Internationaal
Komt er een reflatie van
de Britse economie?
PROF. DR. G. VANDEWALLE
Met monetaire beleid een gedeeltelijk succes
Mevrouw M. Thatcher kan met recht
beweren dat althans het hoofddoel van
haar monetaire beleid werd bereikt. Het
stijgingspercentage van de detailhandelsprijzen, dat in September 1981 nog 11,5 bedroeg, is gedaald tot 8,5 in juli 1982.
M.a.w. het inflatiepercentage heeft een
peil bereikt dat ongeveer overeenstemt met
het gemiddelde van dat der EG-landen 1).
Of dit evenwel een automatisch gevolg is
van de beperking van de expansie van de
geldhoeveelheid en de daaruit voortkomende stijging van de intrestvoeten mag
worden betwijfeld. Twee ontwikkelingen
hebben vooral bijgedragen tot de afname
van het inflatieritme, nl. de stabilisatie van
de koersen van het Pond Sterling op een
vrij hoog peil en de sterke toename van de
werkloosheid. Eerstgenoemde ontwikkeling spruit voort uit het voortdurende overschot op de betalingsbalans van GrootBrittannie ten gevolge van de regelmatige
toename van zijn olie-uitvoer en de hoge
uitvoerprijzen van dit produkt. De grote
werkloosheid is gedeeltelijk het gevolg van
de hoge koersen van het Pond Sterling
waardoor de uitvoer wordt afgeremd en de
invoer bevorderd, en gedeeltelijk van de
hoge intrestvoeten, waardoor de investeringen worden ontmoedigd. De hoge koersen van het Pond Sterling hebben tot gevolg dat de invoerprijzen in de regel in geringere mate stijgen dan het binnenlandse
prijspeil, m.a.w. dat ze een matigende invloed uitoefenen op de inflatie. De hoge
werkloosheid drukt op de lonen, en remt
zo de stijging van de kostprijzen af.
Het werkloosheidspercentage, dat in
1977 onder de Labourregering 6,1 bedroeg,
was in September 1982 opgelopen tot 14
(bijna een werkloze op zeven actieve personen) 2). De monetaristische economisten,
zoals prof. Friedman en prof. Laidler, hebben nooit ontkend dat een krap monetair
beleid moest leiden tot een hogere werkloosheid, maar ze dachten dat een geringe
stijging van het werkloosheidscijfer zou samengaan met een veel grotere daling van
het inflatiepercentage.
Volgens Laidler zou een verhoging van
de werkloosheid met 1 procentpunt die gedurende een jaar wordt vastgehouden, voldoende zijn om het inflatiepercentage te
verminderen met 5 procentpunten. De er1186
varingen, zowel in de Verenigde Staten als
in Groot-Brittannie, spreken dit evenwel
tegen en prof. J. Tobin heeft de stalling van
Laidler omgekeerd. Volgens hem is een
stijging van de werkloosheid met 5 a 6 procentpunten nodig om een daling van het
inflatiepercentage met 1 procentpunt te
bewerkstelligen 3).
Het ziet er in ieder geval niet naar uit dat
de werkloosheid, die in Groot-Brittannie
een uitzonderlijk hoog peil heeft bereikt,
snel zal verminderen. De links gerichte
Cambridge Economic Policy Group heeft
berekend dat om het werkloosheidscijfer te
doen dalen met 1 mln. eenheden, m.a.w.
terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau van 8% van de actieve bevolking, de
produktie van de Industrie zou moeten stijgen met 5 procentpunten per jaar 4). Dit
lijkt een onmogelijke opgave als er rekening wordt gehouden met de geringe expansie van de vraag op de wereldmarkt en
de hoge waarde van het Pond Sterling,
waardoor de concurrentiekracht van de
meeste Britse bedrijven veelal gering blijft.
Sir Geoffrey Howe, minister van Financien, heeft overigens in een radio-interview
op 25 augustus 1982 verklaard dat de
werkloosheid nog een lange periode hoog
zal blijven 5). Dit speelt de conservatieve
regering uiteraard niet in de kaart. Het succesvol optreden van mevr. Thatcher in de
Falkland-crisis heeft de populariteit van de
regering in sterke mate verhoogd, maar
deze gebeurtenis zal geen blijvende invloed
uitoefenen op het kiezersgedrag. Bij een
enquete, gehouden in juli 1982, bleek dat
68% van de ondervraagde personen de
werkloosheid als het voornaamste probleem van Groot-Brittannie beschouwde6).
Er wordt van vele zijden druk op mevr.
Thatcher en sir G. Howe uitgeoefend om
een minder restrictief monetair beleid te
voeren om binnenlandse vraaguitval te
voorkomen. Howe heeft zo’n reflatiebeleid
steeds afgewezen, maar in feite is het monetair beleid in de loop van het laatste jaar
toch gewijzigd, en men kan zelfs volhouden dat het enigszins werd afgezwakt.
dat de tweede fase van het monetaire beleid
nu zou intreden. Na de stabilisatie van de
groei van de geldhoeveelheid in 1979/1980
zou deze geleidelijk worden gereduceerd.
