12 NOVEMBER 1024
AUTEURSBEC/-IT VOO LIE li’FIOUDEN.
Econom
–
isch~Statistische
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
9E
JAARGANG
WOENSDAG 12 NOVEMBER 1924
No. 463
INHOUD
BIz.
BELASTINGOIIONDSLAC: EN EN JAI’ITA ALVOItMING IN
,,STAATHUISHOUDEIJIDE EN STATISTIEK” 1
door Prof.
Mr. D. van Blom …………………………1000
Oorzaak en middelen tot herstel van de depressie door
R. Kuyper
……………………………….
1002
De voorloopige cijfers van de Plaatselijke Ïnkomstenbe-
lasting te Amsterdam, over
1923124
door
Mr.
A. F.
L. Stapel ………………………………..
1003
Richtige Belastingheffing door
Jhr. Mr. Dr. J. R.
Clifford Kocq van Breu,qel ………………….1005
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De Fransch-Duitsche onderhandelingen over een
Handelsverdrag door
Prof. Bertrand Noyuro…. 1007
])uitsche Randelspolitiek
II
(Slût) door Prof. Dr. Th.
Plaut ………………………………..
1008
AANTEEKENING:
–
Staatstoezicht in Dnitschland op de opneming van buitenlandsche credieten en leeningen dooi lan-
den, gemeenten en vereenigingen van gemeenten 1010
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…..-. .. ……..
1011-1018
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankataten.
Verkeerswezen.
1 NSTITUU’T
VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN
Wd. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.
WEEKBLAD
EO ON OMJ SCH- STATISTISCHE BERICHTEN
COMMISSIE VAN ADVIES.
J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van Lennep; Prof. Dr. E. Moresco; Mr. i)r. L. F. H. Regout; Dr. E. van
Welderen Baron Ren gers; Mr. Q. J; Terpstra;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerde leden:
Prof. Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Bibbius.
Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque- en girorekening
Rotterdam No. 8408.
10 NOVEMBER
1924.
In den toestand van de geidmarkt kwam ng geen
verandering van beteekenis. De vraag naar geld werd
echter wel iets minder dringend, zoodat een kleine
toeneming van het aanbod op de prolongatiemarkt, de
noteering wat deed terugloopen. Geopend op nog
4Y2 pOt., werd daarna meestal 4 pOt. genoteerd. Voor
wissels was echter nog weinig geld beschikbaar, zoodat
de rente vrijwel onveranderd bleef; alleen in het laatst
der week werd de plaatsing iets gemakkelijker.
* *
*
Na de zeer aanzienlijke stijging van verleden week
geven de uitzettingen
•
van De Nederlandsche Bank
ditmaal weder een niet onbelangrijke daling te zien.
De post binnenlandsche wissels liep van
f
158,4 mii-
lioen tot
f
154,7 millioen terug. Deie vermindering
laat zich geheel verklaren uit aflossing van schatkist-
pipier. Het totaal der redhtstreeks hij de Bank ge-
plaatste schatkistpromessen blijkt in de afgeloope
week met
f
5 millioen te
zijn
gedaald. D.e beleeningen
vertooneii een teruggang van
f
17,2 millioen, welke
zoowel de Hoofdbank als de l3ijbank en de Agent-
schappen betreft en voornamelijk voor rekening komt
van de effectenbeleeningen.
Het renteloos voorschot aan het Rijk geeft een
vermindering van ruim
f
900.000te zien. De zilver-
voorraad der Bank stelde zich
f 1,1
millioen hooger.
De post papier op het buitenland en de diverse
rekeningen onder het actief daalden resp. met
f
1,2
millioen en
f
5,4 miliioen. Blijkbaar heeft de Bank
dus in de afgeloopen week weder voor eenige millioenen
van haar buitenlandsch tegoed gerealiseerd.
De biljettencirculatie liep van
f
997,5 millioen tot
f
972,4 millioen terug. De rekening-courantsaldi ver-
minderden met
f
2,3 millioen. Het beschikbaar metaal:
saldo steeg met
f 6,6
millioen. Het dekkingspercentage
bedraagt ruim 49.
* *
*
Het hoofdpunt van de wisselmarkt was deze week
de verdere daling van den dollar en de op dollarbasis
gehouden overige valuta’s, als Marken, Zweedsche
Kronen en Zwitsersche Francs. Heden werden Dollars
vor 2.493′, Marken voor 59.50, Stockholm vor 67.15
en Zwitserland voor 48.25 verhandeld en bereikten
daarmede weder het normale koerspeil.
LONDEN,
8
NOVEMBER
1924.
Het surplus aan crediet was door grôote betalin-
gii voor Treasury Bills, welke bovendien noch op
Maandag, noch op Dinsdag vervielen, gauw uitgeput.
Het onverwacht laten afloopen van uitstaande lee-
ningen door eenige groothanken met het oog op ,,win-
dow dressing” noodzaakte de markt op Woensdag
een groot bedrag bij de Bank of England voor een
week op te nemen. Dit bedrag bleek de behoefte vol-
komen te dekken, en reeds Donderdag overheerschte
het aanbod geheel. Voor daggeld, dat
WToeiisdag
zelfs
4Y2 pOt. gekost heeft, betaalde men aan het einde
der week 3-3% pOt.
Vernieuwen van zevendaagsche leeningen kostte
onveranderd 2% pOt.
De discontomarkt zag geen verandering.
2-mnds prima bankaccept 3h1/_% pOt.
3
.
3
11
1%
pOt.
4
3%…..3/8 pOt.
6- ,,
,,
,,
33′-4 pOt.
1000
ECONOMISCH-STAfISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
BELASTINGGRONDSLAGEN EN
KAPITAALVORMING IN ,,STAATHUIS-
HOUDKUNDE EN STATISTIEK”.
1.
Db belastingen staan sinds, eeuwen in liet brand-
punt onzer vaderlancische belangstelling. 1e deze be-
langstelling thans de kapitaaivo’rrning to doen deden
is het wijs beleid en de gelu.kte toeleg geweest van
het bestuur der Tereeniging voor cle Staatliuishoud kun.de en de Statistiek, weiker jaarvergadering, clan
2
,
5en October 11.. te Amsterdam beschreven, haast meet
hoorders heeft gelokt dan de zaal bevattor kon en zes
dohatgegacligden meer, ongeteld degenen die zich zelfs
maar niet meer opgaven, dan wien een toch to.t na
zessen voortgezette vergadering tijd liet voor het
woord.
Twee praeaclviezen, een van den heer
Treub
(dat naar eigen bekentenis door overmacht van’ tijds-
gebrek te kort was uitgevallen) en een uitvoerig sf,uk
van den heer.
Wibau
(dat echter op één punt, waar-
over nader, in uitvoerigheicl te kort schoot) hadden
de grondslagen gelegd voor een opgewekte en bijna
doorloopend interessante beraadslaging.
Aan beide praeadviezen, hoc uiteenloopend oven.-
gens van strekking en inhoud, was één uitgangspunt
gemeen het besef der noodzakelijkheid van, kapitaal-
vormt ng.
Beseften ook beide praeadviseurs – hij alle deba-
ters
was
dit niet het geval – dat thans in Neder-
land dc kapi taal vorming te gen lig is? Mr.
Treub
heeft deze meo’u:iog onomwonden uitgesproken bij
den heer
Wiboint
kwa.m zij (bl. 87 v., 01) niet dan
aarzelend tot uiting.
Deze aarzol ing had iets beviecoidends.
Het is waar – mr
Bonger
klaagde terecht hier-
over -, ons staan, mede door de schuld van kortzich-
ti ge Haagsclie sehri elheid, on vol doende statistische
gegevens ten dienste en die er zijn geven niet een
betrouwbaar beeld.
O;ok hebben cle hee:ren
Valic
en
Kaap —
het is ver-
blijdend, te zien, hoc de laatste jaren de jonge Rot-tordammers zich komen, weren, in. deze debatten –
l;ereeht erop gewezen, dat ren.tabi.liteit cii kapitaal-
vorming niet de eenige syniptonwn van voikswelvaart
zijn. Misschien, onderstelde zelfs de heer
Ka&g, zal
mcii eens nog hulde brengen aan wi.e tegenwoordig
worden, verguisd. .
Maar men kan de on.toereikend’hei.cI der belasting-
statistiek voor het doel, waarom het gaat in dit ge-
ding, oolc otrerdrijven en in dit opzicht stond mi.
Treub
sterk in zijn repliek aan de heeren
Bon gen
cd
Kuy per.
Dozen hadden ni. betoogd, dat er wellicht
wel te veel, in plaats van te weinig kapitaal was ge-
vormd in de laatste jaren, getuige de niet zeer
hooge ren testand; zij hadden bovendien betoogd, dat
do onbevredigende cijfers der verrnogensbelasting he-
ivijskraht misten, wijl deze de resultante van. ‘twee
compon.enten zijn, kapitaal en grond, n een ontmoe-cligend cijfer der resultante dus volstrekt niet zonder
meer ééne dezer coinponenten, het kapitaal, mag wor-
den aangerekend. De siapte in, zaken – aldus nu.
Treub’s
re])hi.ek – brengt allerhande kapitaal op cle
open markt (en drukt hier den rentestand), dat hij
no:rmale zakendrukte in de bedrijven zou zijn gesto-
ken, en van bepaalde soorten kapitaal, schepen bijv.,
kan inderdaad te veel zijn, gevormd,, zonder dat dit
geldt voor het kapitaal in zijn geheel — waarnaar de
vraag moet loskomen, zoo’dra liet bedrijfsleven weer
zal pogen, zich .te herstellen. De naamlooze vennoot-
schappen, merkte hij verder o.p, kapi.taliseeren tegen-
woordig ‘weinig – met name de kleine bedrijven,
had de heer
De l3eau fort
opgemerkt, schieten hi,e.r
te kort; en ni.r.
Van Hengel
had uit eigen ervaring
soortgelijks medegedeeld – terwijl instellingen al.s
pensioenfondsen, in hun beleggin gsvrijheid beperict,
zieh te eenzijdig steken in papier als staatsleeningen,
di,e niet een productieve belegging helichamen; en
wat tilni slotte liet veimogenshestanddeei grond be-
treft : er is veel niee,r reden om aan te nemen, dat dit
in waarde is gestegen dan dat liet zou. zijn geluid ge-
bleven of teruggeloo’pen.
J-Tcel. wat zwaklcer was mr.
Treub’s
repliek tegeti
nir. 1/air
A,alten,
die zijn. cijfers o’ver belastingdruk
voor volstrekt waardol oos had verklaard, met onge-
oorloofde gene:nahisatie ontleend als zij immers waren
aan de zwaarst belaste Nederlandsche gemeente,
Delfziji, waar de’druk aan.inorkei ijk zwaarder is dan
in de cmie grootste gemeenten des rijks. Mr.
lTan
Aal’ten’s
of:f.i.cieele cijfe:rs mogen dan wellicht, gelijk
de heer
Treub
repliceerde, doch wat nader bewijs be-
hoeft, blijven beneden, de werkelijkheid, – dit neemt
niet weg, dat hijzelf, uit diezelfde of
,.f,ieieeie cijfers
een greep doende, veel te hoog had gegrepen..
Wat overigens den hetrelckelijk lagen rentestand
van tegenwoo:dig betreft,, vergaten.
zij,
die zich erop
beriepen, .dat deze heel wei met geslonken kapitaal-
vorming kan samengaan mits maa.r de vraag naar
]capitaal – een in depressie-tijd normaal ‘verschijnsel
– nog meer geslonken, zij.
Om op de aarzeling in het praeadvios van den heer
Wibaut
terug te Icomen, in
zijn
repliek is deze in dit
onderwerp eigenlijk niet getreden; hij bepaalde zich
tot adhaesie aan ‘s heeren Kuyper’s afzet-crisis-
theorie, zoodat wij ook toen niet te weten kwamen,
rat voo:r bemoedigende syniptomen h.ij wellicht ont-
waart. Zijn zij er rel? In allen gevaile staan dan toch
daartegeiiove’r zijn eigen bladzijden.
05
vlg. over de
,,Aa.nwcn’di.ng van kapitaal door particti.l i.eie onder
‘nemers en onder leiding va.n bankiers”, – liet woord
,,aanwen ding” beteeken de
hij
dozen imrne:r itoofschen
praeadv’iseur en debater ditmaal. ,,vermorsing” – om
ons, met hem, mistroostig te stemmen. Zee,r leze’os-
waarde bladzijden. Maar zij strekken niet alleen ten
bewijze der stelling, d.at dc opperste heidi lig de.r pro-
di.i.ctie niet in volmaakte handen is – dit punt deni t
nog n.ader te worden bekeken – niaar zij maken
tevens ten zeerste aannemelijk, dat kapitaal bij massa’s
is verloren gegaan, wat liet tegendeel van kapitaal.-
vorming is. Al betoogt dan ook de heer
De Beau fort,
dat men. particulier vermogen (geld), dat verloren
ging, niet niag vergelijken, met maatschappelijk ver-mogen (kapitaal), dat is gevormd en behouden bleef,
toch. blijft waar, dat belegging hijv. in nutteloos ge-
bleken sch.eepsru.imte ook maatschappelijk een slechte
belegging is en. op n.iaatschappelijke lca.pitaalvernieti-
ging bedenkelijk gaat lijken en evenzeer (wat de heer
Wibaut
opmerkte
1fl
zijn repitek) dat bij de bankiers.
als raadsmannen van liet beleggend publiek en. wier
persoonlijke goede trimw hij hoven twijfel stelde, ho-
zonke.n inzicht niet heeft voorgezeten. En aan deze
waarheid wordt ook n.iet te koit gedaan door wat
nir.
TTan Lanschot
opmerkte, dat ni. de Indische cul-
tu.u.ron.dernem.’ingen de laatste jaren flinke winsten
maken. T-Jet fei,t i.s verbhijdend, niet het minst van
algemeen, maatschappelijk gezichtspunt, maar liet zou alleen dan bevijzen, dat niet volle gerusthe.id de maat-
schappelijke kapitaalvorming aan hot particulier ini-
tiatief kan worden overgelaten, indien liet verscli.ijn-
sel algemeen ware, wat liet op verre na niet is.
Mcii. moet zich niet blind staren op de kapitaal-
vorming
alleen, had de heer
Kuyper
betoogd; betere
ou.tillage en als gevolg hiervan verhoogde arbeicis-
productiviteit zijn minstens even gew’ichti’ge facto.ien
van volksweivaart. Mr.
Treub
vreesde, dat de heer
Kuyper
van deze factoren. moer verwacht dan zij
kunnen geven.
Het is moeilijk, Iner de juiste maat
van
belang-
stelling te bepalen, die aan. de verschillende factoren
toekomt. Kapitaalvormin.g, richtige kapitaal-distribu-
tie en goede organisatie zijn alle noodig en een van
deze kan tekortkomingen van een andere tot zekere
hoogte goedmalcen. Er is evetiwel geen reden oni te
gelooven, dat dit goedmaken automatisch plaats vindt, eer i.eclen on,i aan te nemen, dat de kapitaaldistributie
en de organisatie de laatste jaren ten zeerste hebben
12 November 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
am
gefaald; gèeii reden dus ook om aitn de theoretisch
)uiste opmerking van den heer
Kuyper
praetjsche
waarde toe te kennen voor het nijpend probleem, dat
thans
ter tafel ligt.
Al laat cle statistiek ons veeiszins in den eteek, de
kapitaalvernietiging van 1914 •tot 1.918 en de onvol-
doende kapitaaireproductie van 1914 tot 1924 blijven
de ernstigste bezorgdheid wekken, vooral in het licht
der bcvolkingscijfcrs, clie zich blijven gedragen alsof
de internationale uitwisseling van. goederen en dien-
steo, sterke hefboom van wereidwelvaart, nog werkte
met de kracht van ruim tien, jaar geleden.
Mei; vooropstel]i ng dan èn van de onmisbaarheid
van kapitaalvo.rming èn van haro oogenblikkelijke en-
toereikendheid, kan men cle vraag van het bestuur der
vereeiliging beschouwen: of al dan niet de grond-
slagen van ons belastingstelsel moeten weiden herzien.
Het antwoord van mr.
Treub’s
praeadvi.es was, dat
vôôr alles inkrimping der staa.tsbemoeienis van noode
is en dat in de tweede plaats een versc]:iuiving van
onze belastingen van di.e op de inkomens naar die op
de verteringen vereischt is.
De eerste stelling is weinig meer dan een blanco-
formule, die op de verschiliendste manieren van reëe-
en inhoud kon worden voorzien. Door ontwapening
bijvoorbeeld, als velen. begeeren, Door de reèhtspraaic
over to laten aan het particulier bedrijf, als reeds
voor jaren door den Franschen ec000mist :De Molinari
in aanbevolen. Of zijn er andere takken. van staats-
zo’g, die in de oogen van den eersten praeadviseur
onduidbare kapitaal-verslinders zijn? Noch zijn prae-
ad vies, noch zijn repliek – er was hem trouwens niet
naar ‘gevraagd – wezen deze euvelen met voldoende
precizie aan.
In zijn hlanco-fo±mule was als vanzelfsprekend on-
clersteid, dat ook de staat dc tering naar de nering
moet zetten; w’at voor tering echter, zeicle hij, niet.
Maar gaat deze vooropstelling zelve op? De heer
Wibaut
heeft, schriftelijk en, nadat de heeren
Vcin
,Çanschot en
l’al1c
van afwijken.d inzicht hadden blijk
gegeven, oolc mondel’i lig twijfel, geopperd aan hate
vol strekte geidi gh ei cl.
Men kan dezen twijfel deden, nog zonder een on-
onderbroken lijn met dezen. pra.eadviseur te trekken..
Er zal ter vergadering meer cïan 6én zijn geweest,
clie iii zijn jonge jaren het voorrecht heeft gekend,
college staatsrecht te loopen bij nu wijlen staatsraad
Oppenheim. Daar kan hij dien ‘twijfel zeer kras heb-
ben gehoord: de staat heeft de nering te zetten naar
de tering, anders gezegd: zijn, inkomsten te .regel.en
naar zijn, behoeften. Maar Oppenheim doceerde iii een
tijd van geringere sta.atshemoeiing en van heel wat
lagere belastingen. Toch blijft dit waar .i.n zijn leer:
dat de staat liet recht en den plicht heeft, zijn eigen
taak zichzelven af te bakenen.. Wordt hem echter be-
wezen of komt hijzelf tot liet inzicht, dat het nut
der door hem .beraamde uitgaven het tcfl,egt tegen de
schade, die de door hem beraamde belastingen zuilen
aanrichten, dan zal hij zijn tering hei hen l;e herzien.
Als pendant van mr.
Teub’s
blanco-formule stond
liet cciie punt, waarop het praeadvies-Wiba’ut door te
groote soherhei.d teleu,rstelde: dat enkel paar zinnetjes
(cip bi.. 54 en 74 van zijn praeadvies) over, de be-
geerlijkhei d van een, progressieve winsthelast.i.ng
op
.naaml ooze vennootschappen, een conjunctu ur-helas-
ting derhalve.
Progressief. of enkel proportioneel?; belasting van
de winst of enkel van de uitkeeringen?; dividenden,
tanti.è,mes en reserves eender of naa.r verschihienden
maatstaf belast?. Ziehier een samenstel van vragen,
die hier bloot gesteld, niet beantwoord worden, doch
die alle de kapitaaivorming raken en waarover recente
(en goede) literatuur bestaat (ik wijs, uit meer, op
i.wee proefschri.ften, beide van December ’23, een Am-
sterdamsch van dr B. J. F. Steinmetz en een Leidsch
van dr. J. H. A. Logemann), maar die noch in de
praea.dviezen., ‘noch i.n het debat tot haar recht zijn gekomen. – Oonjunctuurbei astingen zijn theoretisch
prachtig, maar practisch onuitvoerbaar; deze dood-
doener uit
mr.,.Treub’s
repliek, adhaesie aan een op-
merking ‘van den heer
De Beau fort,
was meer kort
da.n afdoende.
Het pra.eadvies-Treub schonk lclaarder wijn inzake
de verteringsbelastingen. Het bepleitte belaiting
0])
algemeene verbruiksartike] en.
Hier ligt inderdaad nog onbewerkt of intensiever
bewerkbaar terrein: dat der genotmiddelen. Psycho-
logisch moge de wet gelden, que rien n’cst si néces-
saire que le superflu, hiertegenover staat, que néees-
sité n’a pas de bi en dat wij verkeeren in een tijd-
perk van ,,néeessité”, van wel vaarts-noodweer.
Koffie, thee en’ ‘tabak
zijn
belastbare ‘genotmidde-
len. Het café-bezoek kan men niet den heer
Wibaut
(bi. 59 van zijn praeadvies) eraan, toevoegen; het
bioscoop-bezoek met of zonder hem. Het fietstocht
lçan nog wei wal; hooger. En. zoo zal er meer zijn.
Van alles wal; naar weelde, ook naar bescheiden
wocide, zweemi; mag en môet in dezen
tijd
helasti:ng
worden geheven, vooral dan als deze in clezen tijd
belooft fiscaal te zullen werken, ‘s lands kas .te zul-
len stijven. Doch zelfs indien de belasting sterk inpei.’-
kend zou werken op het verbruik cii dus weinig zou
opbrengen (als bij de biljaiten, waarop de heer
Wibaut
had gewezen), moet worden overwogen, wat het ver-
moedelijk gevolg zal zijn: verplaatsing der vertei’ing
naar vooralsnog onhelast genot (in welk geval de f is-
cus zijn moeite sparen kan), of niet-verteren, di.. be-
leggen en dus mogelijk kapitaal. vormen. Dat in con-
creto di.t antwoord vooraf moeilijk te geven is, he-
hoef t nog niet in elk geval van de belasting te doen
afzien.
Het weelde-kenmerk voor ,dit slag belastingen wordt
echter in. mr.
Treub’s
stelsel pijnlijk gemist. Voor
duurder zout, duurdere suiker, duurder vleesch deinst
hij niet terhg. Of als hij er wèl beducht voor is, dan
wordt toch deze tegenzin bij hem uitgebanuen door zijn vree, dat anders de kapitaalvorming zal blijven
i.n het gedrang, waarin zij is komen te verkeeren.
Op dit punt heeft hij, als te verwachten viel, ruime
tegenspraak gevonden. Een tegenspraak, waarin zelfs
de heer
Wibaut
deelde,. die naar den smaak van zijn
geestverwant
Kuy per
nog te ver was gegaan in zijn
aanbeveling van
acijn
zeil.
