Ga direct naar de content

Internationale economische ontwikkelingen en de ruimte voor een herstelbeleid in Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 27 1982

Internationale economische
ontwikkelingen en de ruimte voor
een herstelbeleid in Nederland
DRS. E. F. LIMBURG*

De Internationale rentedaling, die afgelopen zomer begonnen is in de Verenigde Staten, zou een
aanwijzing kunnen zijn dat het dieptepunt van de economische crisis is gepasseerd. Volgens
president Reagan is het economische herstel nu echt ingezet. Bij nauwkeurige beschouwing van
de internationale economische situatie btijken evenwel nog lang niet alle voorwaarden te zijn
vervuld om al een doorgaand en krachtig herstel te verwachten. In dit artikel wordt de
internationale economische situatie besproken. De auteur legt de nadruk op de
herstelremmende tendensen die voortvloeien uit de hoge schuldenlasten van vele overheden en
ondernemingen. Voor Nederland acht hij enige ruimte voor een reflatiebeleid aanwezig, mits dat
is ingebed in een beleidspakket dat gekenmerkt wordt door collectieve soberheid en reactivering
van de markt als coordinatiemechanisme.

Het Amerikaanse monetaire beleid
Na tweeeneenhalf jaar van recessie — in de Verenigde Staten
in 1981 slechts tijdelijk onderbroken door een kortstondige opleving — heeft ten slotte in de afgelopen zomer op de Amerikaanse geld- en kapitaalmarkten de doorbraak naar aanzienlijk
lagere rentetarieven plaatsgevonden waarnaar de Europese landen zo lang hadden uitgezien. Overigens had zich reeds vanaf
September vorig jaar een dalende tendens van zowel de geldmarkt- als van de kapitaalmarkttarieven gemanifesteerd, zij het
in Amerika minder uitgesproken dan in Europa. Daarentegen
was de vermindering van de inflatie in de VS vooral in de eerste
helft van 1982 sterker dan in Europa. De combinatie van deze
rente- en inflatieontwikkelingen bracht, in samenhang met de
sterk blijvende lopende rekening van de VS, mee dat beleggers
zonder al te veel valutarisico een flinke winst konden binnenhalen door in dollars te beleggen. Vanaf de herfst van 1981 tot in
de zomer van dit jaar vertoonde de Amerikaanse munt dan ook
een nauwelijks onderbroken waardestijging ten opzichte van alle
andere munten. Ook die Europese landen waar de inflatie gematigd was, werden — ten einde de import van inflatie zoveel mogelijk te beperken — genoodzaakt, hun geldmarkten krapper en
hun rente hoger te houden dan op grond van hun binnenlandse
economische toestand nodig en gewenst was.
De recente daling van de Amerikaanse rentetarieven voltrok
zich in twee fasen. In de eerste plaats verbeterden de Amerikaanse monetaire autoriteiten, de Federal Reserve Board (Fed), hun
zowel in binnen- als buitenland veelvuldig gekritiseerde aanpak.
Niet alleen werd aangekondigd dat men tijdelijke overschrijdingen van de geldgroeidoelstelling zou aanvaarden, maar ook dat de
Fed meer rekening zou houden met de aard van de geldgroei. Die
laatste stap werd in de maanden voorafgaande aan deze ornmezwaai van het Amerikaanse centrale banksysteem steeds noodzakelijker vanwege het z.g. ,,distress borrowing” van bedrijven in
nood. Deze gebruikten kortlopende kredieten onder meer voor
het voldoen aan hun renteverplichtingen, wat niet leidde tot extra transacties in de economie. Ook werden kredieten door de
kredietnemers zelf of door de opvolgende ontvangers van het
geld in toenemende mate omgezet in voorzorgskassen in plaats
van voor transacties te worden gebruikt. De techniek van de
geldhoeveelheidmeting in Amerika bracht mee dat deze liquide
middelen, die niet voor reele transacties waren bedoeld. wel wer1172

den meegeteld en daardoor als potentiele bron van inflatie werden aangemerkt. Dit leidde tot een veel te krappe geldmarktpolitiek en tot een korte rente die lange tijd aanzienlijk boven de
kapitaalmarktrente lag. Bovendien maakte het gedrag van de
Fed rond de wekelijkse geldgroeicijfers de markten bijzonder nerveus. Dat was de oorzaak van het ontstaan van de z.g.,,volatility
risk premium”, een extra onzekerheidspremie bovenop de kapitaalmarktrente, die toch al hoog was als gevolg van het uit de
handlopen van de overheidsfinancien.
Deze vicieuze cirkel werd versterkt door de onnatuurlijke rentestructuur (korte leningen duurder dan lange) in combinatie
met een zeer hoog peil van de reele lange rente. Geen financieel
directeur van een bedrijf kon het zich immers permitteren in zijn
directievergadering te verschijnen met een langlopende financiering tegen zo’n 15% per jaar, terwijl de verwachtingen omtrent
de ,,cash-flow” zowel door de afnemende inflatie als door de pessimistische afzetverwachtingen voortdurend neerwaarts moesten
worden bijgesteld. Dit betekende dat die functionaris aan het
korte eind van de markt bleef opereren, en daardoor bijdroeg tot
de geldgroei. Zo hielp hij de Fed tot nieuwe verkrappende en
renteopdrijvende acties te verleiden. Aldus versterkte een op zijn
kop gezette rentestructuur zich zelf. De buitenlandse voorkeur
voor dollars, die door deze gang van zaken uiteraard toenam,
zorgde voor een extra versnelling van deze cirkelgang. De stopzetting van de carrousel kon slechts geschieden door degenen die
hem in gang hadden gezet.
Op zich zou de beleidswijziging van de Fed evenwel waarschijnlijk onvoldoende zijn geweest om ook op de kapitaalmarkt
een keer ten goede teweeg te brengen. De aanzet hiertoe werd
vooral gegeven door het aannemen door Huis van Afgevaardigden en Senaat van voorstellen tot aanzienlijke belastingverhogingen en nieuwe bezuinigingen op sociale uitkeringen. Hoewel
het de vraag is of het hiermede beoogde effect, te weten een aanzienlijke vermindering van het toekomstig begrotingstekort, zal
worden bereikt, werd het pessimisme over een nieuwe inflatiegolf met nieuwe hoogtepunten in de rente minder. Daarmee