Voor 1980/1981 werd voorzien dat de
groeivoet van Ms 7) zou schommelen tussen 7 a 11%; voor 1981/1982 zou hij 6 a
10% mogen bedragen, voor 1982/1983 5 a
9%, en voor 1983/1984 4 a 8% 8). In
1981/1982 was de werkelijke groei evenwel
13%. Dit was hoofdzakelijk toe te schrijven
aan de sterke groei van de kredietverlening
van het bankwezen aan de particuliere sector. Voor het fmancieeljaar 1981/1982 bedroeg deze toename 14,5% 9). Om de groei
van de deposito’s bij de banken die hieruit
voortspruit af te remmen, heeft de centrale
bank in opdracht van de overheid zoveel
mogelijk overheidspapier geplaatst bij de
particuliere sector (de geldscheppende instellingen niet inbegrepen). Hierdoor werd
de geldhoeveelheid verminderd en werden
de financiele middelen van de overheid uitgebreid. Voor het financieel jaar
1981/1982 overtroffen de aankopen van
overheidsschuld door de niet-bancaire sector met £ 2,5 mrd. de totale behoefte van
de overheidssector aan financiele middelen. Deze ,,overfunding” laat de mogelijkheid aan de centrale bank open om voor rekening van de overheid een deel van het
overheidspapier dat zich in handen bevindt van de banken, terug te kopen.
Deze politiek kon evenwel niet stelselmatig worden toegepast omdat de banken,
zoals in vele landen, verplicht zijn een
groot deel van hun deposito’s te beleggen
in overheidspapier en bijgevolg hiervan
slechts die hoeveelheden van de hand mogen doen die ze niet voor de verplichte dekking nodig hebben. De Bank of England
heeft daarom niet alleen schatkistpapier
van de banken gekocht, maar ook commerciele wissels. Hierdoor werden evenwel de
1) Key indicators – major economics, The Economist, 28 augustus 1982, biz. 47.
2) Persoverzicht van de Nationale Bank van Belgie, 22 September 1982, biz. 2 (uittreksel uit
Noitveau Journal van 22 September 1982).
3) The economic situation, National Institute
Economic Review, mei 1982, biz. 30.
4) I. Begg en J. Rhodes, Will British industry
recover?, Cambridge Economic Policv Review,
april 1982, biz. 25.
5) M. Wilkinson, Howe presses on with,,tough”
policy despite job losses, Financial Times, 26
augustus 1982, biz. 1.
6) I. Hargreaves en M. Dixon, Jobs, the tide is
not turning, Financial Times, 8 augustus 1982,
biz. 14.
7) Met Ma wordt bedoeld het chartaal geld in
circulatie, vermeerderd met de deposito’s op
zicht en op termijn in Pond Sterling van de particuliere en de openbare sector. Zie: Definitions
of the UK money supply, in: A. Budd, S. Holby,
A. Longbotten en D. Smith, Does monetarism fit
the UK facts? Econometric Forecasting Unit,
Discussion paper nr. 90, September 1981, biz.
14.
De wijziging van het monetaire beleid in
1982
In maart 1980 heeft de minister van Financien sir Geoffrey Howe medegedeeld
8) The economic situation, National Institute
Economic Review, mei 1982, biz. 30.
9) The home economy, National Institute Economic Review, mei 1982, biz. 35; en Overfunding and money market operations. Quarterly
Bulletin, Bank of Engeland, mei 1982, biz. 35.
kredietmogelijkheden van de banken uitgebreid en de leveringen van financiele middelen door het bankwezen aan de particuliere sector aangewakkerd. De grotere
vraag naar wissels veroorzaakte een daling
van de discontovoet en maakte het voor
melingen in de kiem kan smoren 17). Er
mag worden verwacht dat de Bank of England er in de komende maanden naar zal
streven geleidelijk aan de rentevoeten te
behulp van wissels geld op te nemen om dit
geld opnieuw te beleggen op andere geldmarkten, onder meer op de Eurodeviezenmarkt (de z.g. mallemolenpolitiek). Op
van Brunner voor de Britse situatie in twijfel te trekken. Dit grote verschil bewijst immers dat de depositobanken in perioden
van vrij sterke inflatie erin slagen het publiek ertoe te brengen chartaal geld om te
ruilen tegen deposito’s op termijn. Dit is in
perioden van inflatie immers een geschikt
middel om, dank zij de vrij hoge intresten
die op deze deposito’s worden betaald, het
verlies te compenseren dat voortspruit uit
de geldontwaarding, zonder de liquiditeit
deze wijze werden de banken ertoe aange-
van de belegde middelen in sterke mate te
zet meer en meer geld te scheppen ten
voordele van de particuliere sector. Voor
het jaar 1981-1982 liepen deze kredietverstrekkingen op tot £ 14,5 mrd., tegen £ 9,2
mrd. in 1980-1981, een verhoging met
57,6%. Deze sterke stijging van de krediet-
verminderen.
Er werd dan ook een andere oplossing
verkozen. Bij het opmaken van de begroting voor het financieel jaar 1982-1983 besloot sir Geoffrey Howe niet meer een criterium te stellen voor de geldhoeveelheid,
verlening van de banken heeft uiteraard ge-
maar voor verschillende definities van de
leid tot een eveneens aanzienlijke toename
van het aantal deposito’s op termijn. Dit
verklaart de sterke groei van Ma, ondanks
de verkopen van overheidspapier aan de
niet-bancaire particuliere sector 10).