De tegensprekers hadden, meen ik, tegen den heer
Tre’eb,
niet tegen den heer
Wibaut,
gelijk.
Al moet
men billijkheidshalve erkennen, dat in het stelsel-
Treub
compensatie tegen de accijns-verzwaring ge-
zocht was in het brengen van het helastiugvrij mini-
mum-inlcomen hij de inkomstenbelasting op een hoo-
ger
cijfer.
De draagkracht van deze compehsatie laat zich evenwel niet schatten zonder beschi.kking over
concreet uitgewerlcte helastingplannen en betrouv-
hare gezins-budgetten; belasting op algemeen ge-
bruikte, doch niet onmisbare genot-consumptie Iran
echter in dezelfde richting sturen.
Waarom hadden zij gelijk?
Omdat men véér alles zich hoeden moet voor de
fout, de Icapitaaisvorming te beschouwen als een doel,
op zich zelf hegeerenswaard. Zij is niet doel, maar
middel, middel tot grooter productie, tot betere be-
hoeften-bevrediging. Ten bate van één productiefac-
tor, het kapitaal, een aanslag te doen op een anderen
productiefactor, de levende menschelijke arbeids-
kracht, is zonder zin, ja erger, omdat deze mensche-
lijke arbeidskracht de mensch zelf is en deze niet mid-
dcl
mag zijn maar enkel doel.
In dit verband moet nog herinnerd.wordcn aan het
ietwat geîsoleerd staand debatje tusschen ir.
Plate
en
mr.
Treub.
De heer
Plate,
met den Nij.verheidsraad,
met mrs.
TTan Lanschot
en
Van Hengel
en den heer
De Beau fort
van meening, dat de huidige inkomsten-
belasting aan lcapitaal.vorming bedenkelijk in den weg
staat, had het opgenomen voor een algemeene ver-
teringsbelasting in den trant als destijds door nu
wijlen mr. E. van Ketwich Verschuur bepleit. D.e heer
Treub
antwoordde, dat dit ‘denkbeeld tijdens zijn mnis-
terschap aan Financiën was onderzocht en ondeug-
delijk bevonden; het zou, uitgewerkt, zijn neergeko-
men ô± op een verruiming van de personeele belasting ôf op een verbetering van den, naar hij erkende geheel.
onvoldoenden kinderaftrek in de inkomstenbelasting;
geen vaii beide zou meer dan luttele verbetering heb-,
ben verschaft; de moeilijkheid zou schuilen in het
vinden van betrouwbare gegevens ter zake der parti-
culiere verteringen. Er zijn er, die van dit depar-
tementale onderzoek al eerder hadden vernomen zon-
der echter het naadje van de kous te weten.
Op Financiën berust derhalve een uitgewerkte
weerl.egging van Van Ketwich Veiuchuui
…
Aan de
nagedachtenis van deren verdienstelijken man zou ver-
schuldigde eer en aan de vele belangstellenden in dit
vraagstuk zoo goed als aan het landsbelang zelf zou
een dienst worden bewezen met publicati.e van deze
weerlegging. Zij behoort publiek eigendom en onder-
werp van openbare discussie te worden. v. 13.
(Slot volgt).
MIDDELEN TOT
DE DEPRESSIE.
De Redactie van ,,Economisch-Statistische Berich-
ten” is zoo vriendelijk geweest, aan Prof. Bonger cii
mij het in het vorig nummer afgedrukte artikel van
Prof. Mees ter beantwoording te zenden. Overeen-komstig den wensch van mijn partijgenoot Bonger
heb ik de beantwoording op mij genomen.
Prof. Mees
wijst
er op, dat de belangstelling van
het publiek voor prima emissies – in verband met
de slechte ervaringen omtrent minder goede – op
zich zelf nog niet op kapitaalruimte duidt. 1-Tij wijst
er ook op, dat niet alle belegging zoekende kapitaal
nieuw kapitaal is en dat inschrijving op emissies niet
altijd beteekent, dat de inschrijver het betreffende
bedrag werkelijk te beleggen heeft.
Dit alles kan ik natuurlijk toegeven. Maal ik ver-
oorloof mij toch de opmerknig, dat hiermee hoogstens
kan worden aangetoond, dat kapitaairuimte ten deele slechts schijnbaar kan zijn, niet
(
(en hierom ging het
in het debat tegen Prof: Treub) dat er positieve kapi-
taalschaarschte is en nog wel in zoodanige mate, dat
de voorziening van ons voortbrengiugsproces met
loonkapitaal en productiemiddelen in gevaar zou zijn
eu het noodzakelijk zou zijn de groote inkomens van
belastingen te ontheffe.n en in plaats daarvan accijns-
verhooging op Ievensbenoodigdheden in te voeren, om
aldus, door de rijken, ten koste van de armen ‘te ont-
lasten, de bedreigde kapitaalvorming te redden. Voor
een dergelijk paardemidclei zijn andere argumenten
noodig.
Dat de rentevoet op het oogenblik hooger is dan
v66r den oorlog; wijst mi. ook niet op kapitaal-
schaarschte, wat betreft de voorziening van ons ar-
beidsproces .1k wees in de vergadering van de Ver. voor Staathuishoudkunde o.a. op de, ook door Prof.
Mees erkende, risicopremie en de geweldige vraag
van overheidswege. Deze vraag in dèzen omvang is
zimder twijfel een tijdelijk verschijnsel.
• Men heeft bij cle beoordeeling van het renteve,r-
schijsel natuurlijk ook in het oog te houden, dat we
ons op het oogenh’lik. in een tijdperk van ernstige
deprersie bevinden. In verband li:iermee wordt er
thans minder kapitaal gevormd en minder kapitaal-
dinst aangeboden clan in normale tijden. Daartegen-
over staat weliswaar, dat de behôefte naar kapitaal-
dienst voor de vorming van nieuwe bedrijven en de
uitbreiding van bestaande thans ook abnormaal klein
is. Maar er is toch wel een abnorma.al
groote behoef te
naar kapitaaldienst bij cle wankele bedrijven, die vlot-
tend kapitaal van noode hehbèn, orn zi.ch
staande to
kunnen houden. Deze behoefte beteekent ‘wel is waa:
niet altijd een
kooplcrachtige
vraag, maar zal – om-
dat alle Icrachten worden ingespannen om de bedri.j’en
te handhaven – dikwijls wèl met koopkrachtige vraag
gëpaard gaan.
In de toekomst ullen de behoefte en de koopkrach-‘
tige vraag naar .kapitaaldienst, voor de uitbreiding van- –
de productie, toenemen, doch zal ook, door de kapitaal-
vorming bij de zich uitbreidende productie, het aanbod
van kapitaaldienst toenemen. En de ‘behoefte en de
koopkrachtige vraag naar kapitaaldienst voor de wan-
kele bedrijven zullen, bij verbetering van de conjunc-
tuur, sterk afnemen. Uit den huidigen depressietoe-
stand kan men dus niet zonder meer afleiden, dat, al
zou er
thans
ook geen
relatief kapitaalgebrek zijn, dit
zich binnenkort, bij herstel van de productie,
wel
zal
voordoen, zooals de heer Treub in het debat heeft be-
toogd. Natuurlijk is wel weer een relatieve kapitaal-
schaarschte te verwachten in het later komende tijd-
perk van hoogconjunctuur, zooals
altijd
in deze phase
van den conjunctuurcyclus. Maar dan wordt ‘de koop-
krachtige marktvraag ook weer overschreden en is het
volstrekt noodig, dat het kapitalisme, o.a. met een
hoogere kapitaalrente, zich zelf een rem aan legt.
Wij hebben thans een productieapparaat, dat zich,
niettegenstaande alle tegenwerkende factoren, buiten-
gewoon snel van de oorlogsschade heeft herateld, het
pas tot een hoogconjunctuur heeft gebracht, en met
zijn kapitaalvorming zelfs aan de bijzondere en tijde-
lijke eischen. van overheidsleeningen heeft kunnen
voldoen. Is het nu te verwachten, dat i.n de toekomst,
in normale verhoudingen, de kapitaalvormi.ng onvol-
doende zal zijn?
Prof. Mees schrijft, dat er in zelceren zin wel 0-ver-
kapitalisatie is. Hij noemt ‘als voorbeeld de opge-
legde schepen. Hij constateert hij de betre:ffende on-
dernemingen tevens
gebrek
aan kapitaal. nI,. aan vlot-
tende middelen om het bedrijf staande te houden.
Precies hetzelfde heb ‘ik ook in het debat opgemerkt.
Het verschil tusschen Prof. Mees en mij is alleen,
dat ik het
tekort
aan deze kapitaalmiddelen voorname-
lijk zie
als gevolg
van het relatieve
teveel
aan ander
kapitaal, voornamelijk als gevolg dus van den, door
een relatief te veel aan kapitaalgoederen ontstanen
afzetcrisi s.
Ik heb eveneens uitdrukkelijk in het debat gezegd,
dat tot zekere hoogte vorming van nieuw kapitaal ook
thans reeds noodig is, vooral om wankele bedrijven
voor ondergang te behoeden. Maar alweer i.s er dit
verschil tuschen Prof. Mees en mij: dat ik er de waar-
schuwing aan toevoeg om niet clie bedrijven in stand
te houden, welke ook bij normale conjunctuur ten
cloode opgeschrevén zijn.
Prof. Mces wijst nog op een andere soort van over-
Icapitalisatie: te veel kapitaal (in boekhoudkundigen ‘zin, onder de passiva) en te weinig reëel kapitaal (in
den zin van waarde van de kapitaalgoederen). Prof.
Mees concludeert nu, dat er een tekort aan reëel kapi-
taal is bij deze ondernemingen. Ik zou ‘t liever een.
tekort aan oogenhlikkelijke geidswaarde der onderne-
mingen villen noemen. Maar ik vraag: hoe zijn we
in dezen toestand gekomen? .Antwoord mi. alweer:
door een relatief teveel aan kapitaalgoederen. Hier-
door zijn de rentabiliteit en de vermogenswaarde van
de ondernemingen enorm gedaald. En als de heer Mees
door den geidsluier heen ziet (die dikwijls de
gebreken
van hetproductieorganisme maskeert, doch in dit e-
val de betrekkelijke
iichtzijden
aan het oog onttrekt)
zal hij het relatieve te veel aan concrete kapitaalgoe-
deren ontwaren.
Dit is
het reëele kapitaal, waar het
in de bedoeldê discussie vbôr- alles op aan kwam. Er is
betoogd, dat we niet voldoende productierniddelen be-
zitten en niet voldoende productiomiddelen vormen
om ons weivaartspeil te handhaven. En dan antwoord
ilc: daar is, wanneer njet alle verschijnselen ‘bedrie-
gen, geen sprake van.
Prof. Mees wijst nog op het, door den oorlog ver-
broken, evenwicht in. het . productieproces, op den
hoogen levensstandaard der arbeiders en op den druk
van overheidswege op de bedrijv en. Daardoor wordt,
volgens hem, de
koopkrachtige t’raag
naar kapitaal-
.dienst beperkt, ofschoon er wel degelijk
behoefte
aan
12 November 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1003
bestaat. 1-Jet herstel van het economische leven wotdt
z.i. zoo tegengehouden.
Prof. Mees laat in liet midden, wâuir hij de
oorzaaic
van de crisis ziet: in de kapitaaivernietiging”van den
wereldoorlog, in de
eenzijdige
uitbreiding van de
pro-
ductie gedurende den wereldoorlog, in de door den
wereldoorlog bewerkte veranderingen in de
icoop-
icracht van bepaalde landen en bevolkingsgroepen, in
het scheppen van
tijdelijice koopkracht
o.a. dooi het
papiergeld, of in factoren, die ook vroeger de crisis-
seit in het leven riepen. Rij vermeldt alleen, dat z.i.
de opvatting, als zou een crisis door een algemeen te
‘eel aan kapitaal kunnen ontstaan, op begripsveiwar-
ring berust. Ik stel hier de andere meening tegen-
over: dat er gebrek aan inzicht is aan de zijde van
hen, die, naar de opvatting van Say en Ricardo, de
mogelijkheid van een algemeen te veel aan kapitaal
en van een ,,general glut” ontkennen. Ik mag er zeker
wel op wijzen, dat ik in het debat voortdurend over
een
relatief
teveel aan kapitaal, over een teveel aan
kapitaal, tijdelijk of duurzaam,
voor de ,Verwertungs-
möglichkeit” in het kapitalisnze
heb gesproken. Een
elementaire opmerking als van Prof. Mees, dat het be-
staan der kapitaalrente reeds bewijst, dat er nog steeds
vraag naar kapitaal is, glijdt natuurlijk langs de door
mij bedoelde crisisverklaring heen. Ik heb hiervoor in
liet debat verwezen naar het door mij gesprokene in
de vergadering van 1916. Daar heb ik de richting,
waarin de oplossing van liet crisisverschijnsel m.i.
moet worden gezocht, aangeduid en de Marxistische
crisisverklaring (in verband met de onders’telde daling van den profijtvoet), hoe. ontzaglijk ook van geheel in
den objectivistischen gedachtengang van ,,das Kapi-
tal” passenden stijl,
niet gevolgd.
Daar heb ik uit-
ilriikkeljk betoogd, dat, hoe groot de kapitaalmassa
ook worde,
altijd
het geheele kapitaal in de voortbren-
ging kan opgenomen worden, mits de equatie met
een, equatierente slechts tot stand kome. Maar deze
equatie kômt in het kapitalisme juist niet altija tot stand, wordt in den productiechaos periodiek ver-
stoord. En alle rédeneeringen in den trant van Say
en Ricardo, dat er geen algemeen te veel’ aan kapitaa]
en ook gee:n ,,general glut” kan zijn, dat aan kapitaal
overvloed
hiër, kapitaal
schaarschte
elders moet beant-woorden, gaan volkomen op voor de onderstelling, dat
de algemeene equatie tusschen de totale productiekos-
ten en de som van de finaalgoederenprijzen, in de
maatschappij als geheel beschouwd, tot stand komt,
naa.r gelde.0 nu eenmaal niet voor den crisistoestand,
die in wezen juist op een verstoring van die equatie
neer komt, gegevn de koopkrachtige marktvraag en
gegeven de kosten, die de bedrijven voor hun. instal-
latie, hun grondstoffen en hulpstoffen, hun arbeids-
kracht en ten deele ook reeds voor den kapi.taaldienst
hebben gemaakt. Zoo beschouwd kan er een meer alge-
ineen te veel aan kapitaalgoederen zijn, kunnen de
bedrijven te overvloedig uitgerust zijn om de eenmaal
gemaakte kosten te kunnen goedmaken, en zelfs om op den duur, bij een gereduceerde installatiewaarde,
een toekomstige equatierente, bij toekomstige equatie-
bonen enz. te kunnen blijven bestaan.
Zoodra. Prof. Mees zijn opvatting omtrent de oor-
zaak van de huidige crisis heeft uiteengezet en de mijne
heeft bestreden zal een verdere gedachtenwisseling
eerst mogelijk Zij
Ii.
i)an zuilen de middelen tot verbete-
ving kunnen worden getoetst. Voorloopig bepaal ik juij
er toe op te merken, dat Prof. Mees de accijnzenver-
hooging niet verdedigt, maar voorstelt, de gestoorde
productie op andere wijze door vermindering van den
levensstandaard der arbeiderskiasse weer op gang te
brengen. Ook de door Prof. Mees voorgestelde metho-
de is wel een bij velen zeer voor de hand liggende,
maar daarom nog niet de meest doeltreffende en de
meest billijke. Is er werkloosheid (doordat in het ka-
pitalisme aller arbeidskracht, bij een bescheiden loon-standaard en zelfs bij, een bestaansminimuniloon, niet
in de ‘productie kan worden opgenomen) dan luidt
liet parool: beperking van de procreatie (een weelde,
die de gegoeden zich wèl veroorloven kunnen) of meer-
dere kapitaalvorming (door mindere belasting van de
groote vermogens en inkomens en afwenteling van
de lasten, door accijnzenverhooging, op de arbeiders-
klasse). :l.s het Staatsbudget niet in, evenwicht (als
gevolg van den uit het kapitalisrne voortvloeie:nden
wereldoorlog), dan zoekt men het herstel, van het
evenwicht vooral in beperking van den levensstan-
daard van overheidspersoneel. En is er een uit het
kapitalisme, hoe dan ook, voortkomende crisis, waar-
in de bedrijven kwijnen, dan roept men – behalve om
de reeds genoemde accijnzenveihooging voor de ver-
laging van directe belastingen – om vermindering van
dc productiekosten door loonsvermindering en bezui.-
n.iging op arbeidswetgeving en sociale verzekering.
ik kan mij de weerbarstige mentaliteit van hen, di.e
in een crisistijd hooge bonen hebben te betalen, en
van hen, die van hooge inkomens een groot percen-
I;age aan den fiscus moeten afstaan, voorstellen. Zij
worden i.n hun ,,System der erworbenen Rechte” ge-
troffen. En beschouwt men dit systeem van, voorrech-
ten als vanzelf sprekend en onaantastbaar, dan doet
natuurlijk de huidige ,druk op de bedrijven en ook de huidige belastingheffing buitengewoon ergerlijk aan.
Maar ziet men de hooge inkomsten als gevolg, vooral
van een yermogensverdeeling, die anderen (waaronder
vele onbevooroordeelden) met ergern:is vervult, als ge-
volg dus van een bevoorrechte positie in de huidige
productiewijze, die slechts één (voorbijgaande) schakel
in den. keten van. maatschappijvormen is, da.n krijgt
de zaak een geheel ander aspect. En dan kan men de
economisch zwakken, die slechts door taaie orga.nisa.-
fie iets meer hebben gekregen dan het bestaansmini,-
mum en slechts door taaie organisatie het veroverde
ten deele hebben kunnen behouden, niet zonder het
theoreti.sch bewijs van de volstrekte onvermijdelijkheid
(natuurlijk met andere dan de onhoudbare gegevens
en redeneeringen van Prof. Treub) het gelag doen
betalen voor de tekortkomingen van de productiewijze,
waarvan zij toch reeds de slachtoffers zijn. Dan zal
meer itt het bijzonder de vraag ‘moeten beantwoord
worden, of de arbeidersklasse thans haar levensstan-
daard moet laten aanpassen aan een depressietijd.perk,
terwijl het wel als zeker kan worden aangenomen, dat
in het komende tijdperk van normale en hoogconjunc-
tuur, degenen, die thans roepen om
loonsverlaging,
geen loonsverhoo ging
zullen aanbieden.
Maar nogmaals: welke wegen voor het herstel van
(Ie productie moeten worden ingeslagen, daarover valt’
met den heer Mees slechts te redeneeren, wanneer hij met zijn opvatting omtrent de oorzaak van de huidige crisis voor den dag is gekomen.
R. KUYPER.
DE VOORLOOP TOE C’IJFEI’RS VAI’T DE PLAAT-
SELIJKE INKOMSTENBELASTING TE
AMSTERDAM, OTTER 1923124.
Nadat de voorloo’pige statistiek over 1922123 in
Maart 1924 het licht zag, is thans, nog geen 7 maan-
den later, verschenen liet overzicht van de voorloo-
pige resultaten van de aanslagsregeiing van de plaat-
selijke inkomstenbelasting te Amsterdam over liet be-
lastingjaar 1923124.
1)
In liet algemeen zal deze jaarlijks wederkeerende
uitgave niet anders dan aan beteekenis en bruikbaar-
heid kunnen win tien, wanneer men er in slaagt haar
verschijning te vervroegen. Doel is om, zoo mogelijk
reeds bij de beliandeling van de gemeentebegrooting,
de beschikking te hebben over een overzichtelijke sa-
menvatting van wat cle aanslagsregeling over het
laatstverioopen belastingjaar leerde omtrent het inko-
men, de inkomensverdeeling en de belastingo’pbrengst,
als momenten van sociale en economische beteekenis
in het levert der gemeente.
1)
No. 74
van de Statistische Mededeebingen, uitgegeven
door het Bureau van Statistiek der iiemeente Amsterdam.
1004
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
Daar de gegevens waaruit de voorloopige statietiek
wordt samengesteld, van 1921/22 af van cie rijksadmi-
nistratie moeten worden verkregen, wordt het ooge.n-
blik van publicatie in hoofdzaak door den stand van
werkzaamheden van, die administratie bepaald. Uit
liet feit, dat de statistiek over 1923/24 zoo spoedig
na die over 1922/23 kon worden uitgegeven, terwijl
toch het aantal er in verwerkte aanslagen nog met
pl.m. 6000 steeg, kan dan ook worden afgeleid, dat
de njksbelastingadmi.ni strati e in Amsterdam er reeds
voor een belangrijk deel in is geslaagd den achter-
stand, die voor cenige jaren bedenkelijke afmetingen.
dreigde aan te nemen, in te halen. Bij de verheugenis
ciie het geeft dit te constateeren,. moge de wensch
worden gevoegd dat hier de snelheid niet ook ten
koste van de deugdelijkheid zij verkregen.
Voor een juiste waardeering van de cijfers die de
voorloopige statistiek ons brengt, is noodig eenig in-
zicht in liet systeem dat hij het regelen van de aan
–
slagen wordi; gevolgd.
Bij de regeling van de kleinere aanslagen, waar de
loonopgaven in toenemende mate een belangrijk hulp’-
middel opleveren, moet, vooral met het oog op iuvdr-
deriugsbelangen, erop worden aangestuurd’ dat het
aansingbiljet dec belastingschuldigen zoo spoedig nio-
‘gelijk na dnn aanvang van liet belastingjaar bereikt.
‘Daar moet de gelegenheid worden gegeven om hij het
beschikken over de wekelijlcsche of maancielijksehe in-
komsten reeds dade]ijk met liet bedrag en de afbeta-
ling van de belastingsehuld rekening te houden; en
met name reeds in de zomermaanden., wanneer vaak
liet inlcomen ruimer vloeit en minder dringende
levensbehoeften, om voorziening vragen
De regeling van de hoogere aanslagen eischt in zeer
vele gevallen, bespreking of onderzoek dat, in het
bijzonder wanneer niet een vol]ecii ge boekhoiid i
nauwgezet wordt bijgehouden, geruimen tijd kan in
beslag nemen. Indien de latere betaling, die hiervkn
het gevolg is, al, voor den belastingschuldigen geen
bezwaren oplèvert, voor de belasti.ngheffende publiek-
reclitelijke lichamen beteekent ze renteverlies. In ver-
band hiermede gaf de wet van 13 Januari 1922, Stbl.