‘Directeur van de AMRO Bank. Deze tekst is een enigszins aangepaste
versie van een voordracht gehouden voor het Nederlands Instituut voor
Beleids-Informatie op 28 September 1982 te Zeist.

werd een belangrijke blokkade voor een flinke daling van de ka-

Vele niet-olieproducerende ontwikkelingslanden hebben, ge-

pitaalmarktrente ter zijde geschoven. Ook voor Europa werd

plaagd als zij zijn door gestegen energieprijzen, gedaalde grond-

hiermede de weg naar rentedaling vrij gemaakt.

stoffenprijzen en verminderde uitvoer, de limiet van hun finan-

cieringsmogelijkheden bereikt. Ondanks de gunstige invloed van
Internationale stagnatie

de dalende rente op hun lopende rekening zijn zij tot aanzienlijke verlaging van hun groeitempo gedwongen.

De conclusie is dat de tweede oliecrisis, de readies daarop en
De daling van de rente die op economisch gebied misschien

wel de meest spectaculaire en ook meest hoopgevende gebeurte-

de nasleep ervan bijdragen tot de contractie van de effectieve
vraag en de internationale liquiditeit op wereldschaal en daar-

nis van de afgelopen tijd is geweest, doet de vraag rijzen of wij het

mede tot het snel wereldwijd worden van de depressie. Daarbij

ergste van de crisis nu achter de rug hebben en een flink en doorgaand economisch herstel mogen verwachten. Ik vrees dat wij
nog niet zover zijn omdat de rentedaling veeleer een symptoom
is van economische neergang dan een symptoom van een reeds

moeten we vaststellen dat het aantal en de mate der verschillen

tussen de huidige toestand en de grote depressie van 1929 en volgende jaren in angstwekkend tempo afnemen. De explosief toenemende werkloosheid, de hoge ree’le rente, de ondanks matiging

voltooide sanering van de financie’n van overheden, bedrijven en

blijvend hoge ree’le loonkosten en het opkomende protectionis-

personen. Sedert 1973 bevindt de wereldeconomie zich in een

me zijn voorbeelden van verschijnselen, die zich ook destijds
voordeden. Zorgwekkend is het gebrek aan coordinate van het

stagnatiefase die de laatste jaren is overgaan in een snel wijder en
dieper wordende depressie. Hoewel deze een aantal overeenkomsten vertoont met eerder in de geschiedenis voorgekomen
depressies, zijn er ook verschillen. B.v. de inflatie is thans een

veel groter probleem dan in de jaren dertig en het marktmechanisme is meer verstard dan toen.
De veel gehoorde opvatting dat de eerste oliecrisis een zeer belangrijke bijdrage aan het ontstaan van de stagnatie in de Westerse economic heeft geleverd wijs ik af. De eerste olieprijsschok

heeft weliswaar de kortstondige recessie van 1975 verdiept, doch
daarna is al spoedig per saldo een vergroting van de economische
activiteit opgetreden. Deze kwam tot stand doordat de industriele landen trachtten de overheveling van koopkracht naar de
olieproducerende landen tegen te gaan door een expansief beleid
te voeren.
De ree’le rente was in het midden der jaren zeventig laag of ne-

gatief. De combinatie van sterke inflatie en een vrijwel voortdurend deprecierende dollar maakte dat in West-Europa de ree’le
invoerprijs van olie in de jaren 1975-1979 scherp daalde. De
olie-exporterende landen vergrootten hun invoer zeer aanzien-

beleid der grote economische mogendheden. Het beruchtste

voorbeeld daarvan is de reeds eerder ter sprake gebrachte monetaire politick der Verenigde Staten. Een lichtpunt is dat het IMF

volgens afspraken gemaakt in Versailles thans bevoegd is overleg
over de politick der grote industrielanden op touw te zetten en
voorstellen voor verbetering te doen.
Kritieke fase.

Ontegenzeggelijk is de crisis nu in een kritieke fase beland: als
gevolg van de onhoudbaarheid van de opgebouwde schuldposities krijgt het deflatoire proces een extra impuls vanuit de finan-

cie’le hoek. Het is de vraag of men, in tegenstelling tot in 1931,
deze keer een grote financiele crisis zal weten te vermijden. Tot
nu toe zijn de tekenen in dit opzicht niet ongunstig.

