Ga direct naar de content

Stabiliteit van regeringscoalities

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 29 1981

Ideologische positie van de kiezers

Ingezonden

Stabiliteit van regeringscoalities
DRS. S. BLOKLAND

Inleiding
In ESB van 22 juli 1981 geeft prof,
dr. H. van den Doel een interessante
beschouwing over de Stabiliteit van verschillende mogelijke coalities. Hij gaat
hierbij uit van een rangschikking der
partijen op een links-rechtsschaal, waarbij hij de PvdA op 40% plaatst, D’66 op
50%, CDA op 55% en VVD op 70%.
Hoewel hij deze getallen slechts bij wijze
van voorbeeld geeft, hanteert hij ze wel
om tot de conclusie te komen dat de
combinatie PvdA-D’66-CDA (verschil
55 – 40 = 15%) stabieler zal zijn dan die
van D’66-CDA-VVD (verschil 70 – 50 20%). Deze conclusie staat of valt m.i.
met de onderbouwing die aan deze percentages kan worden gegeven.
Links-rechtsprofiel van het kiezerscorps
Het voordeel van de links-rechtsindeling is haar eenvoud. Ze kan worden
voorgesteld door rangschikking op een
rechte lijn. Als we er een partij mee
willen kenschetsen moeten we standpunten ten aanzien van een veelheid van
zaken, die elk afzonderlijk een zeker gewicht moeten krijgen, samenpersen in
een enkel getal. Nog ingewikkelder
wordt het wanneer we achter de partij
de kiezers zien die, door een klein hokje
rood te maken, hun voorkeur voor hun
partij kenbaar hebben gemaakt. Binnen
de aanhang van elke partij bestaan immers ook weer schakeringen 1).
De standpunten van de kiezers kunnen we, evenals die van de partijen, ook
op een links-rechtsindeling weergeven.
De gegevens over het links-rechtsprofiel
van het kiezerscorps ontlenen we aan een
enqu&te van het NIPO naar de politieke
gezindheid van de Nederlandse kiezers.
Daarbij is aan ongeveer 20.000 kiezers
gevraagd zich zelf te plaatsen op een
schaal van zeven groepen, lopend van
uiterst links tot uiterst rechts. Aan
degenen die zich aldus in een groep hadden ingedeeld werd ook gevraagd op
welke partij ze dachten te gaan stemmen.
Uit de verkregen gegevens 2) kan een
overzicht worden afgeleid naar politieke
gezindheid en partij, naar de toestand
van ongeveer twee maanden voorde ver758

kiezingen. De label vergelijkt de gegevens
met de uitslag der verkiezingen.

Willen we de ideologische positie van
de stemmers op de partijen (die vermoedelijk een grotere spreiding vertoont dan
die van hun vertegenwoordigers) kenschetsen dan kan dit door een soon
zwaartepunt te bepalen (als mediaan,
zodat evenveel kiezers zich ter rechterals ter linkerzijde ervan bevinden). Dit
geeft dan de positie op de links-rechlsschaal. In de figuur zijn de profielen
met de deellijnen die de plaats op de
schaal aangeven in beeld gebracht.

Figuur. Profielen van de partijen en
plaatsen van de kiezers op de linksrechtsschaal

Tabel 1. Vergelijking van de verkiezingsuitslag met de resultaten van de NIPOenquete
Enquete
Uitslag
Nipo
(in procenten)
(in procenten)

Partij

CDA . . . . . . . . . . . . . . . …..
PvdA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
…..

31,8

^^^^

1
1
1

30 8

28,0

PvdA

28.3

^MHBM

=——

14,5

…..

88.6

. .. . .