No. 9, den Minister van Financiën de bevoegdheid
regelen. l;e geven inzake het opleggeii. van voorioopigc
aanslagen. Voor de hoogere aanslagen is over 1922/23
en 1923/24 van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Daar het oileggen van die voorloopige aanslagen
naar dc aangifte en dus werlctuige]ijk geschiedt, heeft
eenerzijds de belastingadministratie op deze wijze in den aanvang van het belastingjaar de handen vrij om
de kleinere aanslagen de deur uit te werken en kan
anderzijds aan de definitieve regeling van, de hoogere
aanslagen de tijd worden gegeven die haar toekomt,
zofider dat daarmede noodwen dig hel ari grijlc rentever-
bes behoeft gepaard te gaan.
Voor een gemeente waar elk jaar een volledige aan-
slagsregeling, procedure en invordering van bijna een
kwart millioen belastingschuldigen moet worden afge-
werkt, heeft dit systeem onmiskenbare verdiensten.
Maar ianneer di.e voorloopige aanslagen door dc
rijksadministratie niet ter kennis van het gemeente-
bes’tu:ur worden gebracht en derhalve niet in de voor-
loopige statistiek kunnen worden opgenomen, dan i.s
het duidelijk dat een statistiek, opgemaakt naar den stand van ultimo 3u1i volgend op liet helastingjaar,
veel kans heeft een eenerzijds zeer onvolledig beeld te
geven: de kleinere’ aanslagen zijn bijkans volledig, de
hoogere o’nvoldoede vertegenwoordigd. Al zouden, op
liet oogenb]ik van het afsluiten van de statistiek, niet
meer dan een paar honderd . hoogere aanslagen nog
niet definitief geregeld zijn, met stel 10 millioen in-
komen en 1 millioen belasting, dan zou di.t voor die
groep procentueel reeds een belangrijk verschil uit-
maken. Maar wij gelooven dat, met inbegrip va.n de
forensen, op t1timo Juli meer dan een aar honderd
hoogere aanslagen nog op regeling wachtten.
Na liet bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat de
vervroegde verschijning van de Voorloopige Cijfers
naar onze meening niet onverdeeld kan worden toe-
gejuicht. Zelfs rijst de vraag of deze uitgave, die een
der belangrijkste is, welke op dit ‘gebied in Nederland
verschijnen, onder deze omstandigheden wei zoo goed
moge]ijk aan haar doel beantwoordt. In dit verband
wordt eraan herinnerd dat een nader beeld van de
resultaten van de aanslagsregeling niet eer verkregen
wordt dan, in de definitieve statistiek die, wijl daar-
voor ook cle resultaten van de invordering worden
afgewacht, niet dan over een jaar of vier kan worden
tegemoet gezien. Het zou onjuist zijn te beweren. dat die definitieve statistiek op dat oogenblilc uitsluitend
historische beteekenis heef t, maar de actueele belang-
stelling heeft ze niet rneèr.
Wil men vasthouden aan een voorloopige statistiek
v66r de -behandeling van de gemeentebegrooting, dan
moet men ôf de beschikking verkrijgen over de voor-
loopige aanslagen, deze in de statistielc opnemen en
de vermenging van aanslagen en aangiften aanvaar-
den, ôf wel na omtrent een jaar een tweede voorioo-
pig overzicht van de aanslagsregeling samenstellen.
Naar onze meening moet onder de gegeven omstan-
digheden echter niet aan een pnbljcatie v66r de be-
handeling van de begrooting worden vastgehouden;
liet lijkt ons in beginsel onjuist, de innerlijke waarde
van een statistek ondergeschikt te willen miken aan
liet tijdstip van haar verschijning. En bovendien, wat
heef t men hij ,,groote debatten” aan een statistiek,
di.e geen juist beeld geeft?
1-let w’are beter de voorloopige statistiek af te slui-
ten. op liet oogenbhk waarop de indruk is verkregen,
dat deze, ook ten aanzien van de hoogere aanslagen,
niet langer hinderlijk onvolledig is. Haar verschijning
zou
.
dan vermoedelijk kunnen samenvallen met de be-
hândei:ing, in den regel in de tweede helft van April,
van den niult.i.plicator voor liet lcomeude belasting-
jaar. Het is hij die gelegenheid, wanneei ook ‘e’ven-
tueele wijzigingen in tarief of aftrek voor noodzake-
lijk levensonderhoud aan de orde komen, dat de aan-
dacht gewoonlijk is geconcentreerd op de belasting-
pol itiek van de gemeente.
Wanneer w’e ons thans in de cijfers begeven, zal
het in bovenstaande beschouwingen vervatte bezwaar
bij elke conclusie als voorbehoud zijn in acht te nemen.
Daar w, evenals bij vroegere besprekingen, ons bepa-
len tot vergehijkingen met overzichten over vooraf-
gaande belastingjaren, zal de onvolledigheid der hoo-
gere aanslagen intusschen minder storend werken,
omdat ook di.e vorige statistieken ten aanzien van de
hoogere aanslagen niet altijd even volledig zijn ge-
weest.
Belastingj aren met het progressieve tarief van
6 tot 18
0′,.
1-
0
..Lo
.b.-
—
Aantal
Totaal
o..’g no E- Bedrag der
Jaren.
Aanslagen der inkome,,s
belasting
_______ _________ 1-
________
1020/21.. 203.012
•
638.644.300
1.—
18,_ 54.566.133
1921/22. . 219.134
656.278.400
0.90
16,2
48.989.640
1922/23. . 223.683
618.292.800
0.75
13,5
35.215.930
1923/24.. 229.543
610.005.200- 0.67* 12,15 29.644.112
Het gemiddeld inkomen per aanslag bewoog zich
in deze vier jaren van f 3146,
0])
f2995, op f2764, op
.f
2657.- 1-let daalde derhalve achtereenvolgens met
4,8 pOt., met 7,7 pOt., met 3,9 pOt. Daar het inkomen,
dat voor den aanslag in de inkomstenbelasting in aan-
nieilding komt, in het algemeen is liet inkomen over
het vooralgaande lcalenderjaar genoten, is het gemid-
delde inkomen per belastingschuldige van 1919 op
1922 i.n het volgende tempo teruggeloopen.
– Kalenderjaar
1919
– 1920
j
1921
1922
Index
–
100
95
88
84
Het verdient opmerking dat, toen het inkomen
ternghiep, wat bij gelijkblijvend tarief reeds minder
belastingopbregst beteekende, het tarief nochtans
regelmatig werd verlaagd; zelfs gaat cle belaflgrijkste
12 November
1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1005
‘achteruitgang van het gemiddeld inkomen, van 7,7
pOt., samen met de belangrijkste tariefsvermindering,
van 16% pOt.
Wat
betreft het
aantal
van cle aangeslagenen in de
verschillende inkomensgroepen, in het algemeen valt
Con verplaatsIng naar lagere groepen waar te nemen.
Aantallen aangeslagenen.
Inkomcusgroep
1920121
1
1921122
1
,
1922123
1923124
800- 5.000 190.167
204.874
209.843
215.436
5.000- 10.000
7.096
8.444
8.981
9.362
10.000- 20.000
2.826
3.158
2.909
2.900
20.000-100.000
2.470
2.324
1.757
1.661
boven
100.000
453
334
193
134
Totaal ………
203.012 1219.134
22
3.683
229.543
Terwijl het totaal aantal aangeslagenen en regel-
matig accrès vertoont, vertoonen de inkomensgroepen
van boven
f
20.000 een gestadige vermindering; die
vermindering is sterker al naar mate de inkomens-
groep hooger is.
Ten sldtte de inkomensverdeeling.
Wanneer we de proportioneele vergelijkingen, welke
hij vorige besprekingen weiden opgesteld voor de
jaren 1917/18 tot en met 1922/23, thans over 1923/24
doortrekken, dan blijkt aiidermaal, dat de wijziging
in,;deinkomensverdee1ing zich in dezelfde richting
heeft vooiteet.
Bel astingschuld wegens Hoofdverblij
f.
Percentage van het gezamenlijk
Inkomen sgroep
inkomen in elk belastingjaar
1917/ 1918; 1919/ 1920/ 1921/ 1922/ 1923/
.1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924
26,9 29,8
41,2
52,1
60,7
67
69,1
9,6
10,2
10,5
8,5 9,6
10;6
11,4
9,7 9,8
9,3 6,5
6,7
6,5 6,6
53,8
50,2
39
32,9
23
15,9
12,9
100
1
100
1
100
1
100
1
100
1
100
1
100
Belastingschuld wegens Hoofdverblij
1
en Forensschap.
Percentage van het gezamenlijk
Inkomensgroep
inkomen in elk belastingjaar
191711918119191192011921119221119231
1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924
boven 1.200
23,9 26,5 37,6 48,6 56,3 63,5 65,3
boven
5.000
tot 10.000
9
9’6 10
‘
4 8’6
96 108 116
boven 10.000
tot
20.000
9,7
9,8
9,4
6,8
7,2
6,9
7,2
boven 20.000
57,4 54,1 42,6 36
26,9 18,8 15.9
100
1
100
1
100 1100
1
100
1
100
1
1
00
De cijfers van de laatste kolom brengen in beeld de
verdeeling voor het belastingjaai 1923/24, dus in het
algemeen van het inkomen, over 1922 genoten. Uit
het bovenstaande blijkt, dat het tempo waarin .de in-
komensverdeeling zich in denzeifden zin bleef wijzi-
gen, beduidend is vertraagd, hetgeen niet uit kon
blijven na de heftigheid waarmede het verschijnsel
zich de voorafgaande 4 jaren heeft voltrokken.
De belangstelling waarmede ook volgende voorlo-
pige statistieken worden tegemoet gezien, gaat in niet
geringe mate uit naar het verschijnsel van de wijzi-
ging der inkomensverdeeling. De aandacht moet in-
tusschen worden gevestigd op de aanwezigheid van
een storenden factor. Wij bedoelen de kunstgrepen en
fiscale practijken, waar het in dit weekblad van 17
September jl. door ons behandelde wetsontwerp tot
richtige heffing der directe belastingen tegen is ge-
richt. Het onttrekken van bedrijfswinsten aan de toe-
passing van de inkomstenbelasting door vorming van
haamlooze vennootschappen, geschiedt niet alleen en
niet, in hoofdzaak door hen, die van kleine bedrijven
bescheiden winsten genieten. De omvang van dezen
storenden factor is vooralsnog niet te meten, maar
als zeker kan worden aangenomen, dat ook de op-
brengst van de inkomstenbelasting te Amsterdam den
invloed ervan ondergaat.
A. S’L’Al’IdI.
Amsterdam.
1?JC’HTIGE BBLASTJNGHEFFJNG.
In het nummer van 17 September ji. van dit week-
blad komt een artikel voor van de hand van den heer
Stapel nopens het wetsontwerp tot bevordering der
richtige heffing van de directe belastingen. Het arti-
kel behelst beweringen en argumenten, die zeker niet de onverdeelde instemming van alle lezers zullen ge-
had hebben. Met belangstelling wachtte schrijver dezes
dan ook op eene critiek uit de deskundigen van den
lezerskring. Taar
deze tot nu toe uitbieef, waagt hij
het eenige op- en aanmerkingen te maken, opdat al-
th’ans blijke, dat hier het oude spreekwoord: wie
zwijgt, stemt toe, niet mag worden toegepast.
Men kan de critiek door den heer Stapel op het
wetsontwerp geleverd in twee deelen scheiden, nI,.
ten eerste eene critiek op de middelen, welke wor-
den voorgesteld tot hereiking van het gestelde doel,
en ten tweede eene critiek op dat doel zelf. De eerste
critiek beoogt dus na te gaan of de R.egeering erin
is geslaagd om doeltreffende middelen te vinden tot
beteugeling van het euvel, dat er misbruik van den
rechtsvorm der naamlooze vennootschap en enkele
andere rechtsinstituten wordt gemaakt ter ontduiking
van verschuldigde belastingen. Dit gedeelte van het
artikel wil ik hier laten rusten. Maar het andere deel,
de wijziging in de doelstelling en het aangeven van
de middelen ter bereiking van het gewijzigde doel,
dal deel mag niet onweersproken bijven.
De redeneering van den heer Stapel komt in hot kort hierop neer: dat men belasting kan ontduiken
door het gebruik maken vhn den vorm der naamloo’ze
vennootschappen vindt zijn oorzaak in het feit, dat deze laatsten niet op dezelfde wijze belast worden
als natuurlijke personen, zij vormen een ,,fiscale
vrijhaven”. Wel worden door de dividend- en tantième-
belasting de uitdeelingen der N.V. getroffen, maar
niet alle inkosten door belanghebbende aandeelhou-
ders in een bepaald jaar verkregen. Immers alles wat
dezen van die inkomsten, van de winst dus, in de
N.V. laten als reserveering of te hooge afschrijvin-
gen of eenvoudig als surplussaldo, is belastingvrij.
,Het aan de gemeenschap toekomendë )
aandeel in de
bedrijfswinst der naamlooze vennootschappen blijft
zoolang geen uitkeeringen plaats vinden, ter beschik-
king van de N.V.” en dit acht de heer S. verkeerd,
omdat de gemeenschap daardoor niet alleen geen be-schikking over het haar toekomende heeft, maar oolc
zonder medezeggenschap moet toezien, dat de N.V.
dat haar toekomende aandeel beheert. Dit verschijnsel
doet zich niet alleen voor bij opzet der belanghebben’.
‘den tot belastingontduiking, maar ook waar deze te
goeder trouw zijn. Als middel om het der gemeen-
schap toelcomende aandeel ook aan de gemeenschap
te brengen wordt dan aanbevolen de vervanging van
de dividend- en tantièinebelasting door eene winst-
belasting op ‘de naamlooze vennootschappen.
De wijziging in de doelstelling schuilt in de gecur-
siveerde woorden. Het is immers duidelijk, dat bij
de bestaande wetgeving de gemeenschap geen ander
aandeel in’ de winsten der N.V. heeft dan haar per-
centage van de uitdeelingen. Wanneer de heer S. dus
spreekt van het ,,aan de gemeenschap toekomende aandeel”, dat aan deze onthouden wordt, dan heeft
hij het oog op zekere inkomsten, die thans nog niet
belastingobject zijn, doch die hij
tot belastingobjecl
wil
maken.
Het wetsontwerp beoogt om de heffing
i) Cursiveering van mij.
boven 1.200
tot 5.000
boven
5.000
tot 10.000
boven 10.000
tot
20.000
boven 20.000
1006
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
der directe belastingen op de bestaande objecten rich-
tig te doen plaats vinden, de heer Stapel wil behalve
dat ook nog belastingobjecten aan cle bestaande toe-
voegen. T-Tij voelt dat hij hier verder gaat dan de
Regeering en verdedigt dat door te wijzen . op het
feit, dat de bediijfswinst, behalve door arbeids- en
kapitaalsaanwending, door conjunctuur in het leven
wordt geroepen. Deze omstandigheid rechtvaardigt
belastingheffing, naar het oordeél van den heer
Stapel, en nog te meer, wanneer, zooals bij de NV.,
de mede door conjunctuur bepaalde winst
,,den aan-
deelhouders als arbeidslooze opbrengst in den school
wordt geworpen”.
Wat mi van een en ander te denken? Het is dui-
delijk, dat men de mérites eener winstbelasting op de
naaml. venn. niet juist kan beoordeelen, zonder een
grondig onderzoek van de vraag, hoe zuik eene belas-
ting zou passen in ons Nederiandsche belastingstel-
sel, en wat de plaats iii dat stelsel is van de bestaande
dividend- en taritièrnebelasting. Een dergelijk gron-dig onderzoek zou ons te dezer plaatse echter te ver
voeren; het i.s trouwens op uitstekende wijze verricht
in het in 1921 te Zwolle verschenen werk van Mi.
Dr. Sinninghe Damsté, getiteld: ,,De wet op de clii-
dend- en tantièmebelasting”. We volstaan hier dus
met enkele opmerkingen.
In ons belastingstelsel treedt als subject der belas-
tingen de physieke persoon op; hij moet de belasting
dragen. Die belastingen zelf zijn dan onderling ge
differentieerd naar de objecten, zooals de ve.rtering,
het vermogen, de inkomsten. De inkomsten worden
behalve rechtstreeks ook nog getroffen door eenige
zakelijke opbrengstbelastirigen (zooals Minister Treub
het aanduidde in de Memorie van Toelichting op de
wet tot vaststelling der grondslagen van ons belasi
tingstelsel). Deze drukken dus het inkomen; ver-
kregen uit enkele bepaalde ondernemingen (l.and,
tuin- en boschbouw en veeteelt, voor zoover de grond-
belasting betreft en de in maatschap gedreven zaken
met uitzondering der firma’s en sommige vennoot-
schappen cii commandite, voor zoover de dividend- en
tantièmebelasting betreft) dubbel. Dit is op zich zelf
geen bezwaar, zoolang men geen inipôt unique heeft
treft men altijd de inkomsten (het een ie waaruit op
den duur belasting kan betaald worden) dubbel en
driedubbel. Men ka.n zich dit voorstellen alsof aan
iemand, die geen vaste hand heeft, werd opgedragen
een cirkel uit de hand te trekken. Hij zal dan eerst
een gesloten kromme lijn teekenen, die niet veel
van een cirkel heeft, maar al probeerende en telkens
nieuwe gesloten kromme lijnen nagenoeg concentrisch
aan de eerste teekenende zal hij eindelijk een vrij be-
hoorlijken cirkel produceeren samengesteld door een
wirwar van elkaar kruisende lijnen. Maar hij moet
zich voortdurend bewust blijven van het doel, dat na
gestreefd wordt, hij moet niet, omdat er ergens nog
een mooi stuk wit papier is, een lijn daar ‘gaan tee-
kenen.
Nu is de ring gevormd door de zakelijke opbrengst-belastingen al heel onvolkomen; zooals we zagen val-
len
talrijke
bronnen van inkomsten er buiten, nl. de
door een physieke persoon op eigen naam gedreven
zaken, de firmazaken, de effecten (waarvoor Minister
Treub eene effectenbelasting beoogde) en nog meer.
– Het gevolg van deze onvolkomenheid is, dat inkom-
sten uit sommige bronnen van inkomen wel dubbel
belast, uit andere niet dubbel belast worden. Eene
plausibele rechtvaardiging is hier niet voor te viii-
den. Deze zou alleen kunnen gevonden worden in den
aard der bronnen van inkomen, men zou dus een prin-
cipieel onderscheid moeten kunnen aantoonen tus-
schen de bronnen, wier inkomsten niet dubbel belast
woden en dezulken, waarbij dat wel het geval is. Zulk
een principieel onderscheid nu bestaat er niet. Met name kan men niet in het geding brengen, hetgeen
de heer Stapel doet, dat aandeelhouders van N.V.
hunne clividenden arbeidsloos in den schoot geworpen
krijgen. Dit is geen eigenschap, die specifiek alleen
aan naamlooze vennootschappen of grondeigendom
kan worden toegekend, want ook de inkomsten uit
leenin gen of de getrokken winsten
bij
loterijen vallen
dengeneu, die ze krijgen, arbeidsloos in den schoot.
Ik gebruik hier het woord ,,arbeidsloos” in den
zin, zooalg de heer S. liet gebruikt, doch onder pro-
test, want de kapitaalsdistributie en administratie
vereischt wel degelijk geestelijken arbeid; als men
deze dingen arbeidsloos noemt, kan men ook dcii ge-
heden .handel arbeidsloos noemen.
Ook heeft men
bij
de behandeling der extraheff in-
gen. van in N.V. belegd kapitaal dikwijls in het ge-
ding gevoerd de beperkte aansprakelijkheid, een wet-telijk voorrecht aan dien vorm van belegging verbon-
den, waartegenover eene zwaardere belasting gerecht-
vaardigd zou zijn. Maar iemand, die een zekere som
gelds uitleent, kan uit dien hoofde ook nooit meer
verliezen dan die som, zijne inkomsten uit die traus-
actie worden echter niet dubbel belast.
De eenige reëele grond, die kan worden aangevoerd
voor cciie matige dubbele belasting van, uit N.V. ver-
kregen. inkomsten, is m.i. dat deze vorm van beleg-
ging een der weinigen is, die de
mogelijkheid
biedt,
om in vette jaren iets voor de magere jaren op zijde
te leggen zonder dat de fiscus van dat op zijde ge-
legde dadelijk een groot gedeelte afneemt. Blijkt het,
dat die reserveenjngen niet noodig waren, doordat cciie
reeks van onafgebroken vette en althans niet verlies-
brengende jaren zich aaneenschakelt, dan komt de
fiscus
aan-zijn
deel dier winsten, want dan zullen de
uitdeelingen stijgen. Immers om der wille van die uit-
deelingen is de N.V. opgericht en, in laatste instan-
tie werkt
zij
slechts terwille daarvan. De N.V. staat
niet gelijk met de doode hand. En wanneer cciie N:V.
haar honderdjarig bestaan still going strong viert, dan
zal vermoedelijk de fiscus in den loop der afgeloopen
eeuw meer van haar geheven hebben, dan indien hij
de eerste winsten dier maatschappij dadelijk zoodanig
had belast, dat de maatschappij aan een paar latere
verliesjaren had moeten te gronde gaan.
Naami. venn. berekenen per jaar hun winst enver-lies, belastingen worden per jaar geheven, maar een
jaar is een zeer korte spanne tijds om te kunnen oor-
deden over de vraag of werkelijk door de aandeel-houders winsten worden behaald,’ dan wel of zij, in
verband met nog komende verliezen bezig zijn hun
kapitaal te veideelen. We hebben in de wetgeving één
voorbeeld gehad, dat men wegens het exorbitante per-
centage der belasting, de juistheid dezer stelling er-
knde, nl.
bij
de O.W.-beiasting. Daar mocht men de
uitkomsten van verschillende bedrijfsjaren combinee-
ren en’ toen is ook duidelijk gebleken, welke schio-
melijke onrechtvaardigheden de toepassing van de,
voor alle andere directe belastingen normale, jaarlijk-
sche aanslagen zou gehad hebben.
Dit is de éénige grond tot rechtvaardiging van de
extraheffing van kapitaalsopbrengst uit dezen vorm
van belegging, een vorm die voor het zakenleven en
den ondernemingsgeest de hechte basis voor hunne
geweldige ontplooiing heeft gegeven, een vorm dus,
die in hooge mate bijdraagt tot de algemeene wel-
vaart en de keuze waarvan dus moet worden aange-
moedigd.