Juist dp het financieel terrein zijn de internationale samenwerking en het systeem, gedragen door IMF, BIS, Wereldbank en
commercie’le banken, nog in tact. De kans dat de op zich ernstige

gebied van energie-exploratie, -produktie en -besparing krachtig

financiele problemen van een aantal landen beheersbaar blijven,
is in beginsel aanwezig. Omdat veruit de meeste landen prijs stellen en zullen blijven stellen op hun kredietwaardigheid, zijn de

gestimuleerd. Het door de olieproducenten niet terstond ge-

internationale financiele organen, en in enkele gevallen zelfs de

bruikte deel van de olie-opbrengsten werd voor een belangrijk
deel via het internationale bankwezen doorgegeven aan vooral

commercie’le banken, in staat soevereine staten te bewegen tot
een verstandig aanpassingsbeleid. Anders dan internationale organen die belast zijn met de bevordering van de vrije handel en
die slechts hun overredingskracht kunnen stellen tegenover sterke protectionistische lobbies, beschikt de financiele wereld over
een dikke stok achter de deur.
Het gaat er nu om — dit was een van de hoofdonderwerpen op
de jongste IMF-conferentie — op verstandige wijze de financie-

lijk en brachten vele grote projecten tot uitvoering. In zowel in-

dustrie- als ontwikkelingslanden werden de activiteiten op het

de wat meer ge’industrialiseerde ontwikkelingslanden, die zodoende het gehele decennium hun snelle groei konden handha-

ven. Wij kunnen dus concluderen dat de reactie op de eerste
oliecrisis de reeds eerder begonnen economische neergang heeft
versluierd en het aan den dag treden van de depressie heeft uit-

gesteld. De economische groei van de OESO-landen als groep bedroeg in de periode 1976 t/m 1979 nog ruim 4% per jaar. In Ne-

derland, waar het groeicijfer ver achterbleef bij het OESO-gemiddelde, hebben we dat, helaas, niet ervaren.

ringsstromen in de richting van probleemlanden op gang te houden in zodanige omvang en onder zulke voorwaarden dat binnen
een redelijke termijn hun economische groei wordt aangepast

Geheel anders is de nasleep van de tweede grote olieprijsver-

aan hun mogelijkheden, en hun financien, zowel van de publie-

hoging van 1979 en 1980. Daarna werd een zeer restrictief monetair beleid gevoerd, in toenemende mate ook budgettair en fiscaal. De energieprijsstijgingen worden de laatste jaren sneller
aan de particuliere consument doorgegeven. De stijging van de

ke als van de particuliere sector, worden gesaneerd. De behandeling van de crisis in Mexico en de heropening van de markt

dollarkoers vanaf 1980 tot voor kort zorgt ervoor dat de daling

voor commercieel krediet voor Hongarije vormen bemoedigende
tekenen. Minder vertrouwenwekkend was de aanpak van de
Ambrosiano-affaire.

van de ree’le olieprijs in dollars met zo’n 10% (voor niet OPEC-

Bij problemen zou de meest gerede centrale bank (in het geval

olie zelfs ca. 20%) in landen als Duitsland en Nederland gepaard
ging met een verdere ree’le prijsstijging van ingevoerde olie met
25 a 30% in 1981. Pas dit jaar stabiliseerde de olieprijs zich.
Voor de olielanden echter, vooral voor die welke veel goederen

Ambrosiano m.i. de Banca d’ltalia), onmiddellijk en zonder
voorbehoud de leiding nemen bij het oplossen daarvan, opdat de

en diensten uit de VS importeren, is die prijsdaling wel degelijk
merkbaar. Voor de investeerders in energieprodukten is zij aanleiding hun plannen opnieuw te bezien en soms in de ijskast te

zetten. Belangrijker nog is de daling van het verbruik van olie.
De invloed van de resessie voegt zich bij de daling van het verbruik bij een constant produktiepeil, die het resultaat is van door

de eerste olieprijsschok in gang gezette veranderingen in consumptiepatronen en produktieprocessen. Vele olie-exporterende

landen zagen hun riante betalingsbalansoverschotten snel wegsmelten en zien zich nu genoodzaakt, hun invoer en investeringen af te remmen. Dit slaat terug op de uitvoer der industrielan-

den, zowel op die van een oud industrieland als West-Duitsland
als op die van een nieuw als Brazilie.
ESB 3-11-1982

kans op een gevaarlijke verbreiding van het wantrouwen zo klein
mogelijk wordt gehouden. Dat wil allerminst zeggen dat die centrale bank dan ook voor de strop moet opdraaien. Het voornaamste argument om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van acute, tot kettingreacties leidende financiele crises te
leggen bij de nationale en internationale financiele autoriteiten

is dat commercie’le banken per definitie hun maatschappelijke
functie niet kunnen uitoefenen zonder een belangrijke mate van
risico te aanvaarden. Zij zijn gehouden hun solvabiliteit te bewa-

ken, aan de voorgeschreven liquiditeitseisen te voldoen en systematisch te streven naar een redelijke mate van risicospreiding.
Het is dan redelijk van de monetaire autoriteiten te verwachten
dat zij een crisis, die ook de volgens geldende normen solvabele,
liquide en qua risicospreiding goed geleide banken in grote problemen zou brengen, zullen voorkomen. Onder de huidige om1173

standigheden is het bovendien gewenst dat zij het voornemen
daartoe nog eens duidelijk bevestigen. Het strekt in dit verband
tot voldoening, dat de president van De Nederlandsche Bank
heeft verklaard dat de afspraken betreffende het toezicht op de
banken, die tussen de centrale bankiers zijn gemaakt, enkele la-