Sommigen hebben in het mislukken van
men een illustratie gezien van wat wordt
genoemd ,,de wet van Goodhart”. Volgens
deze wet is het verloop van de verschillende monetaire grootheden (Mi, Ma enz.)
geldomloop een toelaatbare groei te plannen van 8 a 12%. Als criterium voor de
omvang van de geldhoeveelheid werden
naast Ma, Mi en MSLz gehanteerd 14). Mi
is een veel nauwere definitie van de geldhoeveelheid dan Ma. Mi omvat immers alleen het chartale geld en de deposito’s op
zicht, dus niet die op termijn. PSL2 (een afkorting van ,,Private Sector Liquidity”) is
een bredere definitie en omvat niet alleen
alle elementen die zijn opgenomen in Ma
normaal ongeveer gelijk aan dat van de in-
maar ook schatkistpapier, bankaccepten,
flatie. Maar als de overheid zich doel stelt
de groei van een van deze grootheden te regelen, treden distorsies op die niet alleen
het gevolg zijn van de overheidsinterven-
deposito’s bij lokale overheden en financieringshuizen, certificaten van belastingdeposito’s, aandelen en deposito’s bij de
bouwmaatschappijen, deposito’s bij de
prijzen in de hand zal werken 18).
ties maar ook van de readies van de diverse
spaarbanken en bepaalde kasbons uitgege-
Voor 27juli 1982 moest bij de aankoop
financiele en andere instellingen op deze
interventies 11). Voor de regering was het
uiteraard onaangenaam te moeten vaststellen dat ze het gestelde formele doel inzake
haar monetaire beleid niet kon verwezenlijken. Er werd daarom uitgezien naar een
ven door deze spaarbanken 15).
Tijdens het voorafgaande financiele jaar
van een auto minimaal een derde van de
ondernemingen en banken voordelig met
de pogingen om de groei van M3 af te rem-
andere doelstelling. De bekende Amerikaanse economist van Zwitserse afkomst,
Karl Brunner had reeds een jaar voordien
voorgehouden dat de centrale bank er beter
aan deed in plaats van de groei van Ma die
is Mi toegenomen met 7,2%, Ma, zoals
hiervoor reeds vermeld, met 13% en PSLz
met 11,9%. Hieruit blijkt dat het opnemen
van Mi en PSLs de regering hoop geeft op
een beter financieel resultaat 16). Niettemin houdt deze wijziging van het beleid
een concessie in aan degenen die een reflatie bepleiten, want niet alleen wordt een
hoger groeipercentage voorzien (nl. van 8 a
van de z.g.,,monetaire basis” (het chartale
12) dan aanvankelijk was gepland (nl. 5 a
geld, vermeerderd met de vorderingen van
9). Er wordt bovendien niets gezegd over
de depositobanken op de centrale bank) af
eventuele pogingen om de te grote groei
te remmen 12). Het beheersen van de monetaire basis is nl. een middel om op indirecte wijze de geldschepping binnen bepaalde perken te houden. De banken zijn
immers verplicht minimaal een bepaald
gedeelte van hun deposito’s te dekken door
chartaal geld en vorderingen op de centrale
van Ma in het afgelopen jaar te compenseren, m.a.w. er wordt op 1 april 1982 vertrokken van een basis die in feite te hoog is.
Daarenboven houdt het opnemen van drie
bank. Weliswaar trachten de banken door
het betalen van intrest op deposito’s het
publiek ertoe te brengen hun chartaal geld
zoveel mogelijk bij hen te beleggen, maar
de betalingsgewoonten stellen naar de me-
te meten grootheden in dat de centrale
bank, indien een van deze drie sneller toe-
neemt dan is voorzien, meestal zal kunnen
tegenwerpen dat ze toch haar doel heeft bereikt, gezien de lagere groei van de overige
twee. In feite betekent deze maatregel dat
de Bank of England in de toekomst waarschijnlijk minder betekenis zal hechten aan
ning van de meeste monetaristen vrij strakke grenzen aan het gebruik van deze mogelijkheid.
Voor de Britse regering was het aanvaar-
de omvang van de geldhoeveelheid, maar
den van de monetaire basis als criterium
en op een geleidelijke afbouw van de door
voor de monetaire politiek aantrekkelijk
omdat deze tijdens het jaar 1981-1982 op-
het bedrijfsleven te hoog geachte rentevoeten.
Met het oog hierop heeft de Bank of England trouwens in maart 1982 enkele her-
vallend weinig was toegenomen, nl. van
einde maart 1981 tot begin april 1982
slechts met 1,4% 13). Het grote verschil
tussen de sterke groei van Ma en de zwakke
groei van de monetaire basis was evenwel
aanleiding om de relevantie van de theorie
I
ESB 3-11-1982
haar politiek vooral zal richten op het afremmen van een sterke stijging of daling
van de wisselkoers van het Pond Sterling
vormingen doorgevoerd die erop zijn gericht de efficiency van haar interventies op
de diverse financiele markten zo te verhogen dat ze niet verantwoorde renteschom-
doen dalen om de investeringen aan te
wakkeren.