Maar niet eene wunstbelasting op de N.V. elimineert
men dit element van rechtvaardiging uit het belas-
tingstelsel, men legt een ongerechtvaardigden zwaar-
deren druk op aan sommige bepaalde bedrijven, men
belemmert de naanilooze vennootschappen en daar-
mede den ondernemingsgeest en het zal maar al te
dikwijls blijken, dat men de kip met de gouden eieren
slacht. Ik wil hier met den heer Stapel de kwestie
der pi-dgressie
bij
cciie winstbelasting met stilzwijgen
voorbijgaan, al dient even te worden opgemerkt, dat
daardoor de onrechtvaardigheden nog zouden worden
verveelvoudigd en het grondpnincipe onzer belastin-
gen, nl. belasting naar’ draagvermogen, geheel over-
boord zou worden geworpen.
Al is men in het buitenland en in Ned.-Indië dan
12 Novem ber 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1007
ook voorgegaan op het gebied der wi rstbela sting van
naamlooze vennootschappen, laat Nederland nooit zich
op dat hellende vlak wagen. Te minder niet, omdat wij
hier n:iet liët overgroote aantal der aandeelhouders
onzer maatschappijen buiten Nederland hebbén wonen,
maar de meeste dividenden binnenslands blijven. Men
zou met zulk eene belasting slechts in geringe mate
niet-ingezetenen treffen, maar in sterke mate ingeze-
tenen dubbel belasten zonder rechtvaardig motief.
J.C.E.v.B.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE ]i’RANSCHDUITSCHE ONDERHANDELINGEN
OVER EEN EEANDELSVERDRAG.
Professor Beitrand Nogaro te Parijs schrijft ons:
Tusschen een Duitsche delegatie en vertegenwoor-digers der Fransche Regeering hebben te Parijs voor-
loopige besprekingen plaats gehad over een Fransch-
Duitsch handeisverdrag. Nu de definitieve onderl1an-
delingen eenige dagen geleden aanvingen
schijnt
het
van belang uiteen te zetten, hoe zich het vraagstuk,
van Fransch standpunt gezien, voordoet.
Het aankuoopen dezer besprekingen vloeit voort
uit het naderende einde (10 Januari 1925) van den
bij het Verdrag van Versailles vastgestelden termijn,
gedurende velken een handelspolitieke uitzonderings-
toestand tusschen de beide landen van kracht is.
Gelijk bekend had de Fransche Regeering aan den
Volkenbond verlenging van den in het Vredesverdrag
genoemden termijn kunnen vragen, doch zij heeft
dézen stap niet gedaan. Aldus moet., tenzij men voor-nernens mocht zijn zonder meer de tarieven van beide
landen tegenover elkander te stellen, een modus vivendi
op zeer korten
termijn
worden gevonden.
Om de houding der Fransche Regeering te begrij-
pen is het, niet voldoende, rekening te houden met
de huidige omstandigheden en hetgeén daaraan on-
middellijk voorafgaat – met name het speciale régime
met betrekking tot dé drie departementen van den
Elzas en van Lotharingen – doch ook moet men
zich in herinnering roepen, welke de karakteristieke
trekken zijn van het tariefstelsel, dat de grondslag
is, waarop Frankrijk moet gaan onderhandélen.
* *
*
De grondslag in tariefkwesties wordt nog gevormd
door de wet van 11 Januari 1892, die een dubbel tarief heeft ingesteld: een algemeen tarief en een
minimum tarief. Volgens de letter en den geist van
deze wet konden de Fransche onderhandelaars slechts,
weliswaar stilzwijgend verlengbare, overeenkomsten
van korten duur aangaan, die gpen van de vette-
lijk vastgestelde afwijkende tarieven mochten bevat-
ten. Slechts kon voor een zeker aantal producten
het wettelijk minimum w’orden toegestaan. Ditmini-
mum, vastgesteld door het Parlement, kon dus door
dit laatste worden verhoogd, zonder inbreuk te maken
op de geteekende overeenkomst. Aangezien echter
hetzelfde tarief – wat een zekere categorie goederen
aangaat – voor alle landen gold, die het minimum
hadden verkregen, genoten die landen dus feitelijk
voor bedoelde artikelen behandeling op voet van de
meest begunstigde natie. Daarnaast bleef de alge-
meene meestbegunstigingsclausule toegelaten en kwam
in bijna alle Fransche handelsverdragen voor.
De grondslagen van dit stelsel *erden op zeer
enkele uitzonderingen na tot ‘in 1914 geëerbiedigd.
(Het recht op enkele artikelen werd, als uitvloeisel
van zekere overeenkomsten,
bij
de wet verlaagd, ter-
wijl de rechten op bepaalde artikelen werden gecon-
solideerd in een verdrag met Zwitserland.)
Op het oogenblik zijn de wezenlijke beginselen van
de wet van 11 Januari 1892 (herzien in 1910) nog
van kracht en heeft
Frankrijk
nog steeds het régime
van het dubbele tarief
en
verdragen van korten duur.
Doch in het systeem van 1892 zijn zeer aanzienlijke wijzigingen gebracht. Zonder hier te spreken van de
maatregelen uit de oorlogsperiode, welke een tijdelijk
karakter hadden, dient de wet van 6 Mei 1916 ver-
meld te worden, welke de FranscheRegeering mach-
tigde, voorloopig
bij besluit
de invoer van buiten-
landsche goederen te verbieden en eveneens
bij
besluit
de invoerrechten te verhoogen. Deze machtiging heeft
‘aanleiding gegeven (besluit van 8 Juli 1914) tot het
stelsel van
majoratie-coëfficiënten,
bestaande uit het
verhoogen der idvoerrechten in verhouding tot de
prijsstijging van het ingevoerde goed.
Sindsdien is het algemeene tarief hij besluit van
28 Maart 1921, genomen krachtens de vet van 6 Maart
1916, die tot 31 December 1922 is verlengd, met 400
pCt. verhoogd. Doch genoemde wet is nadien niet
verlengd en het Parlement heeft dus de uitsluitende
bevoegdheid, het tarief vast te stellen, herkregen. Men
heeft de tot 31 December 1.922 vastgestelde niajoratie-
coëfficiënten eenvoudig als geconsolideerd beschouwd
en nieuwe,
bij
de wet vastgestelde coëfticiënten, zijn
slechts in Juli 1923 uitgevaardigd.
* *
*
Gedurende den oorlog van regeeringswege inge
–
stelde onderzoekingen hebben de Regeering ertoe
gebracht, haar houding in handelspolitiek opzicht te
wijzigen. In de eerste plaats mocht voortaan de al-
gemeene meestbegunstigingsclausule niet meer worden
opgenomen in de handelsverdragen en om haar vrijheid
van handelen te herkrijgen, zegde de regeering 23
April 1918 alle handelsverdragen op, welke deze
clausule bevatten, of waarin bepaalde tarieven wor-
den vastgelegd, evenals verdragen en overeenkomsten
met betrekking tot de handelsscheepvaart, de douane-
formaliteiten, het régime voor handelsreizigers, de
uitoefening van handel en bedrijf, zoomede alle over-
eenkomsten, welke aan de toepassing van de nieuwe
handels-, scheepvaart- en tariefwetgeving, die Frank-
rijk van plan was in te voeren, in den weg zouden
staan.
Daarentegen zou het totstandkomen van tarief-
overeenkomsten worden vergemakkelijkt door den
Franschen onderhandelaars meer vrijheid van bewe-
ging te laten. Onder de wetten van 1892 en 1910 waren
deonderhandelaars gemachtigd, voor een grooter of
kleiner aantal artikelen eenvoudigweg het minimum
tarief toe te staan, doch was het hun verboden, in een intermecliair tarief tusschen het minimum en maximum te bewilligen. Inderdaad schijnt op het
eerste gezicht toekenning van een tusschentarief nood-
zakelijk vermelding van het recht in het verdrag,
alsmede
wettelijke
bekrachtiging ervan mede te brengen,
m.a.w. een aanvullend tarief. Een wet van 29 Juli
1919 voorziet nu voortaan in de mogelijkheid, een
tusschentarief toe te staan, met dien verstande, dat
dit zal worden vastgesteld door eenvoudig te ver-
wijzen naar de in de wet genoemde tarieven en wel
door middel van een zeker percentage van de marge,
welke tussehen het maximum en het minimum ligt.
Wanneer dus h.v. van een artikel bij invoer in
Frankrijk 1000 frs. wordt geheven volgens het maximum
tarief en 250 frs. volgens het minimum, dan kan de
Regeering b.v. een verlaging van 50 pOt. van het
verschil tusschen deze twee aanbieden. De verlaging
bedraagt dan dus 375 fré., hetgeen leidt tot een con-
ventioneel recht van 625 frs., althans zoolang de in
de wet vastgestelde tarieven resp. 1000 en 250 frs.
vn
kracht blijven, want de Fransche Regeering be-
looft niet een vast recht van 625 frs., maar een recht, dat vergeleken met het algemeen tarief X, een verla-
ging van 50 pOt. van het verschil tussohen dit tarief
en het minimum tarief Y., medebrengt.
De wet van 29 Juli 1919 verbiedt overigens den
Franschen onderhandelaars niet geheel meestbegun-
stiging toe te staan. Dpch zij eischt in ieder geval,
dat de verlaging der rechten slechts wordt verleend
tegen daaraan evenredige voordeelen. Bovendien
vloeit uit de sinds den oorlog door de interdeparte-
mentale commissies verrichte onderzoekingen voort,
1008
S
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
dat deze clausule niet in het algemeen mag worden
verleend. Zij heeft ongetwijfeld het voordeel, beide
contractanten tegen iedere
ongelijke
concurrentie te
beveiligen, die zou kunnen voortvloeien uit het ver-
leenen van gunstiger behandeling aan een derde
mogendheid, omdat in geval eener nieuwe tariefs-
verlaging deze automatisch aan den eersten contrac-
tant ten goede komt. Doch juist hierdoor is de
clausule hinderlijk bij latere onderhandelingen, want
zij leidt ertoe, dat achtereenvolgens alle mogend-
heden, waarmede vroeger overeenkomsten zijn gesloten,
profiteeren van alle daarna gedane concessies. Boven-
dien loopt haar ontwikkeling er ten slotte op. uit,
alle landen, waarmede men handelsverdragen heeft
gesloten, op gelijken voet te stellen, doordat aan hen
een soort van algemeen en. uniform conventioneel
tarief wordt toegestaan.
Nu wenscht onder de huidige Europeesche om
–
standigheden, waarin de concurrentievoorwaarden,
vô6r alles wegens de monetaire verstoringen, van land
tot land zoo ongelijk zijn, de Fransche Regeering
geen toepassing van een
dergelijk
regime en zij heeft
zich tot regel gesteld, overwegend daarmede in deh
geest van de wet van 29 Juli 1919 te handelen, voortaan
als algemeene regel ‘de meestbegunstigingsclausule
niet meer toe te staan.
Aldus heeft deze slechts beperkte toepassing ge-.
vonden in de overeenkomsten met Tsjechoslowakije
(van 4 November 1920 en 7 Augustus 1923), met
Finland (12 Juli 1921), met Estland (6 Jan. 1921)
en met Polen (6 Februari 1922.) Nog meer is zij van
Franschen kant ter
zijde
gesteld in het Fransch-
Spaansch verdrag van 8 Juli 1922 en in de overeen-
komst met Canada van 25 December 1922.
In het Fransch-Belgische verdrag van 12 Maart 1923
stemde Frankrijk erin toe, zijn tarieven gedurende
den termijn, dat dit verdrag van kracht is, niet te
verhoogen, zoolang er zich geen prjsverhooging van
minstens 20 pOt. voordoet. Doch in dit verdrag; gelijk
in de verschillende ,,modus vivendi”, met verschillende
andere landen gesloten, heeft de Fransche Regeering
steeds geweigerd, zelfs wanneer
zij
zelve volledige
behandeling op den voet van meestbegunstiging ver-
kreeg, deze harerzijds in denzeifden omvang toe te
staan u gaf zij er devoorkeur aan, tot in bijzonder-
heden het maximum aan concessies vast te stellen,
dat zij
•
in ruil kon toestaan. Zij verleent weliswaar
feitelijk de voordee]en van meestbegunstiging voor
die artikelen, waarvoor zij het minimum toestaat,
in dien zin, dat dit voordeel het grootste is, dat later
aan een andere mogendheid kan worden verleend,
doch in de andere overeenkomsten loopen de ver-
lagingen uit op een intermediair tarief en zijn som-
tijds slechts van toepassing op een beperkt invoer-
contingent.
Dit allés dient men van te voren te weten om te
begrijpen, onder welke omstandigheden de eerste onder-
handelingen tusschen Frankrijk en Duitschland over
het tusschen deze landen te sluiten handelsverdrag
zijn geopend.
BERTRAND NOGARO.
DTJITSCHE HANDELSPOLITIEK.
II.
Duitschiands handelspolitielce positie na den oorlog.
Prof. Dr. Th. Plaut te Hamburg schrijft ons:
Het is niet eenvoudig van de Duitsche handels-
politieke positie na’ den oorlog een beeld te geven.
Bepaald wordt zij door een aantal samengestelde ge-
beurtenissen, die Duitschiand gedurende het laatste
decennium hebben geschokt en die hun stempel op
den huidigen toestand drukken. Een verward samen-
stel van maatregelen, wetten en verordeningen hebben
zij ten gevolge gehad, compromissen, verbodsbepa-
lingen en belemmeringen van allerlei soort bevattende,
welke ten deele worden nageleefd, ten deele echter
niet in acht worden genomen, aangezien niemand den
weg in al deze bepalingen kan vinden.
De éerste gebeurtenis van dezen aard is een cata-
strophe, de oorlog, geweest, met als gevolg de econo-
mische oorlogsmaatregelen. De oorl’og heeft tot diep-
ingrijpende ‘veranderingen in de Duitsche industrie
‘geleid en bewerkt, dat een
rij
ondernemingen, die
vroeger in vredestijd van bescheiden omvang waren
en een goed bestaan hadden, tot reuzenconcerns zijn
uitgegroeid, waarvan niemand kan zien, waar zij hun
producten afzetten, vooral omdat in de landen, die
vroeger hun afnemers waren, in oorlogstijd concur-
reerende ondernemingen zijn ontstaan. De buiten-
landsche producten zijn ‘ongetwijfeld voor een be-
langrijk deel .og niet van zoo, goede kwaliteit als dc
Duitsche, doch de grootere concerns leven niet alleen
van kwaliteitsartikelen en voor massa-afzet bestaat
‘thans sterke concurrentie. Een paar voorbeelden: Een
mij bekende Duitsche hoogoven, die voor den oorlog
200 arbeiders aan het werk had, had er na het einde
daarvan 2000 in dienst, welk
cijfer
in den loop van het laatste halfjaar tot 900 is gedaald. De reuzen-concerns in de kleurstoffenindustrie, welker pro-
ductie-capaciteit zich heeft verviervoudigd, bezitten
nog slechts een monopolie •voor een betrekkelijk
gering aantal kleurstoffen, weliswaar van zeer
hooge waarde. De banken, wier markt de wereld was
en die hun gebouwen en apparaat in den oorlog en
daarna buitengewoon konden uitbreiden, staan thans
tegenover de kleine Duitsche markt, die bovendien
nog verarmd is. Iedere oorlog voert noodzakelijkcr-
wijs tot verarming van alle deelnemende landen; in
Duitschland wordt de verarming verscherpt door de
hieronder nader te bespreken ontwrichting van het
geldwezen en door het Verdrag van Versailles.
De hongerblokkade gaf op economisch gebied aan
allerlei oorlogsinstellingen het aanzijn, welke ook
thans, zes jaren na den wapenstilstand, nog niet geheel
verdwenen zijn, ten deele, aangezien de’ sedert het
uitbreken van de revolutie aan het bewind
zijnde
of
althans daaraan deelnemende,
partijen
de sociaal-
politieke of, wil men, socialistische denkbeelden der
economische oorlogsorganisatie niet gaarne prijsgeven,
ten deele, omdat de oude voorschriften aan nieuwe
doeleinden dienstbaar zijn gemaakt. Zoo bezitten wij
aan den eenen kant nog de bescherming der huurders,
aan den anderen kant een uitgebreide, zich van ver-
boden bedienende in- en uitvoercontrôle. De
lijst
der
invoerverboden omvat in de uitgave van 15 Sept. 1924
niet minder dan 64 octavo bladzijden en is aan on-
onderbroken veranderingen onderhevig. Voor den
invoer van deze’ goederen is in ieder afzonderlijk
geval de toestemming van den Rijkscommissaris voor
den in- en uitvoer noodig. Deze uit oorlogstijd over-
gebleven oiganisatie staat geenszins meer in dienst
van het doel, waarmede
zij
oorspronkelijk is opgericht,
nl. de verzorging van het volk te garandeeren, de
valuta te beschermen en concessies te verkrijgen; zij
dient thans ter bescherming van de industrie, ter
bestrijding van de luxe en tot het verleenen van een zekere compensatie voor de vervallen bescherming aan den landbouw, terwijl deze invoerverboden ten
slotte nog inplaats van een retorsietarief kunnen
worden aangewend, aangezien het Verdrag van Ver-
sailles speciale invoerverboden, gericht tegen een der
geallieerde en geassocieerde mogendheden, benevens
differentieele rechten, van hun producten geheven,
verbiedt.
Van veel ernstiger beteekenis dan de oorlog en de
daarmede verbonden economische maatregelen is het
verdrag van Versailles en zijn handelspolitiek voor
Duitschland geworden. Het legt Duitschiand de alge-
meene, onvoorwaardelijke, eenzijdige meestbegunsti-
ging van de geallieerde en geassocieerde landen tot
10 Januari 1925 op en maakt daardoor tot dat tijd-
stip het afsluiten van handelsverdragen van langeren
duur onmogelijk. Hetzelfde geldt voor de door Duitsch-
land eenzijdig te verleenen paritetische behandeling
in het binnenland.
12 November
1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
m
e
Het Verdag van Versailles vernietigt verdei von
Bulow’s, in het voorgaande artikel beschreven systeem
geheel en bovendien de reeds door den oorlog ver-
zwakte monopolie-positie der Duitsche bedrijven door
gebiedsverkleining, in genoemd Verdrag geregelde in-
dustrieele spionnage en door leveranties iii natura.
Een paar voorbeelden: Het natuurlijke Duitsche kali-
monopolie wordt door afscheiding van den Elzas
vernietigd. Militaire druk noopte de Badische Anilin-
und Sodafabrik in
Frankrijk
een filiaal op te richten.
De Duitsche chemische industrie wordt gedwongen
zekere leveranties in natura te verrichten, een be-
paling, die na afloop van den in het Verdrag van
Versailles voorgeschreven
termijn
nog tot 3Y2 jaar
na de Londensche protocollen verlengd is. De Duitsche
zinkovcns, die eveneens een monopolie bezaten, werden
door de afscheiding van een deel van Opper-Silezië
geïnternationaliseerd. De intergeallieerde militaire
contrôle-commissies hebben het recht, de meest uit-
eenloopende Duitsche
bedrijven
te bezoeken om vast
te stellen, of soms ook oorlogsmateriaal wordt ge-
produceerd.
Het bestuur der groote Duitsche waterwegen berust,
met uitzondering van dat van den Weser,
bij
inter-
nationale commissies, waarin aan landen met con-
curreerende havens steeds groote invloed is toegekend.
Zoo hebben b.v. Italië (Triest), België (Antwerpen),
Frankrijk (Le Hâvre), een vertegenwoordiger in de
Elbe-commissie. Tariefpolitiek op de waterwegen is
verboden; zelfs in de zeehavens is door verpachting
van terrein, aan Tsjechoslowakije de mogelijkheid tot
oprichting van concurreerende havens geopend. Op
de spoorwegen
zijn
uitzonderingstarieven e.d. verboden..
Van von Bülow’s middelen ter bevordering van het Duitsche economische leven, die met de leuzen: mo-
nopolie, geconcentreerde kapitaalkracht, spoorweg-
tarieven en gespecialiseerde invoerrechten kunnen
worden aangeduid, is derhalve na het Verdrag van
Versailles slechts het tarief van invoerrechten over-gebleven, doch dit past met
zijn
specialiseering niet
meer voor de veranderde economische omstandigheden
en aangezien de bescherming van den landbouw reeds’
in 1914 is opgeheven, is het
innerlijk
tegenstrijdig
geworden.
Eén punt in het Verdrag van Versailles is nog
niet aangeroerd, n.l. de herstelprestaties. Zij zijn de wezenlijke oorzaak geworden van de catastrophale
ontwrichting van he:t geldwezen, die
wij
als derde
catastrophe naast de andere twee, oorlogen Verdrag
van Versailles, kunnen plaatsen.
Het is niet mogelijk en binnen het kader van deze
beschouwingen ook niet noodig, nader op de talrijke
klachten, fouten en onhandigheden, welke haar
bespoedigden, in te gaan. Aangezien de prestaties,
welke het Verdrag van Versailles Duitschlaud oplegt,
ondraaglijk waren, was een staatsbankroet onver-
mijdelijk en daar de President van de Rijksbank,
Havenstein, tegen de omstandigheden niet was opge-
wassen en de statuten der
Rijksbank
dôor de oorlogs-
verordeningen waren ontaard en
eindelijk
ook wel
vaak raadgevers de Regeering in den steek lieten,
was het niet te
vermijden,
dat het staatsbankroet den
vorm van een ontwrichting van het geldwezen aannam.
Volgens schattingen, die Eulenburg op het Congres
van den ,,Verein für Socialpolitik” mededeelde, heeft
de geldcatastrophe met andere oorlogsverliezen aan
het Duitsche volk – de individueele verliezen op-tellende – 160 milliard goudmark gekost, of bijna
de helft van het in het vorige artikel geraamde volks-
vermogen. Natuurlijk is van dit bedrag niet alles
zonder meer verloren gegaan. De vorderingen, die de
schuldeischer door de daling van de geidswaarde in-
boet, komen den schuldenaar ten goede. Doch volgens.
de schattingen van Eulenburg mag men toch aan-
nemen, dat oorlog en geldswaardedaling minstens
70 milliard goudmark of
bijna
Y4, in ieder geval
meer dan
1/5
van het Duitsche volksvermogen hebben
gekost, clie geheel verloren
zijn
gegaan. Geen wonder,
wanneer het inkomen per hoofd der bevolking met
ongeveer 200 M. tot 400 M. is gedaald en de belas-
tingen reeds heden, tot ongeveer
V
van dit bedrag
zijn gestegen. Daarenboven heeft de ontwrichting van
het geldwezen het Duitsch internationale crediet voor
langen
tijd
verzwakt en eerst sedert icort bestaat
weer de
mogelijkheid,
in het buitenlad credieten op
te nemen, uit oorzaken,’ die hieronder, nog zullen
worden genoemd.