Het schuldenvraagstuk leidt ons naar een korte analyse van de
diepere oorzaken van de depressie en naar de vraag, hoe en in

ten bij het zoeken naar remedies voor de depressie dus in betrekkelijk duister. En al zouden we de diepste oorzaken van in het
verleden opgetreden golfbewegingen uitputtend hebben geanalyseerd en verklaard, dan betekent dat nog niet dat deze kennis ons
zonder meer in staat stelt de tegenwoordige problemen op te lossen. Immers, deze golfbewegingen duren zo lang dat tussen twee
hoogtepunten of dieptepunten aanzienlijke veranderingen in
economische en maatschappelijke structuren optreden: wijzigingen in internationale machtsverhoudingen, in financiele systemen, in gedrag van groepen en individuen enz. Beleidsmakers

cunes hebben en aanvulling verdienen. Ook de Amerikaanse gedachte van een officieel vangnet voor landen die in acute moei-

lijkheden komen te verkeren, verdient bestudering.
welk tempo uit de depressie is te komen. Wat die financiele sa-

zullen daarom niet anders kunnen doen dan de feitelijke situatie

nering zo moeilijk maakt is dat er — voordat een nieuwe economische structuur zich kan vormen — op grote schaal kapitaalvernietiging moet plaatsvinden. Investeringen, die soms om defensieve of technische redenen onvermijdelijk waren, soms uit

van het moment zo goed mogelijk analyseren. Zij zullen zich
daarbij zo min mogelijk moeten laten leiden door theoretische
dogma’s, maar op pragmatische wijze een ,,policy mix” moeten
samenstellen, waarbij selectief van alle plausibele elementen der

prestige-overwegingen werden geentameerd, hebben geleid tot

bestaande en nog in ontwikkeling zijnde theorieen gebruik kan

overcapaciteit. Markten, die hetzij verzadigd raakten, hetzij het

bewerkt. De verkoopkosten en de kosten van schijninnovaties en

worden gemaakt.
Zo lijkt het voor weinig tegenspraak vatbaar dat voor een reactivering van de markteconomie een herstel van de verhouding

doelwit van steeds scherper concurrentie werden, zijn overmatig

vaak weinig om het lijf hebbende produktdifferentiatie kwamen

tussen enerzijds rente en risico, anderzijds rendement en rende-

er niet meer uit. Onmatige overheden en veeleisende groepen in
de samenleving dreven de kosten op, die door de bedrijven steeds

mentsvooruitzichten onontbeerlijk is. Globaal gesproken is het
op dit moment aantrekkelijker te beleggen in schuldtitels, dan te

moeilijker op hun klanten konden worden afgewenteld.

investeren in machines. Om dit te veranderen kan men streven

Deze tendenzen worden overigens al meer dan tien jaar waar-

genomen en van vele kanten is al lang geleden vastgesteld dat het
onmogelijk is ze nog lang te continueren. Dat het zo lang duurde
eer de crisis haar huidige acute karakter kreeg, vindt zijn voor-

naamste oorzaak in de combinatie van de menselijke inertie met
de rekbaarheid van het financiele elastiek, die in sommige ener-

naar rentedaling en/of naar winstvergroting. Bij het laatste kan
men onderscheiden kosten- en belastingverlaging enerzijds, en
opbrengstverhoging anderzijds. Bij dit alles doen zich praktische
problemen voor die voortvloeien uit het genoemde dilemma.
Zo schijnen sommigen van een rentedaling een spontaan herstel te verwachten. Maar als rentedaling en vermindering van de

gierijke landen, zoals Nederland, nog werd vergroot door de

inflatie hand in hand gaan, daalt de reele rente niet, of hoogstens

,.wind-fall profits” veroorzaakt door de gestegen energieprijzen.
te volharden in gedragspatronen, die uiteindelijk niet waren vol
te houden, bij voorbeeld het in stand houden van op termijn

in beperkte mate. Zo bedraagt de reele kapitaalmarktrente in
Amerika ook na de spectaculaire daling van de nominale rente
nog altijd ca. 6%, in Duitsland en Nederland 4%. Belangrijker
nog is dat de rentedaling het resultaat is van een deflatoir proces,

niet-rendabele bedrijven en het voortzetten van snelle consump-

waarbij onderbezettingsverliezen ontstaan en afzetperspectieven

tiegroei, terwijl de produktiegroei al lang was afgezwakt.
Deze kredietcyclus lijkt nu aan zijn eind gekomen. De laatste

gen, draineren de bestedingsmogelijkheden van debiteuren, dan
wel — in geval van kwijtschelding van de schulden — het kre-