D’66

87 5

——1

6,2

2,4

In het algemeen gaf de NlPO-enquete
een redelijk nauwkeurige voorspelling
van de uitslag. Als we aannemen dat de
verschillen niet zijn veroorzaakt door
verschuivingen in de politieke gezindheid, maar alleen door de wijze waarop
deze bij de stemming tot uitdrukking is
gebracht kunnen we de NIPO-gegevens
iets aanpassen. Het komt redelijk voor te
veronderstellen dat:
— 1% aan uiterst rechtse kiezers van
CDA naar klein rechts (RPF) is overgegaan;
— de verschuiving van D’66 naar VVD
betrekking heeft op degenen die in
D’66 voor wat rechtser dan het midden voelden.
De profielen van de achterban der vier
grootste partijen zouden er volgens deze
benadering ongeveer uitzien als in label 2
die op 1.000 kiezers betrekking heeft.
king heeft):
Tabel 2. Kiezers naar links-rechts en
partij van hun keus
PvdA

D’66 CDA VVD

Uiterst links

43

Links midden . . .

90

41

17

Rechts midden . .

10

6

88

Uiterst rechts . . .

2
283

Totaal

………

2

Totaal

—

40

4
58
55
35
20

45
84
152
287
159
86
62

Ill

308

173

875

rn
ii
1

CDA

rm

VVD

UL

L

LM

M

MR

R |UR

-f
20
t

40
i

60
l

80
l

Samenvattend zou dan voordeachterbannen gelden:
— PvdA: gematigd links, en 34% op de
schaal;
— D’66: midden, tegen links aan, en
43% op de schaal;

1) Illustratief hiervoor is b.v. het standpunt
t.a.v. kernwapens. In alle partijen worden zowel gematigde als beide uiterste standpunten
gehuldigd, zij het in verschillende mate: Vol-

gens een NI PO-enquete (Utrechts Nieuwsblad,
29 april 1981) waren de volgende percentages

stemmers voor verwijdering van kernwapens.

PvdA: 45, D’66: 24, CDA: 13, VVD: 11.
Tegen verwijdering lagen de percentages als
volgt: PvdA: 9, D’66: 6, CDA: 19, VVD: 27.

2) De resultaten werden gepubliceerd in
Elseviers Magazine, 31 januan 1981, biz. 34
en4april 1981, biz. 8-9.

— CDA: wat rechtser dan midden, en
60% op de schaal;

Aanvaardbaarheid voor de achterbannen

om met andersdenkenden tot overeenstemming te komen. Voor een over-

— VVD: gematigd rechts en 63% op

De schakeringen in politieke gezindheid van de achterbannen makendat niet

wegend deel van de aanhang van D’66 en

iedere aanhanger gelukkig zal zijn met

middenpositie op de schaal innemen,
zouden alle combinaties acceptabel
kunnen zijn. De leiding van de PvdA
heeft duidelijk de smalste marges, smaller dan die van de VVD.
Voor de PvdA en D’66 is de combinatie mel CDA de aantrekkelijkste.
Hoewel deze bij de aanhang van CDA
hel laagst scoort zou ze daar niet meer
pijn veroorzaken dan de achterban van
de PvdA bij deze coalitie moet verduren.
Een voorwaarde voor deze ,,gelijke verdeling van het chagrijn” is wel dat in de
kring van het CDA de overtuiging bestaat dat die partij in de coalitie een invloed verkrijgt gelijkwaardig aan die van
de PvdA. De weerstand in de fractie van
CDA om in te stemmen met het resultaat
van het werk van de drie informateurs
is dan verklaarbaar uit het gevoel dat dit
linkser is dan hetgeen de achterban bereid is te slikken.
Onder de veronderstelling dat het
CDA in de tot dusver nagestreefde coalitie redelijk aan zijn trekken zou komen
zou de pijn bij de aanhang van VVD ook
nog draagbaar kunnen zijn. Het feit dat
het door haar vertegenwoordigde % deel
van het kiezerscorps tot nu toe geheel
buitengesloten werd zal de opstelling van
deze partij veel kritischer maken.
Voor CDA en VVD is de coalitie met
D’66 het aantrekkelijkst. Deze is door
D’66 echter tot nu toe categorisch afgewezen. De duidelijkheid in dit opzicht,
waarbij van te voren al een belangrijke
kaart uit handen werd gegeven, heeft er
in het spel van de informatie wel toe geleid dat deze partij enkele vervelende
slagen moest incasseren.
Hoewel samengaan met CDA en VVD
voor de achterban van D’66 inderdaad
het minst aantrekkelijk is, zou het ,,tevredenheidspercentage” in deze variant
voor D’66 liggen op het peil dat in de
door haar beoogde coalitie met PvdA en
CDA bij de achterbannen van die partij-

de schaal.