De eerste tekenen van een minder restrictief beleid
Naast de verzachting van het monetair
beleid hoopt de regering ook door een iets
minder restrictief financieel beleid en de
opheffing van de beperkingen op de huurkoop, de bestedingen aan te wakkeren. In
de begroting van 1982-1983 is namelijk in
tegenstelling tot die van 1981-1982, een
indexering voorzien van de belastingscha-
len en van de belasting vrijgestelde bedragen. Dit houdt in dat in tegenstelling met
vorig jaar, geen verzwaring plaatsvindt van
de inkomstenbelasting. Bovendien worden
de diverse accijnsrechten niet volledig bij
de stijging van de kosten van het levensonderhoud aangepast, hetgeen een verlaging
inhoudt van de indirecte belastingen. Ook
werd een lichte vermindering (1 procentpunt) doorgevoerd van de bedragen die de
ondernemingen moeten afdragen voor de
sociale zekerheid van haar werknemers. Er
wordt gehoopt dat dit de stabilisatie van de
De beperkingen op de huurkoop werden
opgeheven op 27juli 1982, nadat ze in
maart 1972 opnieuw waren ingevoerd.
prijs contant worden betaald en de rest
moest binnen 24 maanden worden afbetaald. Voor andere goederen moest 20%
contant worden betaald en bedroeg de aflossingsperiode van het saldo maximaal
30 maanden. Nu zijn de distributieorganismen en de financieringshuizen opnieuw
vrij hun afbetalingsvoorwaarden zelf te bepalen 19).
10) Overfunding and money market operations,
op.cit., biz. 201; S. Brittan, Still looking for a financial strategy, Financial Times, 15 maart
1982, biz. 19; Persoverzicht van de Nationale
Bank van Belgie, 27 mei 1982, biz. 3 (samenvatting artikel door A. Harris uit Financial Times
van 27 mei 1982) en D. Marsh, How to keep the
bank in touch, Financial Times, 20 mei 1982,
biz. 19.
11) Persoverzicht van de Nationale Bank van
Belgie, 30 december 1981, biz. 2 (samenvatting
van een artikel van S. Brittan in Financial Times
van 29 december 1981).
12) Persoverzicht van de Nationale Bank van
Belgie, 30 april 1982, biz. 2 (samenvatting van
een artikel van D. Marsh in Financial Times van
30 april 1982).
13) Operation of monetary policy, Quarterly
Bulletin, Bank of Engeland, juni 1982, biz. 196,
label A.
14) The home economy, National Institute Economic Review, biz. 35.
15) A. Budd e.a., art.cit., biz. 14.
16) Operation of monetary policy, Quarterly
Bulletin, Bank of Engeland, biz. 196, label A.
17) Persoverzicht van de Nationale Bank van
Belgie, 26 maart 1982, biz. 3 (samenvatting van
een artikel uit Financial Times van 26 maart
1982).
18) The home economy, National Institute Economic Review, biz. 32-33.
19) The economic situation, National Institute
Economic Review, augustus 1982, biz. 5.
1187
Ondanks deze maatregelen venvacht het
de gestegen winsten niet aanwenden voor
Nationaal Instituut voor Economisch en
uitbreiding en modernisatie van hun pro-
Sociaal Onderzoek in zijn laatste bulletin
duktie-apparaat, maar de winsten uitvoeren naar het buitenland waar naar hun mening een hogere rentabiliteit kan worden
voor 1982 geen sterke opleving van de
vraag naar goederen. Volgens het Instituut
zou de totale omzet, die tijdens de tweede
bereikt en de stabiliteit groter is. Groot-
liott zouden Britse industrielen nu overwegen vele verouderde, niet meer winstgevende onderdelen van hun bedrijven, definitief
te sluiten 29). Indien de regering nog een
jaar wacht alvorens een reflatoir beleid te
voeren, zou het te laat zijn om belangrijke
onderdelen van het Britse industriele apparaat te redden.
het verzet van bepaalde ministers tegen de
Brittannie zal in afwachting van het vertrouwen van de ondernemers in de toekomst van de Britse industrie een beroep
moeten doen op een systeem van ,,gemeng-
restrictieve monetaire politick versterken.
de economic” om de modernisatie en ex-
naar industrieprodukten ten opzichte van
Begin augustus werd er gewag gemaakt van
de mogelijkheid dat de minister van Finan-
pansie van zijn nijverheden op gang te
brengen. In dit verband citeert S. Pollard
de voorbeelden van Frankrijk en Japan
waar de modernisatie van het industrieel
apparaat met behulp van overheidsinterventie wordt gerealiseerd 24).
Deze stelling wordt bevestigd door de
uitkomsten van een enquete, uitgevoerd
een dieptepunt aan het einde van 1980 was
toegenomen met 15 procentpunten in reele
termen, de Britse industriele produktie in
door The Confederation of British Industry
minder is de Britse industrie in staat de mo-
(CBI), tijdens de zomer van 1982. Uit deze
enquete blijkt dat het huidige beleid weinig
derne produkten waar de bevolking offl
vraagt tegen concurrerende prijzen aan te
bieden.