verminderen. Met andere woorden: de verhouding tussen rente
en rendement is eerder slechter dan beter geworden.
Het deflatoir proces heeft desastreuze gevolgen gehad voor de
grondstoffenproducerende ontwikkelingslanden; de grondstoffenprijzen liggen in reele termen, d.w.z. in verhouding tot de exportprijzen der industrielanden, thans 20% onder het recessiepeil van 1975. De gunstige invloed van de recente rentedaling —
die overigens al door verhoging van de voor vele ontwikkelingslanden berekende rentetarieven in verband met de toegenomen
risico’s enigszins wordt teniet gedaan — levert slechts zeer gedeeltelijk compensatie. Bedrijven, d,e zich overwegend kort had-

dietpotentieel of de bestedingsmogelijkheden van de schuld-

den gefinancierd, profiteren wel van de rentedaling, voor zover

eisers.
Er komen dus te weinig middelen beschikbaar voor het opzetten van nieuwe bedrijven en produkties. Bovendien bieden de
krimpende markten onvoldoende mogelijkheden voor het op
grote schaal lanceren van nieuwe produkten. Voor zover dit toch
plaatsvindt, wordt de versnelde stopzetting van oude produktie-

de rente op kortlopende financieringen sneller omlaag is gegaan
dan het stijgingstempo van hun produktieprijzen. Gegeven de
depressieve omstandigheden, waaronder die daling plaatsvindt,
zullen zij er echter veelal de voorkeur aan geven, door schuldaf-

Door te lenen maakte men het zich mogelijk gedurende lange tijd

tijd werd door een groeiend aantal landen, overheden, bedrijven
en personen het punt bereikt waarop het financiele elastiek
dreigde te knappen of inderdaad knapte. Een zich voortplantend
proces van schulddeflatie heeft zich ingezet en zal voorlopig naar

alle waarschijnlijkheid voortgaan. De aflossingen en rentebetalingen op leningen aangegaan bij de opbouw of aankoop van ka-

pitaalgoederen die later onvoldoende of geen inkomen opbren-

lijnen onvoldoende gecompenseerd, zodat per saldo vernietiging

lossing hun vermogensstructuur te verbeteren en eventuele overtollige liquiditeiten hetzij rechtstreeks, hetzij via de banken te
beleggen in financiele waarden, in plaats van nieuwe investerin-

mensaanpassingen leiden tot een meervoudige weerslag op de

gen te doen.
Soortgelijke elkaar teniet doende tendenzen ziet men bij loon-

bestedingen, vooral op die in de marktsector. Een belangrijke rol
hierbij speelt het toegenomen aandeel van de vaste lasten (ener-

matiging, welke, vooral als zij in alle belangrijke handelslanden
tegelijkertijd plaatsvindt, leidt tot koopkrachtdaling, afzetdaling

gie, overheidstarieven, rente en aflossingen) in het gezinsbudget.

en stijging van de onderbezettingskosten. Evenzo dragen bezui-

Een uitweg uit het centrale dilemma — hoe kunnen we de economic, zowel de produktie- en prijsstructuur als de overheidsfinancien en het sociaal-verzekeringsstelsel, saneren en vernieuwen zonder deflatie te veroorzaken? — is moeilijk te vinden.
Door internationale samenwerking en verstandig beleid in de afzonderlijke landen zou echter de weg naar herstel kunnen wor-

niging op de overheidsuitgaven en lastenverzwaring in een toch
al neergaande conjunctuur eerder bij tot vergroting, dan tot verkleining van financieringstekorten. Ook maakt een deflatiepolitiek het zeer moeilijk de zo gewenste verschuiving van consump-

den bekort.

van tijd tot welbekende conflicterende en onhoudbare ontwikke-

van werkgelegenheid plaatsvindt. De nu onontkoombare inko-

Zoeken naar remedies

tie naar investeringen tot stand te brengen.
Ook een reflatiepolitiek zonder meer zou echter na verloop
lingen leiden, zoals toenemende inflatie en rente, knelpunten op
onderdelen van de arbeidsmarkten, wellicht explosieve energieprijsstijgingen en — na kortstondige verbetering — dalende
rendementen en verder stijgende werkloosheid. De landen die

Bij de beantwoording van de vraag waarop internationale sa-

een keynesiaanse stimuleringspolitiek hebben betracht zonder

menwerking en verstandig beleid zich zou moeten richten, stuiten wij op de moeilijkheid dat, ondanks alle tot nu toe verrichte
onderzoek naar de aard van de lange-golfbewegingen in de economic, afdoende verklaringen nog niet voorhanden zijn. Wij tas-

ingrijpende wijzigingen in de aanbod- en kostenkant van hun
economic aan te brengen (zoals Frankrijk en Nederland), zijn
van een koude kermis thuisgekomen.
De conclusie kan geen andere zijn dan dat een simultane aan-

1174

pak van de aanbod- en de vraagzijde geboden is: reactivering

van de economieen der industrielanden door vergroting van de
effectieve vraag en gelijktijdig vergaande maatregelen ter verbetering van de marktwerking en ter vergroting van de flexibiliteit
van de produktiestruktuur en de aanwending van arbeid. Alleen
van een dergelijke combinatie mag op middellange termijn ook

span, neemt toe. Onder de politici en de leiders der belangrijkste
sociale groeperingen zijn specimina van deze soort nog schaars,
maar de recente bijdrage van het kamerlid De Vries (in ESB van
23 juni jl.) is een interessante uitzondering; deze kan als een goede aanvulling op de rapporten van de commissies-Wagner worden beschouwd.