De daling der geldswaarde heeft verder bedrjfsmid-
delen en reserves van talrijke ondernemingen doen op-
drogen en veelal nieuwe menschen aan het hoofd van
oude firma’s gebracht, die er noch de noodzakelijke
handeismoraal, noch voldoendè ervaring op na hielden.
Zij heeft onoverzienbare,
wijdvertakte
concerns doen
ontstaan, waaraan
innerlijke
samenhang en soliditeit
ontbreken. Een zware crisis in het, voorjaar van 1923
heeft in dit opzicht gelukkig reeds zuiverend gewerkt.
Eindelijk heeft de waardedaling van het geld door de zgn.
valuta-dumping, een van ouds bekend nevenverschijri-
sel, daar waar een munt in waarde daalt, tot gevolg
had, dat het buitenland zich door hooge anti-‘dumping-
rechten tegen de ‘Duitsche concurrentie beveiligde.
Deze rechten werden, merkwaardig genoeg, ook nog
in stand gehouden, toen de Duitsche valuta reèds
lang was gestabiliseerd (aldus in Spanje tot den
zomer van 1924 en in Engeland thans nog).
Eén van de hoofdfactoren, die de ontwrichting van
het geldwezen bespoedigden, was de bezetting van de
Ruhr. Franschen en Belgen snoerden de deelen van
het land, welke de meeste belasting opbrachten en
economisch het verst ontwikkeld waren, van het Rijk
af. Stillegging van bedrijven, chicanes, uitzettingen,
regie in de mijnen en
bij
de spoorwegen, leidden tot
verwildering der handelsmoraal, verscherping van
nationale en politieke tegenstellingen en tot waarde-
daling der bedrijven.
Als redster uit de twee catastrophen van het Verdrag
van Versailles en de Ruhrbezetting treedt de Londen-
sche overeenkomst met de daaruit voortvloeiende
wetten op.
Zij
heeft het einde van de bezetting van
het Duitsche gebied, voor zoover niet in het Verdrag
van Versailles bepaald, naderbij gebracht en Duitsch-
land een internationale leèning en, in aansluiting
daaraan, particulier internationaal crediet verzekerd,
terwijl zij voorts tot kalmeering op velerlei gebied
heeft bijgedragen. Doch
zij
heeft niet vermocht de
door Duitschland te verrichten betalingen tot een
draaglijken omvang te reduceeren: want nog nooit is
vertoond en het is ook geenszins denkbaar, dat jaar
op jaar uit een volkshuishouding een bedrag kan
worden afgezonderd, dat met 10 pOt. van het totale
inkomen overeenkomt: 2500 millioen Mark! Zelfs de
Fransche schadeloosstelling, die weliswaar
vijftig
jaar
geleden, doch aan den anderen kant door een minder
verzwakt economisch organisme tot een bedrag van’
4 milliard goudmark is opgebracht,
had
hiervoor drie
jaar noodig en kon slechts door middel van inter-
nationaal crediet vlotten.d gemaakt worden, doch niet
langs den weg van het uitvoeroverschot. Bij boven-
genoemden belastingdruk van 125 Mark per hoofd per
jaar, zullen bij betaling van 2500 millioen nog 40 Mark
komen. Op zichzelf zal deze belasting reeds ondraaglijk
zijn, doch het ergste is, dat zij niet in het land
blijft, doch gelijk steeds met oorlogsschadeloosstel-
lingen, naar het buitenland verhuist.
Het Plan-Dawes heeft bovendien de Duitsche
oppermacht in zake de spoorwegtarieven verder ver-
zwakt en hierdoor en door andere bepalingen, in het
bijzonder ook door den ongelukkigen loop der Londen-
sche onderhandelingen, tot een verdere verscherping
der
partijtegenstellingen
in Duitschiand gevoerd.
Deze politieke versplintering is het laatste moment,
dat ik als belangrijk voor den handelspolitieken
toestand van Duitschland wil schetsen.
Wij tellen in Duitschiand op het oogenblik, behalve
1010
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12
November 1924
een aantal kleine en zeer kleine, zes partijen van
beteekenis. Van deze hebben de Duitsch-volkschen
en de Communisten steeds tot de oppositie behoord,
hetgeen zij ook steeds zullen
blijven
doen. De Duitsch-
nationalen en Sociaal-democraten zijn onvereenigbare
antipoden, Volkspartij en Centrum gaan weliswaar
samen, doch hebben zeer tegenstrijdige belangen.
Indien niet alle teekenen bedriegen zal de Demo-
cratische Partij, die tot dusverre in ieder geval steeds
tot handelen en het sluiten van compromissen bereid
is geweest, na de verkiezingen tot de kleine of
kleinste behooren. Het is
vrijwel
uitgesloten, met de
zes groote
partijen
een gesloten meerderheid van
langen duur en voor het voeren van breede politiek
te vormen. Zelfs ligt let in den aard der zaak, dat
bij de zes
partijen
de oppositie
bijna
steeds maéhtiger
is dan de Regeering. Zoo bestaat in den regel voor
het aannemen van wetten steeds slechts een toevallige
meerderheid, wanneer het gaat om maatregelen van
beteekenis. Na het tot stand komen dezer maatregelen
maken dan de
partijen
voor nieuwe constellaties plaats,
niet zonder. vaak hun aanhang onder het volk op
het spel gezet te hebben. Kort op elkander volgende
verkiezingen karakteriseeren deze geaardheid van de
democratische Republiek.
Dit zijn de grondslagen voor de Duitsche handels-
politiek en voor het afsluiten van handelsverdragen,
welke vanaf. 10 Januari 1925 voor het buitenland en
voor Duitschland noodig worden. Vanaf dit tijdstip
krijgt
Duitschiand,
gelijk
gezegd, een deel van zijn
handelspolitieke autonomie terug. Met de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika is reeds een handels-
verdrag gesloten (doch nog niet geratificeerd), dat
wederzijdsche meestbegunstiging,
zij
het zonder het
vastieggen van bepaalde tarieven, inhoudt. Ook met
Spanje is een verdrag gesloten, dat reeds als voor-
loopige overeenkomst van kracht is. Geratificeerd is
het nog niet en de bekrachtiging zal waarschijnlijk
nog tot zeer scherpen strijd aanleiding geven, want
Duitschland verleent Spanje meestbegunstiging ook
voor contingenten van artikclen, waarvoor invoer-
verboden bestaan – een novum! – zonder zelf ook
maar meestbegunstiging te ontvangen. Verder bevat
het Spaansche handelsverdrag tariefverlagingen op
wijnen, waartegen in Duitschiand een zeer sterke
oppositie bestaat. Men vreest minder de Spaansche
concurrentie dan de Fransche, aangezien men aan-
neemt, dat de Franschen in het met hen af te
sluiten handelsverdrag niet slechter kunnen worden
behandeld dan de Spanjaarden. Voor een reeks andere
kleine landen gelden eveneens overeenkomsten op den
voet van wederzijdsehe meestbegunstiging.
Zij
zijn van korten duur, terwijl er geen tarieven in worden
vastgelegd. Met de groote mogendheden zijn op het
oogenblik onderhandelingen gaande. Een van de be-
langrijkste Duitsche eischen pleegt die der meest-
begunstiging te zijn. Reeds op dezen grond had het
verdrag met Spanje nooit moeten worden afgesloten.
Dat men in Duitschiand aanvoert, tot het afsluiten van dit verdrag, wegens de 80 pOt. tariefopcenten
van Duitsche goederen geheven, wel gedwongen te
zijn geweest, is toch
eigenlijk
onlogisch, want men
had het rustig op een tariefoorlog kunnen laten aan-
komen, die den Spaanschen afzet van zuidvruchten
buitengewoon zou hebben geschaad. Eveneens zal men
zich hopelijk door de Engelsehe en Fransche repa-
ratieheffing van 26 pOt. niet al te zeer laten intimi-
deeren, vooral omdat
zij
met de voorwaarden van het
Dawes-Rapport maar moeilijk te
rijmen
valt.
Men moet zich aan Duitschen kant steeds bewust
blijven, dat Duitschiand een groot en gewichtig
afzetgebied voor vele staten is en een tariefoorlog
ongetwijfeld jn het bijzonder de nabuurstaten zwaar
zal treffen. Ook tegenover de geallieerden en ge-
associeerden is hij na 10 Januari 1925 weder mogelijk.
Ter voorbereiding van tariefoorlogen en onder-
handelingen over handeisverdragen heeft men in
AANTEEKENING.
Staatstoezicht in Duitschiand op de op-
neming van buit enlandsche credieten en
leeningen door Landen, (‘
reneentenenver-
eenigingen. van Gerneenten.—In
verbandmet
de uitlatingen van Dr. Schacht ten aanzien van het
opnemen van credieten in het buitenland door openbare
lichamen, op p. 9801981 van het vorig nummer weer-
gegeven, volgt hieronder de tekst van een desbetreffende
1 November 11. door President Ebert, in afwachting
van de opstelling van bindende richtlijnen, uitge-
vaardigde verordening.
,,Op grond van artikel 48, 2e lid, der Grondwet
van het Duitsche Rijk verorden ik:
Duitschland intusschen een tarief opgeseld, waarvan
slechts valt te hopen, dat zijn protectionistische
rechten uitsluitend voor strijddoeleinden zullen dienen
en spoedig weder door onderhandelingen zullen worden
verlaagd.” Want Duitschiand kan in zijn huidige
omstandigheden en bij zijn huidige verarming zich
geen hooge invoerrechten meer veroorloven en wel
in het allerminst op granen. In dezen zin moet de
resolutie worden opgevat, die de op het congres
van den ,,Verein für Socialpolitik” samengekomen
geleerden in September te Stuttgart hebben opgesteld:
,,De nieuwe economische structuur van Duitschiand,
de uitwerkingen van de overeenkomsten van Londen en
wezenlijke veranderingen in de groepeering der krachten
op de wereldmarkt, hebben Duitschland voor een funda-
menteel nieuwe, handelspolitieke situatie gesteld. De
ondergeteekenden, vertegenwoordigers der economische
en sociale wetenschap, onder hen een aantal geleerden,
die de grondgedachten der Duitsche handelspolitiek van vÔSr den oorlog hebben verdedigd, wijzen er in het bij-
zonder met allen nadruk
op,
dat Duitschland in de hui-
dige omstandigheden is gedwongen, in het bijzonder ook
ten einde zijn landbouw en industrie te rationaliseeren,
de voordeelen van den goederenruil tusschen alle landen
der wereldhuishouding tot de Zijne te makeu. Zij kunnen
derhalve bescherming van de industrie en van den land-
bouw slechts in zooverre billijken, als deze een onont-
beerlijk en succes b lovend middel voor een meer vrijen
loop van het internationale verkeer beteekent. Een
kunstmatig hooger maken van de kosten van het levens-
onderhoud door economisch-politieke maatregelen is in
het Duitschland van heden bijzonder bedenkelijk. In de
moeilijke omstandigheden, waarin de Duitsche landbouw
verkeert, moet met geschikte middelen verbetering worden
gebracht; door voortzetting zonder.meer
, van de bescher-
ming van vr den oorlog zouden zijniet in afdoende
mate verbeterd, doch eerder verergerd worden.”
Doch ondanks alle geschilderde moeilijkheden, waar-
van men ongetwijfeld zou kunnen aannemen, dat zij
een bevolking volledig zouden doen
bezwijken,
is een
korte pauze voldoende, om den Duitschen arbeider
en werkgever weder te doen opleven. Zoo werd
behalve in September in de laatste maanden het saldo
der handelsbalans steeds beter en zoo zullen wij
hopelijk uit onzen handel niet slechts de middelen tot
dekking van den invoer kunnen vinden, doch ook de
middelen voor de aflossing van verleende credieten
beschikbaar kunnen stellen en niet weder, gelijk in
den infiatietijd, kapitaal behoeven te exporteeren.
Toen vôôr den oorlog de eerste Zeppelin zijn lucht-.
reis aanving en het Duitsche volk hem toejuichte,
vreesden meer vètziende geesten, dat de nieuwe uit-
vinding van den ouden Generaal niet aan vredes-
1
doeleinden zou worden dienstbaar gemaakt, ja schrj-
ver dezes herinnert zich een college van zijn ver-
eerden leermeester, von SchuhtzeGvernitz, waarin
deze de Zeppelius oorlogen aankondigende stormvogels
noemde. Thans echter, nu het ondanks het Verdrag
van Versailles, gelukt is eeü Zeppelin over de wereld-
zee te zenden en hem wederom een algemeen gejubel
tegenschalde, was dit onverdeeld, want wij weten,
dat hij thaiis symbolisch is voor de vreedzame en
snelle ontwikkeling van het Duitsche volk na zwaren binnen- en buitenlandschen strijd.
‘j•.
PLAUP.
12 November 1924
CONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘I1
Landen, gemeenten en vereenigingen van ge-
meenten hebben voor het rechtsgeldig opnemen van
credieten in het buitenland cii de rechtsgeldige uit
gifte van leeningen in het buitenland de toèstemming
van den Rijksminister van financien noodig.
Hetzelfde geldt, wanneer landen, gemeenten of
vereenigingen van gemeenten zich borg stellen of
zekerheden stellen, voor de rechtsgeldigheid van den
borgtocht of de zekerheidsstelling.
De Rijksminister van Financiën kan slechts
toestemming weigeren, wanneer de Reichsrat in de
afwijzing toestemt.
De Rijksminister van Fin ancien kan met toe-
stemming van den Reichsrat uitvoeringsbepalingen
met betrekking tot deze verordening uitvaardigen.
Deze verordening treedt op den dag harer
afkondiging in werking en op 31 Januari 1925 buiten
werking.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
GELDKOERSEN.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
disconto
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York Cali-
Part.
1 Prolon-
disconto
gatie
1
(3 mnd.)
disconto
disc.
money
8
Nov.
‘244%
4
3′
3 ‘ ‘
4
– –
24-241)
3-8 N.
’24
4% _471,
4_42
3
H-%
– –
2%_3%
270.-IN.’24
4%_71,
4%_%
3
T5
”_’
T
– –
2_3
20-25 0.
1
24
4% -5y
4
4
_5
33% _
–
–
5-10
N.
’23
3’1
8
_
3_%
31
18-‘1
– –
5%
6-11 N. ’22
3181
16
_71
9
3j,_4
2_81
– –
20_24Jli’14
31/,…B/,,
2_3%
2y,_%
2’/,…%
2%
1%_2%
2)
Noteering van 7 November.
WISSELKOERSEN.
De zeer vaste stemming voor Ponden in Amerika ver-
oorzaakte ook hier een sterk oploopen van den Pondkoers,
gepaard gaande met een verdere daling van den Dollar.
Londen opende op ca. 11.46 en werd aan het einde der week
voor 11.50 verhandeld, terwijl heden tot 11.54 werd afgesloten.
Daarentegen liepen Dollars regelmatig terug en bereikten
heden weder de 2.50. Marken, Zwitsersche Franes en Stock-
holm liepen vrijwel evenredig terug. Parijs en België waren
meestal flauw. In den regel werd echter van Parijs uit ge-
steund. Na een maandenlangen stand op ca. 11 d 11.10
werd Italië vrij plotseling in het laatst der week belang
–
rijk lager afgedaan; heden ca. 10.70. Indië Zaterdag plot-
seling vaster
971
1,
97
/.
8 November 1924.
KOERSEN IN NEDERLAND.
o
a
,
a Londen
• Berlijn2
•
Weenen
•)
Parijs
•)
Brussel
•Ø
)
New
York)
3 Nov. 1924
11.464
0.604
0.0035*
13.25
12.154 2.52%
4
,,
1924
11.464
.
0
.
6
0*
0
.
0035
*
13.26 12.16
2.529,,
5
,,
1924
11.46*
0.60
0.0035*
13.20 12.12
2.51
os,,
6
,,
1924
11.474
0.594
0.00354
13.134
12.06
2.51 7/,
.7
,,
1924 11.48
0.5985
0:00354
13.20
12.104
2.5121
8
8
1924
11.494
0.5965
0.00354
13.124
–
–
Laagsted.w.’
11.454
0.594 0.00354
13.07
12.01
2.502/
8
Hoogste,,,,
1
11.504
0.604
0.0036
13.30 12.20
2.52s,
1Nov. 19241
11.474
0.604
0.00354
13.35 12.18
4
25Oct.
19241
11.434
0.604
0.0036
13.274 12.204
6
2.54
Muntp . ariteitl
12.10
59.26
8)
50.41
48.- 48.-
2.48
; toteering
te Amsteraam.
) INoteering
te 1
Particuliere opgave.
2)
Gulden per billioen Mark.
3)
Gulden
per 100 Mark.
4)
Noteering
van 31
October.
5) Noteering
van
24
October.
D ta
a
Stock-‘
holm
)
Kopen-
hagen’)
Chrls-
fiania’)
,
Spanje
1)
1
Batavia’)
telegrafisdi
3Nov.
1924
67.25
43.75 36.25 48.65
34.-
96
_97
4
1924
67.35 43.85
36.35
48.674
34.05
96%.97
5
,,
1924
67.174
43.65 36.30
48.55
34.-
96% -97
6
1924
67.15
43.85
36.35
48.40
33.90
96%. 97
7
1924
67.40
44……
36.40
48.424
33.90
96%_974
8
,,
1924
67.35
’44.-
36.80 48.35 33.90
97′,8,
L’ste d. w.
1)
67.10
43:65
36.10 48.30 33.80
96%
H’ste
,,
,,
1)
67.40 44.10 36.60
48.75
34.20
97
8
1,
1Nov.
1924
67.50
44.-
36.35
48.80
34.15
96%97
25 Oct.
1924
67.80 43.80 36.30
48.95
34.174
963% .97
Muntpariteit
66.67 88.67 66.67
48.- 48.-
100
) Noteering
te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
1
Cel,!.. Land.
(In $per)
1
Calile Parijs
I
(
»
cts.p.fr
.)
Cab!e Berlijn
(in
rio pc
bi
ll
ioen Mark)l(in
1
CoMe
1
Amsterdam
cl,.
P.
gIJ.)
8 Nov.
1924
4,6000
5,24
23,80
39,97
Laagste d. week
4,5400
5,22
23,80
39,57
Hoogste
,,
,,
4,6000
5,24
2371
8
39,97
1 Nov.
1924
4,5500
5,27
2371
39,69
25 Oct.
1924
4,4900
5,20
23
1
39,23
untpariteit..
4,8667
19,30
23,8131
1)
408118
‘) Inct.perMark.
KOIERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
Landen
1Noteerings-1
eenheden
25
Oct.
1
1924
1
1
Nov.
1
1924
1
318 No.
’24
1Laagste]Hoogstel 18 Nov.
1924
Alexandrië ..
Piast. p. £
1132
9716133
978,
979
0
97
16
1
32
‘Bangkok…..
Sh.p.tical
1110
1110 1110
1110 1110
B. Aires’) ..
d. p. $
4471,
0
44t,
0
43
3
/
4
44
,
1
8
44,1
18
Calcutta … -.
Sh. p. rup.
116
1
/
39
1j6
1
!
33
1157
1/6
/l6
11581,,
Constantin. .
Piast. p. £
837%
837%
825 845 830
Hongkong
.
Sh. p. $
2/531
1
,
21;51132
21481
5
215e1
16
214l81,
Lissabon’) …
d. per Mil.
2tj,
221
8
21/,,
221,
6
2%
Peset.p..
33.464
33.634
33.62 33.96 33.92
per $
26
26
25 27
26
Madrid …….
Mexico…….d.
Milaan ……
Lires p. £
103.80
103.95
103.85
106.95
106.57
5
Montevideo 1)
d. per $
4751
8
48 47%
49
48%
Montreal
…
$ per
£
4.49
4.53k.
4.5381
8
4.59818
4.58+*
Praag ..
Kr.p..
150%
15171
8
152
154 153%
R.d.Janeirol)
d. per Mii.
6
5
31
13
2
5%
61132 531132
Shanghai . -.
5h. p. tael
31581
314
26
1
18
313%
315
314’I8
Singapore….
id. p. $
214′
214i,
214′,,,
21421
1
,,
214t1
8
Valparais0
2
).
peso p. £
39.30 39.90 39.70
40.40 39.90
Yokohama .
5h. p. yen
1/831
4
111813133
11821
8
1
11871
26
1
1
81
15
‘Koersen der voorafgaande dagen.
1)
Telegrafisch
transfert.
) 90
dg.
NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen N.York
te Londen N.York
8Nov. 1924- 35i5/, 69
10Nov. 1923- 329f,, 83s1,
1 ,,
1924- 348/
4
70
11 Nov. 1922- 32%
641;,
25Oct.
1924-
35
‘/, 70
20Juli 1914… 2418/,,
54v8
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 10 November 1924.
Aetiva.
Binnenl. Wis-t H.-bk.
f
78.964.534,15
sels,P
r
om.,
B.-bk.
,,
29.709.060,16
ene.indiscAg.acb. ,,
46.056.487,37
,,
.154.730.081,68
Papier o. h. Buitenl. in disconto
…..
–
Idem eigen portef. .
f
51.612.076,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.
51.812.076,-
Beleeningen
mci. vrach.
H.-bk.
–
83.134.787,11
in rek.-crt.
B.-bk.
,,
15.421.425,04
op onderp.
Ag.sch.
81.502.033,99
f
180.058.246,14
Op Effecten………..
f
172.645.786,97
OpGoederenenSpec. ,,
7.412.459,17 180.058.246,14
Voorschotten a. h. Rijk……………. ..
5.909.745,17
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.241.240,-
Muntmat., Goud … ,, 425.264.421,36
f
481.505.661,36
Munt, Zilver,
enz..
11.620.840,52
Muntmat., Zilver
Effecten
493.126.501,88
Bel.v.h.Res.fonds . f
5.654.261,91
id.van
ii,
v.h. kapit.
3.999.901,18
9.654.163,09
Geb.enMeub.derBank ………….. ……..
5.212.500,-
Diverse rekeningen
… … — ..
. …….
140.675.740,32
f
1.040.979.054,28
Passiva.
Kapitaal
f
20.000.000,- Reservefonds … … … …. .. … …… ……….