Groot-Brittannie wordt geleidelijk een
OPEC-land dat de koers van zijn munt
hoog houdt dank zij zijn olie-uitvoer, maar
meer en meer de industrieprodukten die
het nodig heeft in het buitenland koopt. De
nadelige gevolgen hiervan maken het ge-
helft van 1981 steeg met een jaarlijkse
groeivoet van 1,5 a 2%, in 1982 slechts zeer
weinig zijn toegenomen 20). Dit alles zal
cien een mini-budget aan het parlement
zou voorleggen om een bepaalde mate van
reflatie te bewerkstelligen 21). Sir Geoffrey
Howe verklaarde evenwel op 26 augustus
1982 voor de radio dat het ,,harde” monetaire beleid moest worden voortgezet, ondanks de hoge werkloosheid 22). Het is
evenwel niet erg duidelijk of hij van plan is
de reeds doorgevoerde verzachtingen van
de restrictieve monetaire politick niet verder uit te breiden. Wellicht wil hij de indruk wekken een ,,sterke” persoonlijkheid
te zijn omdat dit, te oordelen naar de reactie van het Britse kiezerskorps op de harde
houding van mevr. Thatcher in de Falkland-crisis, blijkbaar goed overkomt bij het
publiek
Is het te laat voor een reflatiebeleid?
Sidney Pollard, hoogleraar aan de universiteit van Sheffield, heeft in een recent
gepubliceerd boek The wasting of the British economy (Londen, 1982) betoogd dat
de meeste Britse regeringen na de tweede
wereldoorlog stelselmatig de investeringen
in de Britse industrie hebben afgeremd met
het oog op een evenwichtige betalingsbalans (de voornaamste bekommernis tot
1970) en de bestrijding van de inflatie (het
hoofddoel van het beleid na 1970). Aan de
huidige regering verwijt hij dat ze door
haar fanatieke streven naar verlaging der
overheidsuitgaven en haar restrictieve monetaire politick, de afzetmogelijkheden
van de industrie zo heeft beperkt dat heel
wat bedrijven voor goed zullen verdwijnen.
In dit verband wijst hij erop dat in januari
1981 de industriele produktie 15,5 pro-
centpunten lager was dan in januari 1980,
een daling met 1,3 procentpunten per
maand.
De hoge rentevoeten die voortspruiten
uit het restrictieve monetaire beleid treffen
vooral de kleine firma’s omdat die het
grootste deel van hun investeringen moeten financieren met leningen, terwijl de ge-
vestigde oudere en grotere ondernemingen
meer mogelijkheden hebben tot zelffinan-
ciering. Een beleid dat zich tot doel stelt
het particuliere initiatief en in het bijzon-
der de kleine ondernemingen aan te moedigen, heeft dus tot het tegenovergestelde re-
sultaat geleid 23). S. Pollard meent niet dat
het nog mogelijk is door een reflatie alleen
het moderniseringsproces van de Britse industrie te versnellen. De ondernemers, zo
stelt hij, zijn te vaak teleurgesteld in hun
verwachtingen van grotere afzetmogelijkheden. Indien door reflatie hun afzetmogelijkheden worden verhoogd, zullen velen
1188
uitzicht biedt op spoedig herstel van de investeringen in de industrie. Op basis van
deze enquete bij haar leden voorspelt de
CBI namelijk dat de globale omzet van de
Britse economie in 1982 slechts 0,5 procentpunten hoger zal zijn dan in 1981.
Voor 1983 wordt slechts een groei van 1,5
procentpunten voorzien, terwijl in de lente
nog werd gehoopt op een groei voor 1983
van 2 procentpunten. Wat de winsten betreft zouden deze toenemen van 2,8% in
1981 tot ongeveer4% in 1982, 1 procentpunt minder dan de gemiddelde winstratio
van 5% tijdens het recessiejaar 197525).
Weliswaar laat de daling van de inflatie volgens sir Geoffrey Howe zou die op het
einde van het jaar slechts 6,5 procentpunten meer bedragen 26) – voorzien dat het
mogelijk is de intrestvoeten geleidelijk te
verlagen, maar meer winsten zonder betere
vooruitzichten inzake afzetmogelijkheden
leveren slechts weinig investeringen op.