een duidelijke verbetering van de toestand der overheidsfinan-

In de nu volgende globale beleidsvoorstellen is dan ook weinig

cien worden verwacht. Op internationaal vlak betekent dit dat
het weinig zinvol is een beroep op de landen te doen de wereldhandelskanalen open te houden en er bij de banken op aan te
dringen om de internationale kredietverlening op selectieve wij-

origineels te vinden; toch lijkt het nuttig nog eens een — uiter-

ze voort te zetten, terwijl men — zoals b.v. het IMF — tegelij-

Zo’n beleidspakket ziet er als volgt uit:

kertijd een deflatiepolitiek blijft aanbevelen, die het handels- en

1. wederinvoering van het structureeel begrotingsbeleid, met als

financieel systeem bedreigt. Zowel internationaal als nationaal

doelstelling op middellange termijn een aanvaardbaar financieringstekort van de overheid. Aangezien lastenverzwaring
moet worden vermeden, dient dit vooral via forse, en blijvende, verlaging van de niet op investeringen gerichte uitgaven
gedurende een aantal jaren te worden nagestreefd. Een zeer
harde budgetdiscipline zal daarbij onontbeerlijk zijn;
2. verbetering van de werking van de markten en vergroting van
het aanpassingsvermogen en de aanpassingssnelheid van de
economic door:
— alle automatismen in de koppelingen tussen prijzen, caolonen en andere inkomens en uitkeringen te beeindigen, en
de loonvorming vrij te laten. Dit is nodig met het oog op
het overheidsbudget, het arbeidskostenpeil, de arbeidsmarkt, het personeelsbeleid in de bedrijven en het herstel
van de eigen verantwoordelijkheden van overheid en bedrijfsleven (het inkomensbeleid is overigens een onderwerp
op zich, dat hier verder niet aan de orde komt);
— vooruitlopend op een algehele herziening van het socialeverzekeringsstelsel, het netto inkomen van niet-actieven
(met uitzondering van de ,,echte” minima) t.o.v. dat van
de actieven te verlagen, en wel zo, dat de totale koopkracht
hierdoor niet wordt aangetast;
— juridische maatregelen te nemen die toeneming van het
aantal niet-actieven afremmen en daling bevorderen;
— de prijsvorming in niet-monopoloide markten vrij te laten;
— de financieringsstromen vrij te laten en de kapitaalmarkten zo weinig mogelijk te segmenteren door subsidies en al
helemaal niet door beleggingsdwang;
— vergunningenstelsels, procedures en regels te vereenvoudigen;
3. herziening van het belastingstelsel en de belastingtarieven,
zodanig dat de afstand tussen netto en bruto rendement van
bedrijven geringer wordt, en het sparen en vooral het ter beschikking stellen van risico-aanvaardend kapitaal worden bevorderd (gedeeltelijk al geschied); voorts verlaging van de inkomstenbelasting en verhoging van de btw ter vermindering
van de nadelen van de progressie en met het oog op de internationale concurrentiepositie;

kan de patstelling slechts door de politiek doorbroken worden.
In een wereld van soevereine staten wordt rekening en verantwoording voor de gevoerde politiek in hoofdzaak binnenslands
gegeven. Met name de binnenlandse besluitvorming der industrielanden is van belang voor het op gang brengen van herstel
van de wereldeconomie, gezien de nog altijd grote afhankelijk-

heid van vele ontwikkelingslanden ten opzichte van de traditionele industrielanden.
Herstelbeleid in Nederland

Hoeveel ruimte heeft Nederland voor het voeren van een eigen
economisch-herstelbeleid? Doordat vele vaste kwantitatieve verbanden tussen economische grootheden uit het verleden niet
meer bestaan en ook door de sterke samenhang van de economische mogelijkheden met de politieke en maatschappelijke situatie zal een taxatie van de Nederlandse beleidsmogelijkheden in
hoge mate subjectief en gevoelsmatig moeten zijn. De hier ter
zake doende uitgangspunten zijn bekend zodat dus met een korte

opsomming kan worden volstaan:
— een betrekkelijk zwakke produktie- en uitvoerstructuur;
— te hoge produktiekosten, in belangrijke mate veroorzaakt

door uit de hand gelopen collectieve uitgaven, die tevens hebben geleid tot een structureel te groot financieringstekort van
de overheid;
— een slechte werking van het marktmechanisme op tal van
punten en door velerlei oorzaken;

— de aardgasbonus, die veel bijdraagt aan onze sterke betalingsbalans.
Aan deze structurele uitgangspunten dienen de conjuncturele

te worden toegevoegd:
— een extra groot overschot op de lopende rekening van de be-

talingsbalans als gevolg van het instorten van de investeringen
en de daling van de consumptie, bij een nog betrekkelijk goed
lopende export en een flinke ruilvoetwinst;

— versnelde stijging van de werkloosheid;
— verdere daling van de toch al relatief lage inflatie;
— extra grote fmanciele tekorten in de collectieve sector als gevolg van de ineenzakkende conjunctuur, met daartegenover
toenemende besparingen van de particuliere sector;

— dalende rentetarieven.

aard op mijn eigen manier genuanceerde — samenvatting te geven van een evenwichtige ,,policy mix”, omdat deze nog maar
sinds kort (en dan nog overwegend academische) aandacht krijgt.