De conclusie uit de aldus bepaalde

de combinatie waarin de partij van zijn

plaatsen op de schaal zou tegengesteld

keuze deeJneemt. Er zullen altijd binnen
de coalitiepartijen kiezers zijn die liever

zijn aan die van prof. Van den Doel.
De kloof tussen PvdA en CDA zou 26%
20%. De combinatie die tot dusver in

een andere samenwerking hadden gezien.
Daarentegen zullen er in de niet-deelnemende partijen kiezers zijn die het afwij-

de informatie is nagestreefd zou dus, zo

zen van bepaalde samenwerkingen door

zijn en die tussen D’66 en VVD slechts

gezien, minder voor de hand liggen dan

hun partij, of de uitsluiting daarvan door

die van D’66-CDA-VVD.

de andere, betreuren.

Haalbare ,,mate van progressiviteif

vaardbaarheid van de onderscheiden
combinaties voor de aan hang der deelnemende partijen, of als tegenpool: de
pijn die ze zouden veroorzaken, moeten

Om enig zicht te krijgen op de aan-

De rangschikking op de links-rechts-

we een maatstaf vinden voor de afwij-

schaal kan ook een indruk geven van

king tussen de eigen politieke gezindheid

de kleur van het beleid 3), dat verschillende denkbare combinaties zouden

en het beleid van de combinatie die voor
de aanhanger nog tolerabel is. Werkbare
combinaties moeten over de steun van
ongeveer 60% der kiezers kunnen beschikken. Zodra we buiten het ,,midden-

kunnen voeren. We moeten dan wel

aannemen dat elke deelnemende partij
erin slaagt een met haar gewicht even-

redige invloed uit te oefenen. Lukt dat
haar in de onderhandelingen niet, dan

zal haar geneigdheid tot het dragen van
verantwoordelijkheid voor het kabinets-

veld” (in de figuur gearceerd) komen zijn
daartoe al drie groepen op de links-

rechtsschaal nodig. In overeenstemming

beleid afnemen of zelfs geheel kunnen

daarmee veronderstellen we dat de kiezers uit een band van drie groepen om

verdwijnen. Onder de veronderstelling

het zwaartepunt van de combinatie de

van evenredige invloed ontstaat dan

gezamenlijk vastgestelde koers willen

onderstaand overzicht van de omvang
der coalities en de kleur van hun beleid
(zie label 3).

aanvaarden. Bij de overigen zou deze

Tabel 3. Mogelijke coalities met hun
steun en politieke kleur
Percentage

Coalitie
kiezers
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.

PvdA-D’66-CDA-VVD
PvdACDA- VVD
PvdA-D’66-CDA
D’66-CDA-VVD
PvdACDA
PvdA-D’66VVD
CDA-VVD
PvdA-D’56

..
..
.
..
.
.. .

.

zetets

87,5
76,4
70,2
59,2
59,1
56,7
48.1
39,4

90,0
78,7
72,7
60,7
61,3
58,0
49,3
40,7

Plaats
op de
schaal
50
51
47
58
48
45
61
37

pijn veroorzaken omdat ze hem of te
links of te rechts vinden. Voor de in de

informatie nagestreefde coalitie betekent
dit dat de kiezers die zich op de schaal

tussen 47 +/ – (1,5 X ‘<>%), dus tussen 25,5
en 68,5%, bevinden deze aanvaarden.
Voor a schuift de band 3 punten op,
voor d 11 punten. Toepassing van deze
bewerking op de in label 2 vermelde ge-

gevens geeft als uitkomsl:

Tabel 4. Steun van de kiezers aan moge-

lijke coalities
Coalitie

Aanvaardbaar voor n 9
der stemmers op

CDA, welke partijen min of meer een

Een ,,progressief” (links van het

midden) beleid (h) heeft, zelfs als de
kleine linkse partijen er zich geheel ach-

ter zouden stellen, onvoldoende steun
van de kiezers. Een ,,conservatief”