In een recent rapport betoogde de Midland Bank dat het nutteloos is de lonen te
verlagen om de investeringen te bevorderen. Ondanks hun hogere winsten zullen
de bedrijven, indien ze geen kans hebben
om hun omzet uit te breiden, niet overgaan
tot modernisering en expansie van hun
produktiecapaciteit 27). Het CBI staat een
krachtige reflatie voor om de afzetmogelijkheden van de industrie te verhogen, de
investeringen aan te wakkeren en de werkloosheid te doen dalen. Het lopende overschot op de Britse betalingsbalans 28)
maakt het inderdaad mogelijk de koopkracht van de Britse bevolking op te voeren
zonder onmiddellijk gevaar voor betalingsbalansmoeilijkheden. Volgens de financiele specialist van de Financial Times, J. Elliott, zou deze reflatie zo vlug mogelijk
moeten geschieden. Naar zijn mening hebben veel Britse industrielen weer moed gevat toen ze merkten dat onder druk van de
hoge werkloosheid, de vakbondsorganisaties voorzichtiger werden bij het stellen van
looneisen. Ze hoopten dat ze hierdoor hun
winsten kunnen verhogen als de conjunctuur verbetert, en een programma van vernieuwing op basis van zelffinanciering
kunnen starten. In de zomer van 1982 realiseerden ze zich evenwel dat deze herleving nog lang kon uitblijven. Volgens J. El-
Reeds in de zomer van 1982 werd vastgesteld dat, hoewel de binnenlandse vraag
dezelfde periode slechts was gestegen met
minder dan 2 procentpunten 30). Het verschil wordt veroorzaakt door verhoogde
import. Dit wijst erop dat het de-industrialisatieproces snel voortschrijdt. Minder en
wenst dat er wat wordt ondernomen om de
Britse industrie te redden. Mevr. Thatcher
rekent erop dat de gezonde bedrijven de
handicap van de hoge koers van het Pond
Sterling aankunnen, en beschouwt het verdwijnen van de zwakkere ondernemingen
als een sanering die geschoolde arbeidskrachten vrijmaakt voor nieuwe industriele initiatieven. Om deze sanering aan te
moedigen, heeft de regering twee belangrijke maatregelen genomen. Enerzijds werd
het aantal z.g.,,enterprise zones”, dat aan-
vankelijkop 11 wasbepaald, eindjuli 1982
verdubbeld 31); anderzijds werd in het
budget van maart 1982 £ 60 mln. voorzien
voor hulp aan bedrijven die willen automatiseren (the Flexible Manufacturing Systems Scheme) 32). De bedrijven die zich
20) Idem, biz. 4.
21) Persoverzicht van de Nationale Bank van
Belgie, 9 augustus 1982, biz. 2 (samenvatting van
een artikel uit Times van 9 augustus 1982).
22) M. Wilkinson, art. cit., biz. 1.
23) S. Pollard, The wasting of the British economy, Londen/Canberra, 1982, biz. 178-179.
24) Idem, biz. 188-189.
25) M. Wilkinson, British industry more pessimistic on recovery, Financial Times, 31 augustus 1982, biz. 18.
26) Persoverzicht van de Nationale Bank van
Belgie, 21 September 1982, biz. 3 (samenvatting
artikel uit Times van 21 September 1982).
27) Economic Outlook, Midland Bank Review,
zomer 1982, biz. 6.
28) Persoverzicht van de Nationale Bank van
Belgie, 21 September 1982, biz. 2 (samenvatting
artikel uit Financial Times van 21 September
1982).
29) 3. Elliott, Lombard, Britain’s crisis in manufacturing, Financial Times, 5 augustus 1982, biz.
15.
30) Foreigners thrive on Britain’s slump, The
Economist, 28 augustus 1982,blz. 22.
31) A lleviating unemployment -more enterprise
zones, Economic Progress Report, augustus
1982, biz. 1.
32) Aid for industrial innovation, survey of current affairs, Central Office of Information, Londen, juni 1982, biz. 210-211.
de grenzen te houden. Een van de vak-
bondsleiders, D. Basnett, heeft in een rein ..enterprise zones” vestigen, worden
vrijgesteld van de belasting op de meerwaarde op gronden en van lokale belastingen, en kunnen genieten van de mogelijkheid de bouwkosten van hun commerciele
en industriele gebouwen ineens van hun
gen te organiseren. Daarenboven is de huidige daling van de inflatie nog erg broos.
Een nu ingezet reflatiebeleid zou door ve-
berate en sociaal-democraten, deze groepen bij de volgende verkiezingen (1988 of
1989) in de armen kan drijven van een her-
len worden beschouwd als een aanwijzing
rezen Labour-partij 35).
dat de prijsstijging opnieuw zal versnellen.
Dit kan tot gevolg hebben dat de nominale
De alliantie heeft door de Falkland-crisis
bij de publieke opinie heel wat veld verlo-
inkomens worden opgedreven waardoor de
ren, en tracht nu opnieuw in de gunst te
vrijgesteld van het aanvragen van vergunningen voor het oprichten van gebouwen
verwachte inflatie wordt versterkt. Daarom verkiest sir Geoffrey Howe het de huidige restrictieve monetaire politiek nog enkele maanden voort te zetten tot het infla-
en worden een reeks administratieve for-
tiepeil nog verder is gedaald en de meeste
maliteiten in verband met het hefTen van
Britten meer vertrouwen hebben gekregen
belastingen af te trekken. Bovendien zijn ze
komen door een gezamenlijk programma
te lanceren, gericht op een snelle reflatie
van de Britse economic. Omdat ook de leiding van de Industrie gunstig staat tegen-
douane- en (of) accijnsrechten ten hunnen
in de grotere stabiliteit van de koopkracht
over een dergelijke politiek, hoopt de alliantie voor de financiering van haar verkiezingscampagne een beroep te kunnen
voordele vereenvoudigd.