Niet alleen uit een oogpunt van een evenwichtig economisch

beleid maar ook ter verkrijging van voldoende maatschappelijke
en politieke steun voor dit beleid zou — nadat een overtuigend

begin met de uitvoering van de beleidslijnen 1 t/m 3 is gemaakt
en duidelijke politieke overeenkomsten voor bestendige voort-

De reeks uitgangspunten overziende, lijkt het nauwelijks voor
discussie vatbaar dat er zowel aanleiding is voor een combinatie

zetting in de toekomst zijn getekend — begonnen kunnen worden met:
4. een globale reactivering van de economic door een verlaging

van op het aanbod en op de vraag gericht beleid als voor een

van inkomstenbelasting en sociale premies die voldoende is

combinatie van aanpassings- en stimuleringspolitiek. We moeten derhalve enerzijds onderscheid maken tussen conjunctuur en
structuur, anderzijds het verband en de wisselwerking ertussen
besefifen. Het is van het grootste belang dat er een einde komt aan

om de koopkracht van gezinnen ongeveer in stand te houden.
Een belangrijk deel van de financiering hiervan kan worden
gevonden door uitstel van de voorgenomen vermogensopbouw der sociale fondsen. Grootscheepse extra overheidsin-

de ,,dialoog der doven” die in dit land al zo lang — in de SER

vesteringen komen, met het oog op de prioriteit van verlaging

blijkbaar nog steeds — wordt gevoerd tussen hen die sanering
van de overheidsfinancien en van de markt primair stellen en anderzijds degenen die koopkrachthandhaving en stimulering van

der collectieve uitgaven, voorlopig niet in aanmerking als

de economic bepleiten.

vatiebevorderend aankoopbeleid van de overheid zullen pas

Onder economen is de eenzijdigheid van benadering gelukkig
al geruime tijd aan het afnemen. Het getal van hen die de afzon-

een rol van importantie kunnen spelen in een groeiklimaat;

derlijke stokpaarden onder hun soms al te enthousiaste berijders
vandaan trekken en deze disciplineren tot een samenwerkend
ESB 3-11-1982

reactiveringsinstrument. (Zaken als een herindustrialisatiebeleid, gerichte investeringssteun via b.v. de MIP en een innozolang dat niet ontstaat zal hun bijdrage, hoe nuttig ook, betrekkelijk klein blijven; ik ga op deze bekende punten hier
niet verder in).
1175

Deze korte formuleringen vereisen enige toelichting. Deze be-

daaruit voortvloeiende last zal zij nog lang moeten meetorsen,

treft in de eerste plaats de marge die Nederland heeft voor het

terwijl aanzienlijke nieuwe leningsoperaties voorlopig nodig

toepassen van een reflatiepolitiek. Het is zeer gewenst dat Nederland bij andere landen die over een reflatiemarge beschikken, zo-

blijven. Intussen maakt de geringere groei van het nationaal inkomen dat de rentelast in procenten van het nationaal inkomen

als West-Duitsland en in mindere mate Engeland, krachtig aan-

extra stijgt. Derhalve levert het schrikwekkend rentebeeld een

dringt op het voeren van een gezamenlijke, gelijktijdige stimuleringspolitiek. De kans daarop is vooralsnog gering, al geeft de re-

extra argument voor reflatie. Een ander probleem waarmee het

cente stellingname van de Westduitse minister van Economische
Zaken enige hoop.

nemen van het bedrag der oninbare belasting- en premievorde-

Wij hebben center ook enige eigen ruimte voor het geven van

op het belang voor de overheidsfinancien van vergroting van de
economische activiteit op korte termijn.

een impuls. Deze is overigens stellig niet gelijk aan het overschot
op de lopende rekening. We weten niet hoe groot de werkelijke

Ministerie van Financien wordt geconfronteerd, nl het snel toeringen tot zo’n Wo van het nationaal inkomen, wijst eveneens

overcapaciteit in de economic is en bovendien zal een groot deel
van het lopende-rekeningoverschot verdwijnen als de beoogde

Slot

wederopleving der investeringen plaatsvindt. Anderzijds is het
niet te verdedigen de combinatie van een groot overschot met

Ten besluite zou ik het dilemma van de Nederlandse sociaal-

duidelijke symptomen van onderbesteding te laten voortbestaan.

economische politiek als volgt willen schetsen. Het is niet mo-

Dat het overschot voor een groot deel veroorzaakt wordt door de
tijdelijke aardgasrijkdom is geen argument tegen een wat expansiever beleid. Het aardgas is een beer die nu eens wel geschoten
is en waarvan de huid dus mag worden verdeeld. Het is waar dat

gelijk risico’s te vermijden. De monetaristische aanpak met alle
accent op snelle vermindering van het overheidstekort leidt misschien tot herstel, maar op een laag produktie- en werkgelegenheidspeil en pas na lange tijd. Zelfs Freia, de nieuwe godin van

de verwerking van de aan de overheid toevloeiende aardgasbaten

Planbureauvruchtbaarheid, kan met al haar toverkrachten die

geruisloos in de stijging van de overheidsuitgaven is opgenomen.

