk bezuinigt op zijn
onderwijs.
P. Thoenes
871