De meeste ,,enterprise zones” worden
gevestigd in industriele gewesten die een
duidelijke teruggang en bijgevolg een grote
werkloosheid kennen, zoals het havengebied van Londen, het gebied van de Clyde
van het Pond Sterling. Daarenboven zijn
velen in de conservatieve partij van mening dat de regering nog een groot deel van
haar programma heeft te verwezenlijken.
doen op de fmanciele kringen van de City,
op de industriele federaties en op de bedrijven. Om een stijging van de inflatie te
voorkomen, zou de alliantie, indien ze een
Zij wensen met name reductie van de over-
regering kan vormen, een beroep moeten
heidsuitgaven voor sociale zekerheid en
in Schotland, de steenkolenstreek rondom
verdergaande privatisering van overheidsbedrijven.
doen op een streng inkomensbeleid. Ondernemingen die loonsverhogingen zouden
toestaan die hoger zijn dan voorzien door
de regering, zouden door een speciale belasting op de hogere lonen worden beboet 36). Dit alles zal de vakbonden niet
gunstig stemmen ten opzichte van de sociaal-democraten en zet ze aan de Labourpartij te steunen. Deze partij kent een
merkbare achteruitgang van haar ledental
en ondervindt fmancie’le moeilijkheden 37). Onder druk evenwel van de vakbonden werden de twisten tussen rechts en
links binnen de partij gesmoord en werd
gestreefd naar een gemeenschappelijk programma. Hierbij werd gesteld dat een reflatie gepaard zou moeten gaan met een reeks
overheidsinterventies die strijdig zijn met
de EG-regels. Zo zou de groei van de import ten gevolge van de stijging van de inkomens moeten worden afgeremd door de
herinvoering van een douanerecht op industrieprodukten uit de andere EG-lidstaten 38). Daarenboven zou de uitvoer moeten worden bevorderd door een vrij substantiele waardevermindering van het
Pond Sterling 39). Of een inkomenspolitiek zou worden toegepast om een stijging
van het inflatietempo te voorkomen,is niet
erg duidelijk. De meerderheid van de vakbondsleiders zijn tegen een dergelijke politiek gekant. Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat deze maatregelen in het verkiezingsprogramma van de Labour-partij
worden opgenomen, wat niet betekent dat
naderhand een Labour-regering niet zou
trachten in samenwerking met de vakbonden toch de loonstijgingen binnen bepaal-
Swansea, in Zuid-Wales en het oude indu-
striegebied van midden-Engeland (Sheffield, Dudley bij Birmingham, Salford bij
Manchester, Speke bij Liverpool (e.a.) 33).
Dit initiatief beoogt de situatie in enkele
door hoge werkloosheid geteisterde gebieden enigszins te verlichten, maar het kan
geen herleving van de Britse Industrie bewerkstelligen. De voordelen die de regering
aan de bedrijven aanbiedt, moeten immers
beperkt blijven om concurrentie met bestaande bedrijven in andere delen van
Groot-Brittannie te voorkomen. Ook kan
men niet verwachten dat veel multinationale ondernemingen geneigd zullen zijn in
Groot-Brittannie filialen op te richten als
de ontwikkeling van de inkomens zo ongunstig is dat de plaatselijke afzetmarkt
slechts geringe kansen op een geleidelijk
stijgende omzet biedt. De regering kan er
dus niet omheen: zonder een krachtige reflatie en een daling van de wisselkoers van
het Pond Sterling is een industriele herleving niet mogelijk. Alle partijen zijn het
hierover eens, maar ze verschillen sterk
van mening over de keuze van het geschikte ogenblik om deze reflatie in te zetten, en
over de noodzakelijke begeleidingsmaatregelen.
De Central Policy Review Staff, een studiegroep opgericht door de conservatieve
regering, stelde een plan op voor de ver-
mindering der overheidsuitgaven dat op
9 September jl. door de regering werd onderzocht. Dit plan voorziet in zo drastische
bezuinigingen inzake onderwijs (alle universiteiten zouden o.m. hun kosten moe-
ten dekken uit inkomsten uit hun vermogen en inschrijvingsgelden), sociale zekerheid, de openbare gezondheidsdienst en
landsverdediging, dat de gematigde ministers in het kabinet (,,the wets”) erin slaagden de verdere bespreking van deze voorstellen uit te stellen 34). Dit betekent even-
wel niet dat de voorstellen van deze studiegroep voor goed zijn begraven. De
meest extreme verdedigers van de conservatieve principes houden namelijk voor
dat indien de conservatieve partij de volgende parlementsverkiezingen wil winnen,
ze er zorg voor moet dragen zo weinig mogelijk stemmen te verliezen aan de alliantie
van liberalen en sociaal-democraten. De
Labour-partij is naar hun mening voldoen-
de gedesorganiseerd door innerlijke twisten
en bij de middenklassen in diskrediet geko-
men door haar extreme hervormingsvoorstellen (o.m. de nationalisatie van de ban-
ken) dat ze de conservatieve meerderheid
De houding der diverse politieke partijen
ten opzichte van de reflatie
De conservatieve regering moet volgens
de grondwet het parlement ontbinden in
mei 1984 (vijf jaar na de vorige verkiezingen). Ze heeft dus nog ruim twee jaar tijd
om de verkiezingen voor te bereiden. Nu
reeds een reflatie inzetten zou ertoe leiden
dat ten gevolge van de geleidelijke stijging
van de import de betalingsbalans waarschijnlijk in de herfst van 1983 in de rode
cijfers zou komen. De regering zou dan
verplicht zijn de reflatie enkele maanden
voordat ze de verkiezingen moet houden af
te remmen. Weliswaar kan de eerste minister steeds aan de Koningin vragen het parlement vroeger te ontbinden, maar de regering heeft geen zekerheid dat een reflatie
die nu wordt ingezet, reeds voor de zomer
van 1983 zou hebben geleid tot een sterke
daling van de werkloosheid, en tijdens de
zomermaanden is het moeilijk verkiezinESB 3-11-1982
in de meeste kiesdistricten van zuidelijk
Engeland en Wales alleen in gevaar kan
brengen als veel leden van de middenklasse
in plaats van voor de conservatieven voor
de alliantie stemmen. Daarom moet de
conservatieve partij naar hun mening zorgdragen voor een drastische vermindering
van de belastingsdruk voor deze middenklassen. Dat dit een gedeeltelijke afbouw
inhoudt van het systeem van sociale zekerheid kan voor de conservatieve partij geen
nadelige gevolgen hebben, want de overgrote meerderheid van de lagere bevolkingsklassen die uit het systeem van sociale
zekerheid voordelen halen, stemmen toch
steeds voor de Labour-partij.