(rechts van het midden) beleid (g) is alleen mogelijk bij gedogen door de kleine
rechtse partijen. Alle andere combinaties komen — onder de veronderstelling

PvdA
a. PvdA-D’66-CDA-VVD .. 60
c. PvdA-D’66-CDA
..64
d
D’66-CDA-VVD .. (43)

D’66

CDA

VVD

87
88
66

70
64
76

68
(61)
78

3) Mr. A. A. M. van Agt verduidelijkte dit in
1977 met de rangschikking der kleuren in het
spectrum. Rood (PvdA) metgeel(CDA)geeft

Tabel 4 geeft een indruk van de ruimte

die de achterbannen de partijen laten

het daar tussenin gelegen oranje. Geel (CDA)
met blauvy (VVD) geeft het groen dat daar
tussenin ligt.

dat de deelnemende partijen er zich in

kunnen voegen — uit op een middenkoers (tussen 43 en 57%) met een scheutje progressiviteit of conservatisme.

Rekening houdend met de eis dat de
coalitiepartners elkaars buren moeten

zijn voldoen alleen de combinaties a,
c en d. Voor die van PvdA-D’66-CDA
zou het beleid dan niet in het midden
maar aan de linkerkant daarvan terecht
moetenkomen. VoordievanD’66-CDAVVD zou het op de rechtergrens van het
midden komen.
ESB 5-8-1981

759

en slechts moeizaam bereikbaar blijkt
te zijn. Haar onderhandelingspositie
tegenover CD A en VVD zou vermoede-

Samenvatting

lijk voldoende sterk zijn geweest om in
die combinatie het beleid zo ver naar

aangeduide politieke gezindheid zijn
links-rechtsprofielen afgeleid voor de

links te trekken dat de acceptatiegraad

aanhang der vier grote partijen. Daaruit

in ieders aanhang tussen 70 en 75% zou
komen te liggen. Uit het oogpunt van

is de plaats van elk bepaald op de links-

stabiliteit zou deze coalitie dan niet behoeven onder te doen voor die welke
D’66 als enig redelijk alternatief heeft
gekozen.
Voor de PvdA, die bij deze coalitie
buitenspel zou komen te staan, is dit de

meest afkeurenswaardige combinatie (afgezien van de nog verfoeilijker Staphorster variant). Wanneer de coalitie
met D’66 en CDA zou afspringen blijft

Uitgaande van de uit de NIPO-enquetes

rechtsschaal. Voor PvdA zou deze zijn
34%, D’66: 43%, CDA: 60%, VVD: 63%.
Voor de coalitie PvdA-D’66-CDA bedraagt de ,,ideologische kloof dan 26%,
voor die van D’66-CDA-VVD wordt ze
20%, In tegenstelling tot de conclusie
van prof. Van den Doel zou de combinatie met VVD dan stabieler kunnen zijn
dan die met PvdA.
Aannemende dat de in een coalitie

haar nog als enige mogelijkheid de
samenwerking van de vier grote partijen.

deelnemende partijen een met hun gewicht evenredige invloed op het kabinetsbeleid verwerven, resulteert voor alle op

Met een extra scheutje links zou de pijn

een meerderheid steunende combinaties

daarvan tussen PvdA en VVD gelijk verdeeld moeten worden. Omdat de PvdA
voor de verkiezingen samenwerking met
de VVD al ontoelaatbaar heeft verklaard, valt voor haar ook deze nog
mogelijke tweede keus uit. Zij heeft

een middenkoers met een scheutje links
of rechts. Voor drie coalities van de

grote partijen is, uitgaande van de profielen van de aanhang, een raming ge-

maakt van de mate waarin deze voor de
onderscheiden achterbannen aanvaard-

daarom het grootste belang bij het tot

baar kunnen zijn. Ook de resultaten

stand brengen van de combinatie PvdA-

daarvan ondersteunen wat hierboven

D’66-CDA. Blijkens de readies van de

ten aanzien van de mogelijke stabiliteit

mogelijke partners op het ,,eindbod” van
het informateurstrio wordt dat ook door

der coalities werd gesteld.

dezfr partijen onderkend.
760

S. Blokland

Auteur