,,
5.655.237,53
Bijzondere reserve … ….. ……..
.. .-….
8.235.000,-
Bankbiljetten in omloop……………..
972.360.170,-
Bankassignatiën in omloop…………..
,,
1.274.390,89
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f
–
saldo’s:
Anderen
21.291.170,62
,,
.
21.291.170,62
Diverse rekeningen
12.163.085,24
f
1.040.979.054,28
Beschikbaar metaalsaldo. ……………
f
293.638.664,95
Op de basi8 van
2
1
5
metaaldekking
… ._
94.653.522,65
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,,
1.468.193.324,75
1012
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
NED. BANK 10 Nov. 1924. Voornaamste posten in 000.
Data
Goud Zilver Circulatleopeischb. Metaal- kings
schulden
saldo
1
perc.
10. Nov. ’24
481.506
11.621
972.360
22.566
293.639
49
3
,,
’24
481.506
10.540
997.499 25.094
287.024
48
27 Oct.
’24
489.345
10.855
956.666
24.319
303.485
51
20
’24
497-678
10.510
961.329 23.919
310.665
51
13
’24
51Ö.128
10.343
970.696
19.287
321.933
52
6
’24
512.670
10.453
981.243
21.699 321.979
52
29 Sept. ’24
529.090
11.290
971.711
23.706
340.712
54
12 Nov. ’23
581.7781
7.004
1.025.927
35.556
375.822
54
13 Nov. ’22 581.7891
8.908 992.741
35.071
384.440
57
25
Juli ’14
162.1141
8.228
1
310.437
6.198
43.521
1
)
1
54
Totaal
Hiervan
Schatkist-
Belee-
Papier ophef
Diverse
Data
bedra
promessen
ningen
buiten-
reke-
nlnaPn
i
1
land
10 Nov. 1924 154.730
18.000
180.058
51.612
140.676
3
,,
1924 158.390
23.000
197.229 52.799
146.101
27
Oct.
1924 138.083
3.000
164.588
53.743
144.992
20
,,
1924 150.381
12.000
159.551
45.257
140.941
13
1924 153.707
15.000
163.700 36.088
132.735
6
,,
1924 156.417
15.000
172.523
38.385
127.696
29 Sept. 1924 135.868
–
194.041
40.297
98.815
12 Nov. 1923 176.637
40.000
144.049
62.449
104.475
13 Nov. 1922 227.958
75.000
114.552 73.498
31.730
25 Juli
1914
67.947
14.300
61.686 20.188
509
1)
Op de basis van
2/5
melaaldekking.
‘) Sluitpost activa.
STAND VAN ‘s RIJKS
KAS.
Vorderingen
1
3 November 1924 1 10 November 1924
Saldo bij Nederi. Bank..
–
–
Saldo bij betaalmeester’s..
f
6.711.886,52
f
7.701.171,85
Voorschot op uit. Sept.1924
aan de gemeenten op
voor haar door Rijk te
heffen gem. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bel.
,, 83.066.457,24
,, 83.066 457,24
Voorsch. aan de koloniën
41.584.643,35
,, 43.324.984,54
Voorsch. a. h. buitenland
,,212.532.480,41
,,211.020.598,22
Uitbetal. aan rek.houders
v. d. postcb.- en girod.
,,124.361.219,65 ,,124.361.219,65
Daggeldieeningen
tegen
onderp. v. scbatk.papier
Voorsch. door deNed.Bank f
8.376.068,27
f 6.041.254,67
Schatkistbiij. in omloop’) ,,205.449.000,- ,,204.486.000,-
Schatkistprom. in omloop ,,147.470.000,- ,,1 36.290.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk. ,, 23.000.000,- ,, 18.000.000,-
Zilverbons (met inbegrip v.
de bedragen bij de betaal-
meesters in kas) …….
.,, 25.894.634,_ ,, 25.328.633,50
Door den Postch.- en Giro-
dienst in ‘s Rijks Schat-
kist gestort deel v. h.
tegoed van den dienst . ,,106.558.196,53 ,,106.558.196,53
i) Waarvan f 37.056.000 vervallen op of na
1
April 1927.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
1
November 1924 1 8November 1924
Voorschot uit ‘s Rijks
kas aan N.-I…….. ..
f
30.857.000,-
f 31.375.000,-
md. Schatk.prom. in oml.
96.625.000,-
96.625.000,-
Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I.
Muntbiljetten in omloop.
42.200.000,-
41.700.000
1
–
Ten voordeele v. N.-I. ge-
boekt beleggingsgeld v.
h. N.-I. muntfonds….
5.917.000,-
1»
6.056.000,-
Totaal ……….
1
fl75.5.9.9.000,_.. fl75.756.000,-
Tegoed van N.-I. bij De
Jav.asche Bank.. …. …»16.400.000,-
20.300.000,-
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
c
/
Andere
opeischb.
Discônt.
D’
k
ne
e
ni
27 Sept.
1924..
1.147
1.522 764
1.034 275 20
1924.’.I
1.146 1.458 915
1.026
309
13
1924..
1.146
1.503 898
1.045
515
8
,»
1924..
1.146
1.624
860 1.046
424
30 Aug.
1924:.
1.159 1.649 755 1.053 427
29 Sept.
1923..
1.184
1.784 966
1.162
725
5
Juli
1914..
645 1.100 560
735
396
JAVASCHE BANK
Voos-naaniste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken
cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen
Andere Beschikb.
Data –
Goud
Zilver
Circulatie opelschb. metaal-
schulden saldo
8Nov.1924
210750
281.000 110.500 132.450
1 ,, 1924
209.000
276.000 117.500 130.300
25Oct. 1924
206.750
276.000 114.000 128.750
4 Oct. 1924 ‘155.825
59.648 269.759 121.480 137.785
27 Spt. 1924 149.940
61.305 264.642 116.746 135.521
20
1924 157.846
62.018 265.580 114.313 144.479
13
1924 156.982
62.440 267.694 109.333 144.581
10Nov.1923 160.677
61.480 265.202 131.743 143.507
11Nov.1922 155.477
55.803 269.962 123.004 133.382
25Juli1914 22.057
1
31.907
110.172
12.634
4.842
2
1
Wissels, 1
1
Vo&’-
1
Divers
1
Dek-
Dis-
1
buiten
1
Belee- schotten
1
reice- e kings-
Data
conto’s 1 N.-Ind. 1 ningen i a(h.
G
u-1
ningen’) t Percen-
1 betaaib. 1
1
1
tave
8 Nov.1924
17370
20.3003
‘
54
1
,,
1924
172.670
16.4f-0
8
53
25Oct. 1924
172.410 10.6008
*
53
4Nov.1924
35.834
178
970
10.113′
32.694
55
27 Spt. 1924
37.566
18.634
89.994
9.098
32.011
55
20
1924
37.923
22.508
80.02
14.590
29.258
58
13
,,
1924
37.023
22.773
78.507
1.601
28.008
58
10Nov.1923
37.865
24.171 92.107
6.584e
44.254
56
11 Nov.1922
36660
23.734
114.632
24.081
8
32.226
54
25 Juli 1914
7.2591
6.395
47.934
6.446 2.228
44
1)
SlCiitjost activa.
‘)
Basis
2
1 metaaldekking.
8)
Creditsaldo.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency
Notes,
in duizenden panden sterling.
Data
Metaal
1C3t
Currency Notes
BedragGoudd.
Gov. Sec.
5 Nov. 1924
128.495 123.847
287.412 27.000 243.080
29 Oct.
1924
128.485
123.592
285.025 27.000
240.582
22
1924 128.488 122.906
285.218
27.000
240.869
14
,
1924
128.484 123.450
287.090 27.000 242.860
8
1924
128.481
124.484
288.601
27.000
244.322
1
1924 128.426
122.289
287.499 27.000
243.578
7 Nov. 1923
127.675
124.862
282.343 27.000
237,645
22 Juli
1914
1
40.164
1
29.317
–
–
–
Data
1
Oov.
1
Other
1
Public
1
Othe r
Reservel
1
Dek-
1
Sec.
1
Sec.
1
Depos.
1
Depos.
5 Nov.’24 40.458 78.592 16.406 109.352 24.397 19,39 29 Oct. ’24 41.788 76.204 13.989 110.982 24.642 19,72
22
’24 42.468
77.116 14.758 112.497 25.332 19,90
14
’24 42.233
78.571 12.056 115.878 24.784 19,31
8
’24 44.733
73.912 10.867 113.882 23.747 . 19,03
1
’24 39.733
80.741 17.384 110.698 25.887 20,21
7 Nov.’23 ‘42.889
71.650 18.350 101.051 22.563 18,90
22 Juli ’14 11.005
33.633 13735
42.185 29.291 5231
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden franca.
Waarvan
Tegoed
Buit. gew.
Data
Goud
i
buitenland
in
het
Zilver
in
het
voorsch.
buitenland
ajd. Staat
6Nov.’24
5.544.543
1.864.321
303.483
571.832
23.100.000
30Oct.’24
5.544.430
1.864.321
302.886 571.496
22.700.000
23
’24
5.544.371 1.864.321
302.388
571.604
22.700.000
16
.,
’24 5.544.289
1.864.321
302.097
–
570.912
22.800.000
18
’24
5.544.234
1.864.321
301.716 572.773
22.900.000
8 Nov.’23
5.539.332
1.864.321
295.679
576.149
23.100.000
23 Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
–
Uitge-
B
1
e ee-
Rekg. Courant Wissels
stelde
Wissels
ningen
Circulatie
•’7Ç”‘
.
–
Staat
culieren
5.831.517
8.951
2.726.022 40.705.280
1.921.835
16.728
5.450.897
8.964
2.690.527 40.528.503
1.952.843
15.088
4.972.553
8.964
2.753.167 40.459.510
1.737.349
18.838
4.871.754
8.988
2.784.050 40.569.979
1:772.954
12;666
4.996.962
8.994
2.842.987 40.648.504
1.876.550
.15.476
3.320.533
17.541
2.343.145
38.041.473
1.988.726
23.331
1.541.980
–
769.400
5.911.910
942.570 400.590
I .JIUILIJLJSI UCI. dÇLIV4.
12 November 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1013.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Goudmark
/millioenen Rentenmark/trillioenen Papiermark.
Daarv. Waarv.
1
Wissels
Data
Metaal Goud
Totaal
1
Handels- 1 Schatkist.
1
wissels 2)1 papier
7Oct. ’24 315
595
153
2.176 . 2.176
–
30 Sept. ’24 600
578
136
2.170
2.170
–
22
’24 588
560
119
1.963
1.963
–
15 ..
’24 572
544
102
1.925
1.925
–
Renten-
1
Rekg. Courant
Belee-
bank-
Diverse
Circu-
–
I
1
nomen
bij de
nin
scheine
activa
1
laffe
IRenten
gen3)
Partic.4)
II
Rijken
in kas
Staat5)
1
bank
–
15
246
864
1.519
371
322
800
54
222
842
1.521
363
308
800
22
397
864
1.252
434
461
800
22
338
888
1.306
310
439
800
1)
Onbelast.
2)
Waarv. in Rentenmark: 30 Aug. 1.052; 6 Sept. 1.081;
15 Sept. 1.083; 22 Sept.
1.110;
30 Sept. 1.234;
7
Oct. 1.279.
Idem zelfde data: 45; 33; 13; 12; 40; 9.
Idem: 145; 161; 153 199; 192; 187.
3)
Idem 108; 126; 217; 239; 117; 171.
Volgens de nieuwe Bankwet.
(in millioenen Reichsmark).
Daarvan
Dei’iezen
Andere
Data
Goud
bijbui-
als goud-
wissels
Belee-
tent. circ.
dekking
en
ningen
banken
1)
geldende
cheques
31
Oct.
1924
694,2 240,0
231,4 2.339,7
33,4
23
,,
1924
630,5
177,7
210,2
2.173,7
16,8
15
,,
1924
613,0
172,1
204,5
2.153,9
15,9
23 Juli
1914
1,35(3,9
–
–
750,9 50,2
Data
Effec-
Diverse
Circa
Rekening-
1
Opgenomen
bij de
ten
Activa
Courant
Rentenbank
31 Oct.
1924
77,7
951,8
1.780,9
708;7
800
23
,,
1924
1
77,
947,4
1.313,1
986,4
800
15
1924 77,5 929,9
1,396,7
828,5
800
23 Juli
1914
330,8
2
200,4
1.890,9
944,-
–
1)
Onbelast.
2)
Wo. schatkistpapier.
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden franca.
D a a
Metaal
mci.
buitenl.
saldi
1
Beleen.
van te- goed in
h. buitl.
Beleen.
van
prom.d.
provinc.
Binn.
wissels
en
beleen.
Voor-
schot
aan den
Staat
Circu-
latie
5Nov.’24
350.416 84.653 480.000
1796.436
5.250.000 7.658.404
29 Oct. ’24
356.077 84.653 480.000 1731.293
5.250.000
7.029.580
23
;,
’24 355.616 84.653
480.090
1692.878
5.250.000
7.573.447
16
,,
’24
357.592
84.653
480.000 1654.289
5.250.000
7.617.350
9
’24
356.134
84.653
480.000
1641.814
5.250,000
7.623.602
2
’24
355.307
84.653
480.000
1711.309
5.250.000
7.627.895
258ept.’24
354.575
84.653
480,000
1707.404
5.250.000
7.526.085
8Nov.’23
348.355
84.653
480.000
1328.447
5.300.000
7.192.818
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudvoorraad
F. R.
Data
____
Zilver
Notes In
Totaal
Dekking
In het
etc.
circu-
bedrag
F. R. Notes
buiten!,
laffe
22 Oct.
’24 3.044.218
2.036.105
–
87.403 1.751.701
15
,’24
3.037.377
2.014.714
–
83.307 1.767.264
8
’24
3.045.946
2.024.498
–
85.694 1.757.452
1
’24
3.045.239
2.062.076
–
85.786 1.744.974
24 Sept. ’24
3.069.163
2.066.092
–
86.852 1.729.859
17
,,
’24
3.081.493
2.075.270
–
83.919 1.734.666
24 Oct.
‘2 31
3.136.412 2.142.532
–
72.710 2.255.354
Goud-
Algem.
a a
isse
S
Totaal
Gestort
Dek-
Dek-
Deposito’s
Kapitaal
kings-
kings-
_____________
perc.l)
perc.l)
22 Oct. ’24
392.899
2.202.048
111.911
77,0 79,2
15
’24
460.339
2.279.227
112.011 75,0
77,1
8
’24
441.780
2.255.551
111.981 75,9 78,0
1
’24
405.017
2.214.002
111.964
76,9 79,1
24 Sept. ’24
351.764 2.195.882
111.976
78,2
80,4
17
,,
’24
357.179
2.297.177
112.032
76,4 78,5
24 Oct.
’23
1.015.985
1.923.538
109.709
75,1
76,8
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Totaal
Aantal
uitgezette
Reserve
Waarvan
Data
banken 1 gelden enF.R. banks
deposito’s
deposits
bij de
Totaal
time
15 Oct. ’24
744
18.232.690
1.659.489 17.986.221
4.731.872
S
,,
’24
744 118.150.628
1.671.840 17.732.887
4.695.523
1
,,
’24
745
118.193.551
1.620.172 l7777.553
4.674.883
24Sept.’24
747
18.007.555
1.612.066 17.527.089
4.664.210
17
,,
’24
747
17.871.600
1.750.240 17.643.741
4.622.281
17 Oct. ’23
770
16.472.991
1.409.948 15.341.041
4.023.620
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
EFFECTENSEURZEN.
Amsterdam, 10 November 1924.
1)e presidentsverkiezing in de Vereenigde Staten heeft
aan de beuis van New Yrk groote opleving teweeg ge.
bracht. Op 64n dag van de achter ons liggende berichts-
periode bedroeg de omzet zelfs ver boven dc twee millioen
aandeelen, waarmede op zichzelf al het gevoel van ver-
ruiming geteekend is, dat onmiddellijk na het bekend wor-
den van de verkiezing van Coolidge is ontstaan.
Het zijn echter niet in de eerste plaats de denkbeelden van
Coolidge geweest, welke stimuleerend op de beurs hebben
gewerkt. Wel mag men aannemen, dat de fondsenmarkt,
ook in de Unie, in groote meerderheid conservatief denkt
en dat dus ook uit dien hoofde eenige kooplust is ont-
staan, doch aan den anderen kant bestaat er nog voldoende
verdeeldheid ten aanzien van verschillende voorname pro-
grampunten der regeering. Met name geldt dit de politiek
van beschermende rechten, waartegen de oppositie steeds
groeiende is.
Te Lo n don zijn de orders op de effectenkantoren zoo
omvangrijk geworden, dat gedurendè enkele dagen achter-
een onafgebroken moest worden gewerkt. In de eerste plaats
waren het industrieele aandeelen, welke de aandacht heb.
ben getrokken. De staatsfoudsenmarkt daarentegen heeft een iets kalmer houding vertoond, overigens een gewoon
verschijnsel, zoodra de aandeelenafdeelingen meer belang-
stelling tot zich beginnen te trekken. Een uitzondering
hebben de obligaties der Duitsche herstelleening gevormd,
welke zelfs tijdelijk met een agio van 6 pOt werden ver-
handeld. Tot de zeer vaste houding heeft overigens ook de
opgewekte houding van den sterlingkoers bijgedragen. Wel-
licht is verder de handel ter beurze van London ook eeni-
germate toegenomen in verband met de goedkeuring door
het beursbestuur van het voorschrift, dat slechts 6n keer
provisie berekend behoeft te worden voor koop en verkoop
van hetzelfde fonds, niet slechts voor de loopende, doch ook
voor de daarop volgende ,,account”.
Te Parijs heeft daarentegen eerder een gedrukte tendens
de overhand behouden. De stijging van de goederenprijzen
heeft hier sombere perspectieven geopend. Het is vooral de
broodprijs, welke als graadmeter voor ,,la vie chOre” geldt
en deze is gedurende de afgeloopen week tot Fr. 1.40 per
kilogram verhoogd. De regeering tracht thans maatregelen
te nemen door voorschriften te bepalen om een onwettige
prijsopdrijving tegen te gaan. Het is niet onwaarschijnlijk,
dat hierdoor inderdaad enkele excessen tegengegaan kunnen
worden, doch ter beurze ziet men slechts al te goed in, dat
de oorzaak dieper moet worden gevonden. Het labiele even-
wicht van den Franschen wisselkoers in den laatsten tijd
heeft de vrees doen ontstaan, dat slechts al te gemakkelijk
een dalende richting kan worden ingeslagen en indien dit
het geval mocht zijn, is er geen wetsartikel, dat de stijging
der prijzen kan tegenhouden. Veel zal in dit verband af-
hangen van het succes der thans aangeboden nieuwe bin-
nenlandsche leening.
Te B e r 1 ij n heeft voornamelijk de afdeeling van binnen.
landsche obligaties opnieuw de aandacht getrokken. Een verklaring van de regeering heeft in het licht gesteld, dat
de kans op valorisatie, in den een of anderen, nog niet
nauwkeurig vastgestelden vorm, niet als buitengesloten
moet worden geacht. Wel is hier onmidd.ellijk bijgevoegd,
dat obligaties, met speculatieve oogmerken aangekocht, niet
van eventueel gunstige bepalingen zullen profiteeren, doch
naar de meening van de beurs heeft deze bepaling weinig
zin, omdat niet of zeer moeilijk kan worden vastgesteld,
of de bezitter van binnenlandsche obligaties louter specu-
latieve oogmerken bij den aankoop heeft laten medespreken.
Nog moeilijker zal de handhaving van een dergelijk voor-
1014
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
schrift zijn ten aanzien van de stukken, welke zich in het
buitenland bevinden. Het is dan ook begrijpelijk, dat de
fondsenmarkt alleen de mogelijkheid van valorisatie heeft
gezien en deze in het koerspeil tot uitdrukking heeft ge-
bracht, zonder zich veel bezig te houden met de beperkende
omschrijving. Overigens moet nog worden afgewacht, hoe
het verloop der verkiezingen voor den Rijksdag zal zijn en
in -welke mate de hieruit voortkomende regeering zich door
de uitingen van de tegenvoordige bewindslieden gebonden
zal achten. Op de overige afdeelingen was de belangstelling
slechts matig. Nu de fatale termijn van 31 December meer
en meer nadert, worden de goudbalansen der verschillende
ondernemingen gepubliceerd en de meeste dezer goudbalan-
sen brengen teleurstelling, zelfs ten aanzien van de toch
meestentijds niet hoog gespannen verwachtingen. In be-
leggingskringen oordeelt men echter, dat de fondsenmarkt
een crisis doormaakt, welke haar niet anders dan ten goede
zal kunnen komen. Voornamelijk verwacht men voor de
toekomst veel heil van de bepaling, dat nieuwe aanvragen
voor de noteering ingediend moeten worden, indien de ka-
pitaalreductie grooter is dan 50 op 1 en indien het maat-
schappelijk kapitaal, in goudgerekend, minder dan Mk. 500.000
(voor Berlijn, Frankfurt en Ha?nburg) of IÏk. 250.000 (voor
de overige beurzen) bedraagt. Men hoopt, dat vooral de
de laatste bepaling er veel toe zal bijdragen, talrijke kleinere
ondernemingen van de officieele noteeringen uit te sluiten,
waardoor een veel gezonder toestand zou ontstaan.
–
Ten onze n t is op de
beleggingsmarkt
de aandacht grootendeels op de nieuwe noteering voor Nederlandsche
staatsfondsen gericht geweest. De uitspraa.k van de leden
der Vereeniging voor den Effectenhandel heeft er toe geleid,
dat een proefneming is toegepast. Alleen op den eersten
dag echter heeft deze eenige sensatie gewekt. Spoedig was
men aan de nieuwe wijze van noteering gewend geraakt,
vooral, omdat in de practijk het vaststellen van den ,,hoof d-
koers” niet veel van (le vroegere ,,middenkoers”-methode afweek en de affaire voor de latere perioden uiterst gering
— er werden in die perioden niet veel meer dan- coupures
van
f
500 en f 100
verhandeld en dan bovendien nog vaak
tegen den ,,hoofdkoers” — is gebleven. De stemming voor
binnenlandsche beleggingswaarden is vast geweest, mede
in verband met de iets ruimere houding op de geldmarkt
Van buitenlandsche staatsfondsen trok de Duitsche leening
nogal belangstelling. Ook hier werd het fonds op een hooger
peil verhandeld.