Het gevolg van deze stellingname is dat
de conservatieve partij haar kanonnen
hoofdzakelijk richt op de alliantie van liberalen en sociaal-democraten, hetgeen door
sommige commentatoren wordt beschouwd als een kortzichtige politiek omdat een ondergang van de alliantie van li-
33) Enterprise zones, survey of current affairs,
Central Office of Information, Londen, juni
1982, biz. 210.
34) Thatcher’s think-tank takes aim at the welfare state, The Economist, 18 September 1982,
biz. 25.
35) S. Brittan, Lombard – the Tories and the alliance, Financial Times, 18 maart 1982, biz. 21.
36) P. Riddell en J. Lloyd, Alliance will make
cash plea to industry, Financial Times, 23 September 1982, biz. 13.
37) E. Goodman, Labour suffers membership
decline, Financial Times, 26 februari, 1982, biz.
7.
38) K. Coutts, F. Cripps en T. Ward, Britain in
the 1980’s, Cambridge Economic Policy Review,
april 1982, biz, 16-17.
39) Labour’s anthology of dreams, The Economist, 26 juni 1982, biz. 22.
1189
cent artikel in de Financial Times de stelling verdedigd dat het mogelijk moet zijn
door scherpe controle van bepaalde basisprijzen door een ,,Prices and Monopolies
Commission” en het uitstippelen van een
reeks regels inzake loononderhandelingen,
hollende inflatie 40) te voorkomen. Het
ject is evenwel zo vaag dat het de onbe-
vooroordeelde kiezer er niet van zal overtuigen dat een Labour-regering zou kun-
nen beletten dat een reflatie zou leiden tot
een hopeloze inflatoire spiraal van prijzen
en lonen, met als gevolg een snelle waardevermindering van het Pond Sterling.
Besluit
Het is duidelijk dat een einde van de restrictieve monetaire politick in Groot-Brit-
tannie in zicht is. Deze politiek wordt trouwens de laatste maanden met minder en
minder overtuiging gevoerd, en is meer gericht op het beheersen van de wisselkoers
van het Pond Sterling ten opzichte van de
andere valuta en op een geleidelijke verlaging van de rentevoeten dan op een strikte
regeling van de geldhoeveelheid.
Dit verklaart trouwens waarom de leider
van de monetaristische school, M. Friedman, zich stelselmatig afkeert van een be-
leid dat naar zijn mening met monetarisme
alleen nog de naam gemeen heeft. Dit betekent evenwel nog niet dat een sterke reflatie van de Britse economie binnenkort
zal plaatsvinden. Binnen de conservatieve
partij is er een sterke rechtse vleugel die
meent dat de regering er voor de verkiezin-
gen van 1984 vooral werk van moet maken
haar verkiezingsbeloften van 1979 te realiseren, te weten een substantiele belasting-
vermindering ten voordele van de middengroepen en een even grote verlaging der
overheidsuitgaven door afbouw van de
overheidsinterventie inzake onderwijs, sociale zekerheid en gezondheidszorg m.a.w.
door een gedeeltelijke liquidatie van de
,,welvaartsstaat”. Zo’n politiek zou, gekoppeld aan een wisselkoersbeleid gericht
op stabiliteit van het Pond Sterling, de besparingen opdrijven en de consumptieve
uitgaven verminderen, m.a.w. zou veeleer
deflatoir zijn. Hiertegen is er heel wat ver-
zet van degenen die vrezen dat een dergelijk beleid de de-industrialisatie in Groot-
Brittannie zal bestendigen. De alliantie
van liberalen en sociaal-democraten heeft
het verzet dat uitgaat tegen het behoud van
een restrictief monetair beleid tot basis gekozen van haar politiek programma.
Mevr. Thatcher geniet evenwel nog steeds
van een sterk gestegen populariteit ingevolge haar succesrijk optreden tijdens de
Falkland-crisis en kan zich voorlopig nog
veroorloven in samenwerking met sir
Geoffrey Howe, vrij het economisch beleid
te kiezen dat ze wenst toe te passen. Waarschijnlijk za! dit tijdens het volgend jaar
veeleer door politieke dan door economische overwegingen worden bepaald.
G. Vandewalle
40) D. Basnett, There is an alternative to monetarist strategy, Financial Times, 18 augustus
1982, biz. 11.
1190