periode blijkbaar niet korter krijgen dan 8 a 10 jaren. De risico’s

Het failliet van deze niet behoorlijk geflankeerde en ineffectieve

zijn dan maatschappelijke ontwrichting, politieke instabiliteit

stimuleringspolitiek, waarvan vooral als gevolg van de explosie

en blijvend verlies aan concurrentiekracht.

van de overdrachtsinkomens de winsten, noch de netto lonen

Voorwaardelijke stimulering brengt eveneens risico’s mee,

konden profiteren, is nu wel duidelijk. Maar dat wil nog niet zeggen dat we de aardgasbijdrage aan de lopende rekening nu maar

maar die lijken wat beter beheersbaar. Als de motor van de economie niet zou aanslaan, kan men snel de voet weer van het gas-

zouden moeten vergeten. Het argument tegen reflatie dat de

pedaal nemen. Overigens zijn, als het buitenland in een restric-

vraagimpuls grotendeels weglekt naar het buitenland via extra
invoer, zoals in de tweede helft van de jaren zeventig gebeurde,

tiebeleid volhardt, geen spectaculaire resultaten te verwachten;
wel enige verkorting en een ondieper maken van de depressie,
een minder hoge top van de werkloosheid, en, wat thans heel belangrijk is, een verbetering van het psychologisch klimaat.
Men dient steeds voor ogen te houden dat de oorsprong van de
moeilijkheden niet ligt in onderbesteding, doch in overbesteding

lijkt overigens minder actueel. Onze concurrentiepositie is ver-

beterd; de uitvoer, niet alleen die van landbouwprodukten,
loopt onder de heersende omstandigheden niet slecht. Er is aanleiding aan te nemen dat bij uitbreiding van de binnenlandse
vraag de invoerpenetratie op onze binnenlandse markten minder
krachtig zal zijn dan destijds.
Het tweede punt dat toelichting vereist, is de kwestie van het

bij te lage rendementen in verhouding tot een o.m. door de overheid opgedreven rentepeil. Daarom mag stimulering alleen op
voorwaarde van doortastende structurele maatregelen worden

financieringstekort van de overheid. Mijn stelling is dat in de eerste plaats het geheel van de oorzaken van het tekort dient te wor-

geprobeerd. Het gaat dus om een politieke ,,deal”. De politici en
de sociale partners moeten de weg naar een expansiever beleid

den gewijzigd voordat succes kan worden verwacht bij het ver-

deblokkeren.

kleinen van de omvang. Uit recente publikaties over berekeningen van het CPB blijkt dat bezuinigingen van enigszins realisti-

Een belangrijk obstakel was en is voor velen de vermeende
strijdigheid tussen wat sociaal aanvaardbaar en wat economisch
nodig is. De ethische inhoud, die aan dit schijndilemma wordt
gegeven, krijgt steeds meer een onwaarachtig karakter. Zoals Stevers al lang geleden heeft voorspeld, is een onbetaalbaar, en in
vele opzichten ook onrechtvaardig, sociaal stelsel begonnen zich

sche aard zelfs op middellange termijn niet resulteren in een bevredigende terugdringing van het tekort indien daartegenover
geen vergroting van de economische groei staat. Het aanblazen

van de economie is dus, naast bezuinigingen, nodig om op die
termijn tot meer aanvaardbare feitelijke financieringstekorten te

zelf op te eten. De waardevolle analyse door het CPB van de ne-

komen. Onder de gegeven conjuncturele omstandigheden en in

gatieve invloed, ook sociaal, van het ongenuanceerd extra verho-

de context van een gezond structured beleid zal dit niet spoedig
het gevaar voor een wederopleving van de inflatie meebrengen.

gen of beschermen van alle minimuminkomens heeft velen de

Als die samenhang ook door de regering en in contacten van Ne-

schellen van de ogen doen vallen.
Ook uit enquetes en uit wijzigingen in de standpunten van

derlandse bankiers en ondernemers met buitenlandse college’s

sommige vakbonden blijkt dat onvoldoende maatschappelijke

met nadruk naar voren wordt gebracht, is verlies van vertrouwen
bij buitenlandse beleggers hoogst onwaarschijnlijk.
Onder het onderwerp financieringstekort behoort ook het
ernstige probleem van de stijgende rentelasten van de overheid

,,haalbaarheid” van een drastische aanpak niet langer als excuus
voor een halfslachtig beleid kan worden aangevoerd. Alleen een
krachtige, de markteconomie gunstig gezinde regering die van de
veranderde stemming in de maatschappij gebruik maakt, zal

te worden besproken. Dat de cijfers daarover velen de schrik in

door haar daden kunnen rechtvaardigen, dat het Ministerie van

de benen doet slaan, is alleen maar goed. Maar het mag geen pa-

Financien zijn afwijzende houding tegenover een niet eenzijdig

niek worden waaruit verkeerde readies voortkomen. Het pro-

op onmiddellijke, sterke terugdringing van het financieringstekort gerichte politiek laat varen.

bleem illustreert op levendige wijze de werking van de reele rente
in een periode van dalende inflatie en afwezigheid van volumegroei. De overheid heeft zich de laatste jaren tegen zeer hoge tarieven van extra veel langlopende financiering verzekerd, De

E. F. Limburg.

Auteur