3 Nov. 7 Nov. 10 Nov.
1g0f
dal
6 ol. Nederland 1922 …..100w
1007I
100io1
+ ‘
1
116
5
0
/0
,,
1918 …..891l/,
90%
9
+ l’Io
4%
0
/0
1916 …..91%
911i
9
15
18
–
j
–
18
4
oj
1916 …..
82’i
8211
82’1
—
1
110
3%
0
/0
,,
75%
76
76% + %
3 ojo
,,
65
17
1
32
6551
8
6511/
+
5
132
214
0
/0
Cert. N. W. S …….. 52%
533,
2
53’8 + a
l
e
7
°i
Oost-Indië 1921 …..102%
102
11
1
32
10251
+ 818
6
0/5
,
1919 .. . . .
98
,
1
8
98h1
9817133 + 182
5
010
,,
1915 ….. 9351
8
93y
4
93
— als
5 o/ Rusland 1906 ……. 3
,
1
19
3
v
4
351
+
4 o/, Rusl. bij Hope & Co
4lo/j
4%
481,
6
—
8 o/ Japan 1899 ………
59
,
11,
0
59
“1
9
”1
4
o,i,,
Brazilië 1895 …….50
4981
—
–
1
18
5 ol
o
,San Paulo 1921 …. 9234
92
51
—ijs
6
0
/0
Amsterdam 1920 …. 100k 100% –
+ %
7 ol
o
Rotterdam 1920 …. 102
102% 10234 + %
De aandeelenmarkt was stil en doorgaans ongeanimeerd.
Een uitzondering hebben aandeelen Koninklijke Petroleum
gevormd. Verschillende geruchten deden – hieromtrent de
ronde —. o.a. de mogelijkheid van uitkeering van een in-
terimdividend ad. 5 pCt. in Januari a.s., verhooging der
petroleumprijzen enz. — doch als voornaamste stimulans
moet hier de opgewekte houding te Londen worden genoemd.
De overige
petroleum-soorten
waren alle min of meer
in reactie en zeer kalm. Alleen voor aandeelen Peudawa
bestond groote belangstelling bij aanmerkelijke fluetuaties.
Dit fonds verliet de markt op aanmerkelijk lager peil in
verband met de mededeelingen van de Bataafsche — welke
de geruchten van een gunstig boringsresiiltaat logenstraften
— doch het slot kwam toch iets boven het laagstbereikte
niveau. –
Ook
Tabaksaandeelen
waren opgewekt, ditmaal voorna-
melijk voor aandeelen Deli-Maatschappij en Deli-Batavia
Tabak, waardoor de voorsproiig, door de Senembah behaald,
weder iets verminderde.
Van
mijnaandeelen
waren Redjang Lebong gevraagd,
hoewel de omzetten hier sterk zijn ingekrompen.
Op de overige afdeelingen waren slechts sporadisch ver-
beteringen te aanschouwen. De
suikermarkt
als geheel
was ongeanimeerd. De berichten omtrent goede suiker-
oogsten hebben de mogelijkheidvan de vorming van suiker-
voorraden doen ontstaan. Vooral aandeelen H.V.A. hadden”
sterk onder aanbod te lijden.
Rubberaaoodeelen
waren eveneens aangeboden, ondanks
de vaste houding voor het artikel. Alleen de aandeelen van
die maatschappijen, die tevens koffie verbouwen, konden
zich in belangstelling verheugen. Ook de zuivere koffie-
aandeelen waren ge’ raagd.
Thee-waarden
bleven verlaten,
zonder nochtans reacties van beteekenis aan te toonen.
De
industrieele markt
bleef kalm, enkele prijsverbete.
ringen o.a. voor aandeelen Philips Gloeilampenfabrieken.
Aandeelen Wilton iets beter in verband met de voor ge-
wone aan deelhouders gunstige kapitaalsreorganisatie.
Op de af deeling voor
bank-aandeelen
waren aandeelen
Rotterdamsche Bankvereeniging opnieuw iets lager. Het
sterkst werden hier echter aandèelen Nederlandsche Handel-
Maatschappij aangegrepen, in verband met geruchten omtrent
groote afschrijvingen, welke nog te wachten zouden zijn.
Eenige motiveering voor deze geruchten werd niet vernomen,
tengevolge waarvan dan ook spoedig een aanzienlijk herstel
intrad, waardoor het nadeelig verschil tot enkele procenten
beperkt bleef. Aandeelen IJniebank voor Nederland en
Koloniën konden zich goed op peil houden.
Van
diversen
trokken aandeelen Nederlandsche Wol Mij. de aandacht door een vaste houding in verband met
gunstige dividend-taxaties.
3 Nov. 7 Nov.
10 Nov.1,g0t
Amsterdamsche Bank …..
126% 128%
127%
+
1%
Incasso Bank …………
98%
98j
—
–
Koloniale Bank ……….
I797/
174
173%
—
.
6a
1
8
Ned.Uandel-Mij.cert.v.aand
123% 118%
121k
—
13%
Rotterd. Bankvereeniging
70
68% 68%
—
1%
Van Berkel’s Patent ……
80%
82
5
18
79
–
1%
Gouda Kaarsen ……
….
150/
4
15%
15′
— al
s
Holl.Draad- enKabelfabriek
54j
56
58-
+
3%
A.Jurgens’Ver..Fabr.g.aand
75%
74%
74%
—
134
pr. aand
73%
72 72
—
1%
Leerdam Glasfabrieken
34
—
–
Philips’ Gloeilampenfabriek
369
377%
—
+
8
,
1
%
Vereenigde Blikfabrieken
9434
95
94
—%
Vereen.ChemischeFabrieken
44%
42%
4134
—
3
CompaniaMercantilArgent
18%
17i11
18 —34
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
164
156%
157’1
—
6
7
1
8
Handelsverg. Amsterdam
436%
422
417%
—
19%
Handelsverg. Reiss
&
Co
34
–
33%
— 14
Int. Crediet-en Handelsverg.
Rotterdam ………….
191′.,
188 189
—2%
Linde Teves
&
Stokvis
87%
87
87%
+
34
Redjang Lebong Mijnb..Mij
316% 324 324
+
734
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
163
15911
8
160%
—
23%
Kon. Petroleum.-Mij …….
3313/
s
331
–
340118
+
8%
Phoenix Oil …………..
943%
93 93
—
1%
Anisterdam-Rubber-Mij
165%
159% 161%
—
3%
Kndeng Lemboe ………
188%
182
184
—
4%
Oost-Java-Rubber-Mij ……
249%
243 247
—
2%
Deli-Batavia Tabak Mij.
329%
340%
343’1
–
-t-. 14
Deli-Maatschappij ………
368o/
376
378%
+
91
Senembah.Maatschappij
359%
360
:
360
-t–
%
D9
Scheepvaartmarkt
was stil, doch vast. De berichten
omtrent het afsluiten van een ,,pool”-overeenkomst betref-
fende de vaart op Londen, heeft goede verwachtingen voor
de vermindering der concurrentie in het algemeen doen
ontstaan.
3 Nov.
7 Nov.
10 NoV
.
9
0
f
g
Holland-Amerika-Lijn …..
81%
80%
81
–
,,gem.eig
65
1
/2
65%
6534
Hollandsche Stoomboot-Mij
26
27%
27014
–
-]– 1%
Java-China-Japan-Lijn
10434
—
102
–
2%
Kon. Hollandsche Lloyd
6
5%
–
—
34
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
80
79%
80%
+
34
Konink.Paketvaart-Mij. ..
136h
136
1/
4
135%
—34
Maatschappij Zeevaart
89
90
–
+
1
Nederl. Scheepvaart-Unie
127
128
128%
+
1%
Nievelt Goudriaan ……..
1047/
s
105%
107
+
211
Rotterdamsche Lloyd……
126
125 123%
–
—2%
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
153
1
1
8
15334 153%
+
of
,,
,,
-,,Noordzee”
– –
27
2701
4
29%
+
2%
De
Amerikaansche markt
was zeer vast in aansluiting
aan New York. Voor spoorweg-aandeëlen, vooral de laag
–
genoteerde, ontstond ruime handel, waardoor weder voor het
eerst sinds langen tijd, ,,open hoeken”- van eenigen omvang
werden gevormd. –
12 November 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1015
3 Nov. 7 Nov.
10 NOV
1g0f
alin
,Americ.Smelting&Refining
82%
82
82X
+ %
Anaconda Copper ………
7551
8
77119
‘/io
+
15116
Studebaker Corp ……….
100%
99
1009%
+ %
tJn. States Steel Corp.
11 0y
4
109t
111
+
1
Atcbison Topeka……….
109
110%
113
+ ‘
Ene …………………
29
5
/
8
28;
32513
+
28156
Southorn Pacific ………..
95%
96151
100
+
4/4
Union Pacific………….
1427/
s
142%
146
7
18
+
4
Ent. Menc. Marine orig. gew.
1071
9
1fl
3
1
32
10%
+
1/
prei.
38%
37ii
387
+
1
8
De
prolongatie-noteering
liep tot 4 pCt.
terug, op welk
niveau geld goed aangeboden bleef.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
11 November 1924.
Aan de flauwe stemwing,.dié de vorige week de graan-
markt beheerschte, is voorloopig weder een einde gekomen.
Vooral is dat het geval voor broodgraan en ofschoon het
natuurlijk zeer goed mogelijk is, dat de onzekere houding,
welke deze markt reeds eenigen tijd kenmerkt, wel eens
ten gevolge zou kunnen hebben, dat de prijsstijging nu
wordt overdreven en eenige reactie weder zal volgen, ziet
het er naar uit, dat de markt een veel gezonder aanzien
heeft gekregen. De telkens lagere prijzen, waartoe uit de
tweede hand, vooral uit Duitschland, ook nog in het begin
dezer week, tarwe en rogge werden aangeboden, waren zoo-
ver beneden de pariteit der uitvoenlanden gedaald, dat
verbetering met zekerheid te verwachten viel, zoodra de
overdadige aanvoeren in vaste handen zouden zijn gekomen
en hun omvang wat zou afnemen. Dit proces heeft zich in
den loop der week voltrokken. Het goedkoope Duitsche
aanbod is opgenomen en bleef verder uit. Dadelijk bad dit
een geleidelijke verhooging van het prijsniveau ten gevolge en niet alleen in Nederland en België, doch ook in Duitsch-
land zelf, vertoonde zich meer kooplust voor tarwe en rogge.
De kans om ver beneden Amerikaansche pariteit te koopen,
was echter spoedig verdwenen en in enkele dagen stegen
vooral voor rogge de Europeesche prijzen metgroote sprongen.
Dadelijk volgde de An3erikaansche markt de vastere stem-
ming der invoenlanden, na eenigen tijd sterk den druk te
hebben ondervonden van het uitblijven der Europeesche
vraag. Nu die druk voorbij was, herstelden de markten in
de Vereenigde Staten en Canada zich snel. Rogge steeg
van 3 tot 10 November te Chicago voor December
918
en
voor Mei 8g dollarcent per 56 lbs. en is nu weder hooger
dan ooit tevoren in deze campagne. Nog sneller ging het
herstel echter in Europa en ondanks de hevige Amerikaan.
sche prijsstijging bevindt de roggeprijs zich bier nu minder
beneden de Amerikaansche pariteit, dan in verscheiden
weken het geval is geweest. Deze week is nog veel rogge
van Noord-Amerika verscheept, doch de vroeger door
Duitschland gedane inkoopen zijn nu op een klein gedeelte
na vervuld, zoodat een terugkeer van den druk der te
groote aanvoeren niet waarschijnlijk is. Nieuwe inkoopen
van Noord-Amerika zullen dus binnenkort wel weder
moeten plaatsvinden, waarmede dan een einde gekomen
is aan een onverkwikkelijke periode van sterke dispa-
riteit tusschen de prijzen van in- en uitvoerland, veroor-
zaakt door de inkoopen van Duitschland op veel te groote
schaal, in welke fout men daar de laatste jaren zoo
dikwijls vervalt. Ook tarwe is veel vaster en in Noord-
Amerika waren de prijsverboogingen al even sterk als voor
rogge. Te Chjcago steeg tarwe van 3 tot 10 November 10
dollarcent per 60 lbs. en te Winnipeg zelfs tot 8 November
(den løden was de markt te Winnipeg gesloten) 15% cent
voor December en 1431
8
cent voör Mei. Te Chicago heeft nu
ook de tarweprijs het hoogste in de laatste maanden be-
reikte punt overschreden, terwijl op 8 November Winoipeg
nog maar zeer weinig daarvan was verwijderd. Ofschoon
dus in Amerika deze week het prijsherstel voor tarwe nog
grooter yas dan voor rogge, heeft in Europa de tarweprijs
niet dezelfde verhoogingen ondergaan als de i
–
oggeprijs.
Tarwe was hier namelijk niet zoover als rogge gedaald
beneden de Amerikaansche pariteit, omdat voor dit artikel
de Europeesche vraag over een grooter aantal landen ver-
breid is, waarvan de meeste veel beter kooplust bleven too.
nen dan Duitschiand, al bestond dan ook nu en dan in
Engeland en Frankrijk eenig tweedehandsch aanbod van spoedige tarwe en al waren oök daar in de laatste weken
de omzetten soms zeer beperkt. Het herstel der verhou-
dingen aan de Duitsche markt ging gepaard met betere
vraag in Engeland, terwijl bovendien Frankrijk zich niet
meer uitsluitend interesseerde voor latere verschepingen, doch ook spoedige tarwe kocht, waarbij Britsch.Indische
en Noond-Amerikaansche. Ook Italië zette zijn inkoopen
voort. Dit land koopt nog steeds niet op groute schaal, doch
het staat vast, dat Italië veel tarwe noodig heeft en hoe
langer met koopen wordt gewacht, hoe gretiger later zal
moeten worden gekocht. Herhaaldelijk werd deze week tot
de vastere stemming bijgedragen door berichten uit Argen-
tinië over den ongunstigen invloed, dien in de laatite maan-
den telkens weer onvoldoende regehval en koud weder op
het gewas hebben uitgeoefend. De ramingen van de Argen,
tijnsche opbrengst worden geleidelijk verlaagd en de laatste cijfers wijzen op de verwachting, dat de oogst wel een vijf-
tiental percenten kleiner zal zijn dan in het vorige jaar,
toen de opbrengst trouwens buitengewoon groot was. In
de Vereenigde Staten is de bodem hier en daar te droog voor
de nieuwe tarwe en reeds wordt beweerd, dat de kans op
uitbreiding der bezaaide oppervlakte verdwijnt. Daarbij kwam nog in vele Europeesche landen zeer slecht weder met grooten
regenval en overstroomingen, die hier en daar schade aan den
winteruitzaai veroorzaakten. In de Oost-Europeesche pro-
ductiel anden als Hongarije, Zuid-Slavië en Roemenië is metma-
tigen regenval het weder echter gunstig geweest en ook uit
Oekraine bericht men, dat hetvintergraan zich goed ontwik-
kelt. In andere gedeelten van Rusland is de toestand echter nog
‘allerminst rooskleurig en in verschillende st,reken is de
uitzaai slecht van stapel geloopea. De wereidverschepingen
van tarwe waren deze week weder buitengewoon groot en •sedert 1Augustus is reeds ruim 23 millioen quarters tarwe
naar de invoerlanden verscheept tegen 19- millioen in
dezelfde periode van het vorige seizoen. Uit deze cijfers
blijkt weder, hoe sterk ditmaal de behoefte der invoer
–
landen die van het vorige seizoen overtreft, want ofschoon
1
onlangs gebleken is, dat de verschepingen wel vat al te
4
groot waren, toont het recente herstel der markt, dat het
teveel reeds weder flink bezig is, zijn weg naar den ver
–
bruiker te vinden. De onlangs ingetreden verlaging der
prijzen voor bi’oodgraan was duidelijk liet gevolg van op-
hooping van voorraden in Amerika en in sommige invoer-
,landen, en het feit, dat op herstel der Europeesche ver-
houdingen dadeljk weder hoogere prijzen in Amerika
;volgden, ondanks voortgaand sterk aanbod in de Vereenigde
‘Staten en Canada, was daarvoor een bewijs temeer. Voor
IArgentinië, dat tegenwoordig aan het einde van zijn
‘versehepingsseizoen slechts weinig tarwe over heeft, geldt
‘dit^ alles in veel mindere mate en daar zijn dan ook de
prijsfluctuaties lang niet zoo hevig geweest. Op een prijs-
daling voor oude tarwe van 65 á 110 centavos per 100 .KG.
1
sedert het begin van October is daar deze week wegens cle
lagere ramingen der trweopbrengst en het Noord-Amen-
kaansche voorbeeld een verhooging van 50
fi
60 centavos
gevolgd. Voor nieuwe tarwe waren de fluctuaties geringer,
doch sedert begin Noveniber trad in verband met de on-
gunstiger oogstvooruitzichten een verhooging van ongeveer
60 centavos in.
Ook voor voedergranen is de markt langzamerhand ver
–
beterd. Maïs was in spoedige posities aanvankelijk nog
slecht te• plaatsen, daar zoowel iiX Engeland als op het
vasteland groote aanvoeren de markt nog drukten. Daarbij
is in vroegere maanden veel ter levering in den herfst
gekocht, zoodat nu en dan voor nieuwe inkoopen de be-
langstelling onvoldoende is. Vooral België was in het begin
der week flauw voor Plata-rnaïs en ofschoon ook in Neder-
,land de markt gedrukt was door ruime aanvoeren, .verden
daar aanzienlijke hoeveelheden uit Antwerpen gekocht.
Ook in Engeland moesten aankomende partijen ver beneden
de Argentijnsche pariteit worden verkocht, en toen lang-
zamerhand de markt wat verbeterde, gold deze verbetering
voornamelijk voor meer verwijderde verschepingstermijnen.
Ook spoedige Plata-maïs vond echter de laatste dagen
overal gemakkelijker koopers en zoowel in Engeland
als in België en Nederland ondergingen daarvoor de
prijzen eenige verhooging. Ook Duitschland is geregelder
,als kooper voor maïs in de markt. De vastere stem-
ming voor mais hangt samen met het verminderen der
voorraden in Argentinië. Van 1 Mei tot 6 November zijn
uit Argentinië 16.246.000 quarters mais verscheept tegen
9.796.000 quarters in dezelfde periode van 1923. Na deze
geweldige prestatie mag nu echter een afname der ver-
schepingen worden verwacht. Wel werd deze week nog veel
Platamaïs verladen, doch een groot gedeelte daarvan diende
tot vervulling van vroegere verkoopen op November-af-
lading en in de verdere weken dezer maand zal het tempo ,der verschepingen waarschijnlijk afnemen. De maismarkt
toonde in Argentinië deze week slechts geringe fluctuaties
en sloot op 10 November 5
a
10 centavos hooger dan een
week tevoren.
Tegenover de te verwachten afname in de Argentijnsche
verschepingen staat een uitbreiding van het maïsaanbod
1016
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 November 1924
Noteeringen.
Chicago
Buenos Aires
Data
Tarwe
Maïs
Haver
Tarwe Maïs
LlJnzaad
Dec.
Dec.
Dec.
Nov. Nov. Nov.
8Nov.’24
1519
11021
8
52
15,75
11,45
23,35
1.
,,
’24
14011
2
1 05i4
48%
15,402)
11,55
2
)
23,05
2
)
8Nov.’23
106/
8
783/
4
42
3
,
12,60 10,35
25,75
8Nov.’22
115
692(
8
4221
8
11,65′)
7,50
1
)
17,50
1
)
8Nov.’21
104%
4 6 %’
32
12,15
7,40
16,65
20 Juli ‘141
82
56/
8
36%
9,40 5,38
13,70
1/
l’er
December.
Pet’
31 October.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
1
10
Nov.
3Nov.
1
12Nov.
Soorten
1
1924
1
1924
1
1923
T
arwe
*
…………….
1
16,25
15,-
12,50
Rogge (No. 2 Western)
,’
14,50
13,-
9,50
Maïs (La
Plata) ……..
2
240,-
233,-
200,-
Gerst (48 Ib. malting)
.
248,-
243,-
177,-
Haver (38 ib. white clipp.)i
12,75
4
)
11,75
4
)
11,50
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1
14,75
14,65 12,50
Lijnzaad (La Plata)
. . . .
487,-
480,- 462,-
1)
per 100 KG.
2)
per 2000 KG.
8)
per 1960 KG.
*N
o
2 Hard/lied Winter Wheat.
4)
Canada No. 3.
AANVOERE1J in tons van 1000 KG.
Amsterdam
Totaal
Sedert
Overeenk.
1924 1923
1Jan.
1924
tijdvak
1923
38.0i3
31.086
1.133.653 730.483
3.775
485
510.507
398.070
353
–
19.045
23.456
97.35
73.715
746.843 606.699
31.880
14.018
309.297
262.472
1.196 533
214.534
61.827
58.040
53.544
261.543
172.864
700
–
175.270
166.683
26.082 4.754 242.371
99.525
–
–
6.687
1.562
Rotterdam
Artikelen
218
Nov.
Sedert
Overeenk.
II
218
Nov.
1924
1
Jan.
1924
tijdvak
1923
1924
35.567
1.095.610
099.397
Tarwe
…
……………
.
Rogge
……………….
25.720 506.732 397.585
490
18.692
23.456
Boekweit
……………..
Mais
……………….
649.488
532.984
12.600
277.417
248.454
18.220
213.338 61.294
12.
.580
2.262
203.503
119.320
Gerst ………………..
Haver
……………..
4.783
175.054 166.683
Lijuzaad ……………
Lijukock ……………
8.791
216.289
04.771
Tarwemeel ………….
Andere neelsoorten
. .
190
6.687
1.562
200
2.655
van den Balkan. Wel hoort men nog steeds, dat een groot
gedeelte der Roemeensche maïs nog lang niet droog genoeg
is om naar Vest-Europa te worden verscheept, doch blijk.
baar is nog heel wat oude maïs voor vermP.nging met
nieuwe beschikbaar, terwijl ook nieuwe van voldoende kwa.
liteit wordt- aangeboden. Niet alleen van Bulgarije, waar
de maïs beter heet te zijn dan in Roemenië, doch ook van
Roemenië zelf wordt de laatste dagen ten minste veel meer
rnaïs aangeboden en de prijzen toonden, ondanks vastere
markten voor Platamaïs en prijsstijging in Noord-Amerika,
eenige neiging tot daling. Aanvankelijk bleven ook nog
deze week de zaken in maïs voor den Balkan schaarscli,
doch nu andere maïssoorteu vaster zijn, wordt Roemeensche
en Bulgaarsche maïs op het Europeesche vasteland meer
gekocht. Reeds eenigen tijd worden naar de Middellandsche
zee vrij geregeld zaken gedaan, doch sedert eenige dagen
treden ook België, Nederland en soms Duitschland sterker
als koopers op. Indien de kwaliteit der Boemeensche mais
nu maar niet tegenvalt, zal zij een welkome plaatsvervang
–
ster zijn voor Plataniaïs, wanneer daarvan de verschepingen werkelijk afnenien. Uitvoer van eenige beteekenis van maïs
uit Noord-Amerika is weder niinder waarschijnlijk geworden,
nu daar de prijsloop weder een stijgende richting heeft
aangenomen. Van 3 tot 10 November beliep de prijsver
–
hooging te Chicago ongeveer 6 dollarcent per 56 lbs.,
ten gevolge van de nu weer wat minder gunstige meeningen
over kwantiteit en kwaliteit der nieuwe maïs.
In Nederland trok deze week Nederlandsch-Indische mais
ter veischeping in de laatste maanden van 1924 weder
meer de aandacht en tot wat hoogere prijzen worden daarin geregeld meer zaken gedaan.
Gerst had de meeste moeite, zich van de zeer flauwe
stemming der laatste weken te herstellen. Uit Rusland
en Roemenië is het aanbod bij voortduring zeer klein en
de sterke prijsverlaging voor Noord-Amerikaansche soorten
heeft de prijzen der Europeesche soorten nauwelijks doen
dalen. Dientengevolge blijven zaken daarin bijna geheel uit.
Tot de lage prijzen van Noord-Amerika bestond echter meer
belangstelling en althans in Nederland werden daartoe
geregeld zaken gedaan. In Duitschland is de markt echter
nog steeds zeer gedrukt door gioote anvoeren, ook uit
Britsch-Indië. In den loop der week werden de prijzen van
Noord-Amerika geleidelijk vrij sterk verhoogd en sedert
het laagste punt, dat in het begin dezer week bereikt werd, heeft de prijs voor Noord-Anierikaansche gerst zich onge-
veer 8 pCt. hersteld. In Engeland bestond deze week voor
gerst zeer weinig belangstelling. Ook voor haver was de
vraag daar slecht met lagere prijzen, terwijl op het vasteland
haver bij voortduring zeer moeilijk te. verkoopen is. Voor
deze graansoort wordt de invoerhandel wel het meest bé-
moeilijkt door het aanbod van voergraan uit de eigen
oogsten der invoerlanden, welk aanbod overigens ook voor
andere buitenlandsche voedergranen den afzet nu en dan
beperkt, nu nog veel voor menschelijk gebruik ongeschikt
broodgraan als ieevoeder wordt verhandeld. Vooral in
Dititschiand is dit in hooge mate het geval.
SUIKER-
De verschillende suikermarkten waren deze week flauw
gestemd.
In N e w Y o r k brokkelden prijzen verder af, hetgeen uit
ondervolgend staatje blijkt:
Spot 0. Sept. Dec. Jan. Mrt.
Slot voorafgaande week ……5.96 3.85 3.35 3.07 3.13
Opening verslagweek 5.78 3.81 3.33 3.07 3.13
Slot
,,
5.46 3.64 3.20 2.98 3.05
New York kocht eenige kleine partijen Europeesche biet-
suiker en witte kristalsuiker.
De ontvangsten ,in de Atlantische havens der Vereen.
Staten bedroegen deze week 37.000 tons, de versmeltingen
41.000 tons (tegen 48.000 tons in 1923) en de voorraden
40,000 tons.
Prompte Cubasuiker werd verhandeld tot prijzen terug-
loopende van 4 $c. tot 3,69 $c. c. & 1. New York, terwijl
eene lading Februari verscheping tot 3 $c. c. & f. werd
verkocht.
De Cub astatistiek is als volgt:
1924
1923
1922
Tons
Tons
‘Tons
Weekontvangsten 1 Nov.’24 . . 3.191 7.522 6.327
Tot, sedert 1 Dec.’23_1 Nov. ’24 3.880.772 3.472.740 3.847.3.78
Weekuitvoer 1 Nov. ’24 ……24.556 53.459 57,455
Tot. uitv. 1 Jan. ’24_1 Nov. ’24 3.736.350 3.386.480 3.683.706
Totale voorraad op 1Nov.’24 145.422 86.266 172.269
In Engeland wordt Continentale ruwe Bietsuiker meer
en meer aangeboden en kwamen afdoeningen tot stand tot
1713 terugloopend tot 1616 (basis 88 pCt.) voor November
verscheping, terwijl December-verscheping terugliep tot on-
geveer 161. cif.
Raffinadeurs aldaar verlaagden den prijs van hun pro-
duct met lId, 9d en 1/- al naar gelang van soort en positie.
Czarnikow geeft het volgend overzicht der Zichtbare
Voorraden:
1924
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Duitschland 1 Sept. ’24 ……
145.000 261.000
98.000
Tsjechoslowakije 1 Oct. ’24
7.000
9.000
6.000
Frankrijk 1 Oct. ’24 ……..
47.000
42.000
45.000
Nederland 1 Oct. ’24 ……..
22.000
16.000
– 52.000
België 1 Sept. ’24 ……….
22.000
24.000
23.000
Engeland 1 Oct. ’24 ………
150.000
256.000
272.000
Totaal (Europa).. 393.000 608.000 496.000
V.S. Atlant. havens 5 Nov. ’24
46.000
81.000
90.000
Cuba alle havens 1 Nov.’24
145.000
86.000 172.000
binneni. 18 Oct. ’24
115.000 – 44.000
71.000
Totaal ..
699.000 819.000 829.000
12 Noveni ber 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1017
Ook op Java was de markt flauwer gestemd en vonden
herverkoopen plaats van witte Javasuiker tot prijzen va-
rieerende tusschen
f
.14( en / 14. De ditjarige oogst zal
waarschijnlijk ruiin 2 millioen tons opleveren, hetgeen een
recordeij fer voor Java beteekent. De October-verschepingen
bedroegen 166.000 tons, hetgeen de totale verschepingen uit den ditjarigen oogst op 1.300.000 tons brengt.
H i e r te lan de werd de stemming beïnvloed door de
voorloopige raming van Willett & Cray, tengevolge waar
–
van sterk realisatie aanbod ontstond. Prijzen daalden dan
ook niet onbelangrijk en sloot de markt in zeer kalme tot
llauwe stemming op de volgende noteeringen:
December
f
20; Mei
f
20
Augustus / 20′ (gedaan).
De omzet bedroeg ongeveer 6400 tons.
NOTEERINGEN.
Londen
York
.Ven’
White Java’s Cuba’s
Amster-
96pCt.
Data
dam per
Tates
f.o.b. per
96 pCt. c.i.f.
Centr
Cubes
Maart
i
fugals
No. 1
Mei/Juni
November
Sh.
–
Sh.
$cts.
7 Nov.’24
f
20
‘i
4016
19/_
221_nom.
5,46
31 Oct.
1
24 ,,2151
8
4116
2017y,
221_nom.
5,96
7 Nov. ’23 ,,28
1m/,
5819
2219
221- 6,91
7 Nov.
1
22 ,,23
8
/
8
5619
1813
19/_
5,53
4 Juli ’14
111118132
181-
–
–
3,26
KATOEN.
N’oteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands.)
7
Nov.
1924
31 Oct.
1
1924
24 Oct.
1
1924
31 Oct.
1
1923
1
31 Oct.
1922
New York voor
Middling
.
..
23,75 c
23,65 c
23,35e
31,50e
24,30 c
New Orleans
voor Middling
22,95 c 22,85 c 22,50 c
30,50e
23,62 c
Liverpool voor
Middling
.
…
13,25 d 13,58 d 13,45 d
17,48 d
14,72d*
•) Voor fully middling ôuden Standaard.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).
1 Aug.’24 Overeenkomstige periode
tot.
31 Oct.
1
24
1923-’24
1922-23
Ontvangsten Gulf-Havens.
2748
2461
12
Atlant.Havens
J
Uitvoer naar Gr.Brittannië
616
574
484
‘t Vasteland etc 1074
1072
883
Japan
191
165
132
Voorraden.
(In duizendtallen balen).
Overeenkomstig tijdstip
31Oct.’24
–
1923
1922
Amerik. havens ………..1175
734
1102
Binnenland ……………1189
1074
1345
New York ……………..215
35
63
New Orleans …………..278
139
249
Liverpool ……………….194
166
301
slarktbericl,t van de fleeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 5 November 1924.
Prijzen van Amerikaansche katoen zijn sedert de stijging
der vorige week iets gedaald, doch het zou onjuist zijn te
beweren, dat een lagere prjsbasis verwacht kan worden,
daar deze daling uitsluitend een gevolg is van de vooraf-
gaande prijsstijging. De berichten over den oogst blijven
gunstig luiden, maar de vraag is vaster en men heeft meer
vertrouwen om op de tegenwoordige prijzen te koopen. Het
volgend Bureau Rapport wordt a.s. Zaterdag verwacht,
doch wij naderen . gelukkig het eind van deze publicaties,
clie, tenminste gedurende dit seizoen, tot de meest storende
factoren in de markt gerekend kunnen worden. In Egyp.
tische katoen heeft de stijging der vorige week zich kunnen handhaven en verkoopers beheerschen de situatie.
Prijzen van garens, van Amerikaansche katoen gesponnen,
zijn in de afgeloopen week iets verlaagd. Over het algemeen
zijn Spinners beter bezet en men spreekt reeds van een
verdere uitbreiding der werkuren. Voor binnenlandsch ver-
bruik is deze week nog al wat gedaan en men kan alleen
tegen verhoogde prijzen vlugge levering van grovere wel t
krijgen. Prijzen van Egyptische garens zijn vaster in over-
eenstemming met die van het ruwe materiaal, terwijl de
positie voor Spinners over het algemeen zeer gunstig ge-
– noemcl kan worden. Van Indië bestaat een goede vraag
voor twist en welL in de gewone nummers, alsook voor
gemerceriseerd garen en er is eenige opleving in den handel,
speciaal in getwijnde garens voor liet Continent..
Over de doekmarkt valt weinig nieuws te melden. Prijzen
zijn over het algemeen iast, maar er is niet veel te doen.
Men schijnt om onbekende redeneu, welke nu niet aan de
verkiezingen kunnen worden toegeschreven, te aarzelen
zaken van eenige beteekenis te doen, doch is Lancashire
thans beter in staat de gevolgen van een dergelijke markt
te dragen, dan sedert langen tijd het geval was. Men heeft
geemi haast met verkoopen en fabrikanten geven er de
voorkeur aan een afwachtende houding aan te nemen. Over
het algemeen gesproken is er geen verandering in de markt,
die gezond en vast genoemd kan worden. De vraag van
het Oosten is slechts gering, hoewel men toch wel belang.
stelling blijft toonen en kleine postjes dagelijks worden
– afgesloten.
29Oct. 5 Nov.
Oost. koersen. 28Oct. 4 Nov.
Liverpoolnoteeringen.
T.T.op Indië
1j54. 1/5 F.G.F.Sakellaridis 25,60 25,40 T.T. op Hongkong2/4
i/
2/4k
G.F. No. 1 Oomra 10,95 10,45 T.T.op Shanghai 314k 3j4
KOFFIE.
(Mecledeeling van (le Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk.)
Noteeringen en voorraden.
Rio
Santos
Data
Wisselkoers
Voorraad
1
Puijs
Voorraad
Prijs
8 Nov. 1924
309.000 42.225 1.594.000 44.000 6
3
/.
1
,,
1924
1)
1)
1)
1)
1)
25 Oct. 1924
317.000 36.350 1.829.000 40.000 621
8
.8 Nov. 1923
517.000 23.500
620.000 129.000
4
23
1
32
Ontvangsten.
Rio
Sanfos
Data
Afgeloopen
Sedert Afgeloopen
Sedert
week
1Juli
week
1Juli
8Nov. 1924….
110.000
1.890.000
199.000 3.683.000
8 Nov. 1923…….106.000
1.559.000
177.000
3.569.000
1)
Feestdag
Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.
Zichtbare voorraad op 1 November 1924 in duizenden balen.
1924 1923 1922 1921 1920
Voorraad in Europa.. 1.270 1.463 2.235 1.747 2.036
Stoomend[Brazilië ..
993
947
748
522
388
n.Europa Oost-Indië.
115
43
13
40
–
2.378 2.453 2.996 2.309 2.924
Voorraad Ver. Staten 752 949 839 1.203 2.017
Stoomend
naar
,Brazilië ..
630
801
710
772
360
Ver.StatenJ
3.760 4.203
4.545 4.284 5.301
Voorraad in Rio . . . .
266
504 1.667 1.744
420
Santos.. 1.705
651 2.164 2.882 2.305
Bahia ..
28
27
16
40
27
•
Totaal …..5.759
5.385
8.392
8.950
8.053
Op 1 October ……. .5.727
5.820
8.481
8.991
7.982
Op 1 Juli ……….5.071
5.340
3.639
8.700
6.750
RUBBER.
Ïn het begin van de afgeloopen week kon de vaste
stemming zich handhaven en stegen de prijzen aanmerkelijk.
Na enkele dagen echter trad eene reactie in, welke de
prijzen eenigszins reduceerde. Het slot evenwel was weer
vaster met de volgende noteeringen:
einde voorafgaande week:
Prima Crêpe
Novmber 97W ct. …………. 94 ct.
December 97
1
,………….. 93
Jan./Maart97
…………….93
Smoked Sheets November 96
,………….. 92
December 96
, ..
9
2
Jan./Maart96
, .
91
10 November 1924.
COPRA.
De markt was deze week flauw gestemd met groot aan-
bod van speculatieve zijde en vrijwel geen vraag van
consumenten. –
Het slot was echter opnieuw vast en
f
boven den
laagsten prijs.
1018
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12
November
1924
De noteeringen zijn.
Nederl.-Ind. fins. Sept./October aflading 11.3534
November
,,
,, 35
2
18
December
,,
,,
Januari
,,
,, 35
K
10 November 1924.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Data
•.
•
.
Koper
Stan-
daard
Koper
Electro-
Tin
lytisclz
Lood
Zink
10 Nov. 1924..
63.1216 68.51_
258.716
39.216
34.151_
.3
,,
1924..
64._/_
68.51_
259.7/6
38._1
34.716
27 Oct.
1924..
63.1716 67.1716
256.716
38.51-
34.716
20
,,
1924…
63._/_
66.1716
251.7/6
36.216
‘33.716
12 Nov. 1923..
60.1710
68.10
217.216
31.216 33.716
20 Juli 1914..
61._/_
145.151-
19.-f-
21.101_
VERKEERS WEZEN.
VRACHTENMARKT.
In vergelijking met de bevrachtingen in September en
begin October varen de vr.achtafsluitingen, welke tot stand
kwamen gedurende den laatsten tijd, slechts gering.
De laatste dagen is er echter meer vraag ontstaan naar
graan en werden schepen gemakkelijker bevracht. De vraag
naar ruimte, welke van een bepaald verschepingsgebied
den eenen dag bestaat is echter den volgenden dag weer
geheel verdwenen,.
Van Montreal zijn eenige booten bevracht naar
Continent en de Middellandsche Zee. Naar Antwerpen/Rot-
terdam werd voor een groote boot 14 ct. naar één, 15 et.
naar twee havens betaald. Voor ruimte naar West-Italië
werd 416 naar één ‘en 417w per quarter naar twee havens
betaald, terwijl naar Danzig een kleine boot werd afge-
sloten tegen 25 et. per 100 lbs. voor meel. Deze bevrach-
tingen zijn alle voor November-aflading.
Van de Atlantic range werd een December boot afge-sloten naar de Middéllandsche Zee tegen 41.- naar één,li
411′ naar twee en 413 naar drie haven8 en naar Bordeaux
Hamburg range werd 313 en U.K. 316 betaald, ook voor
December ruimte.
Voor steenkolen naar Hampton Roads naar Rio de Janeiro
was het geldende cijfer voor een tweede helft December
boot $ 3,30.
Van de Gulf werden ook een paar booten opgenomen. Voor een groot stoomschip naar Antwerpen/Amsterdam
range werd 1611
2
cent per 100 lbs. betaald voor J’anuari
ligdagen en naar Piraeus werd een December boot tegen..
23 cent afgesloten.
Van de North Pacific bleven de vrachten ongeveer op
hetzelf de peil met 3613 naar ‘tJ.K./Continent.
Er kwamen een paar bevrachtingen tot stand van de
nitraathavens en wel tegen 301_ naar het Continent meti
opties Middellandsche Zee voor een December boot en 2816
naar het Continent voor een December/Januari boot.
De reeders, welke bootn in La Plata hebben, komen’
weer in het gedrang. De vraag naar ruimte is gering. Een
handige prompte boot heeft 201- van Rosario naar U. K./
Continent moeten accepteeren, terwijl een 7000-tonner voor,
November/December aflading hetzelfde cijfer kon bedingen.
Van Bahia Blanca is een boot, welke 10 Januari lig-
dagen geeft, afgesloten tegen 2416, met de optie Middel-
landsche Zee tegen 216 extra.
Van Zuid-Afrika werd voor ruimte voor maïs 28/6 betaald
naar U. K./Continent en van Durban werd een November/
December boot naar Bombay of Karachi afgesloten tegen 1213.
Voor ruimte naar Engelsch-Indië bestond verleden week
een betrekkelijk goede vraag, doch gedurende de laatste
dagen is deze weer ingekrompen. Van Bombay of Karachi
werden verscheidene booten bevracht tegen 2616 en 2719 on
deadweight voor verschillende posities. Van Burma naar
Holland werd een Februari-boot afgesloten tegen 3213 per,
ton voor rijst.
De laatste dagen ontstond er plotseling vraag naar
ruimte van Australië en booten werden bevracht naar
Zuid-Australië naar Middellandsche Zee, U. K./Continent
en wel tegen 471_ voor Januari en 4616 voor December.
Van de Zwarte Zee en de Middellandsche Zee blijven de
vrachten slecht. Voor graan van de Zwarte Zeehavens werd
voor een November/December-boot 1316 geboden naar Bor-‘
deaux Etamburg range. Er is iets meer vraag naar ruimte
van den Donau, alwaar de bevrachters bereid zijn 1813 te
betalen naar Antwerpen/Hamburg range met opties.
Van Almeria Pier naar Rotterdam werd voor een Novem-
ber-boot
513
betaald en van Huelva naar Rotterdam 613
Tinto terms met 12 November ligdagen.
In de uitgaande vrachten van Wa.les komt weinig ver-andering en van een grooten drang tot bevracliten en van
een tekort aan ruimte is geen sprake. Naar Port Said werd 101_ betaald en naar West-Italië 91-, terwijl naar Buenos
Aires het geldende cijfer 1219 is, alles voor November
aflading.
GRAAN.
Data
Petro-
grad
Londen
/R’dam
Odessa
Rotter
dam
Ati. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo
–
Rotter-
Bris tol
Rotter-
1
—
Enge-
dam
kanaal
dam
land
3-8 Nov.
1924
–
–
15e
3
31_
2019
2019
27 0.-1 Nov. 1924
–
151_
2
15e
3
31_
2313
233 5-10 Nov. 1923
–
141_
2
13e
3
3/1k
1919 1919
6-11 N’ov. 1922
–
–
120
2111
26131
26131
Juli
1914
11 d.
713
1/11.
luiK
121_
121_
1)
$per ton kolen. ) Per ton d.w.
3)
Am. cents per 100 lbs.
Graan Petrograd per quartet van 496 ibs. zwaar, Odesaa per unit, Ver. Staten per quartet van 480 Ibs. zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 KG.
INKLARINGEN.
NIEUWE WATERWEG.
Augustus 1924
Augustus 1923
Landen van
Aantal
N.R.T.
Aantal
N.1LT.
herkomst
schepen
schepen
Binuenl. havens.
59
48.087
45
31.346
Groot-Brittannië
339
249.244
459
373.416
Duitschiand….
120
136.743
69
118.098
Noorwegen
41
81.719
16
19.492
Zweden
68
75.096
29
24.361
Denemarken
. . .
3
1.971
7
9.082
Rusl.Oostz.hav.
20
24.933
3
3.297
Finland … . …..
11
7.874
12
13.267
51
80.335
25
‘
51.515
Frankrijk
73
82.059
25
.
17.873
Spanje
21
40.246
5
8.314
Portugal
7
5.503
4
2.784
14
34.746
5
9.434
Oostenrijk-Hong.
Griekenland.
.
3
6.692
–
–
Levant
2
1.630
2
1.900
Rusland_Zw. Zee
6
14.596
4
10.458
België
…………
Roemenië, BuIg.
….
7
12.196
1
1.145
And. Midd. Zeeh.
22
45,400
11
15.327
Italië …………..
Over.Wk.Afi’ika
4
14.314
3
1.919
Oostkust Afrika.
–
–
2.
9.500
Zuid-Afrika….
TO
37.959
6
25.292
Voor-Indië
.
8
•
30.450
9
33.927
Achter-Indië
. . .
2
11.197
2
9.409
Ned. Oost-Indië.
5
17.622
•
5
18.527
And. Aziat. hav.
12
53.989
9
40.502
Australië
1
3.820′
2
9.020
Vereen. Staten..
55
213.029
•
47
187.582
Canada
3
8.243
5
17.497
Midden-Amerika
5
16.426
4
13.148
Ned. V’est-Indië_
Ned.
Antillen
2
2.945
– –
Brazilië
2
6.500
4
13.427
Argent., Urug…
•
26
80.995
15
56.700
4
18.580
4
16.883
South Georgië..
1
707
– –
1.007
1.465.846
839
1.164.502
Totaal
. . . .
Periode 1 Jan.-
31 Aug.
1)
. .
7.410
1.073.574
5.920
8.248.364
Nationaliteit
Nederlandsche
211
349.488
.
234
348.184
Chili …………
Britsche
285
386.164
325
362.441 233
252.550
116
184.708
Noorsche
63
103.212
47
53.992
Belgische
Fransche
1
54
461
61.198
,
13
13
13.744 13.825
Duitsche ………
Zweedsche
62.
71.808
33
30.152
Deensche
16
15.014
4
4.837
Vereen. Staten
18
66.556
15
56.846
64
‘159.395
39
95.773
Andere ………..
Totaal….
1.007
1.465.846
839
1.164.502
1)
1913, 7.663 schepen met 9.276.50 N. It. T.
(Dirkzwager’s Scheepsagentuur Maassluis.)