Ga direct naar de content

1992: een moeilijk jaar

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 10 1991

ECONOMm

Conjunctuur

1992: een
moeiliik iaar
Nederland
In 1991 zal de export naar Duitsland
nog de motor zijn voor de economische groei in Nederland, maar voor
1992 zal die impuls wegvallen, zo is
de vrees van het Centraal Planbureau in het zojuist gepubliceerde
Centraal Economisch Plan 1991 en
Economisch Beeld 1992. De belangrijkste oorzaak voor het negatieve
beeld volgend jaar is de verwachting
dat het afgelopen is met de groei
van de bestedingen in Duitsland. De
kosten voor de eenwording zullen
worden afgewenteld op de particuliere sector, zodat er daar weinig
ruimte zal bestaan de uitgaven op te
voeren. Wel zou dit kunnen betekenen dat de inflatie-druk afneemt, zodat op termijn ruimte ontstaat voor
een renteverlaging. Omdat ook in eigen land vanuit de koopkrachtontwikkeling weinig reden bestaat optimistisch te zijn voor de particuliere
consumptie, en de bedrijfsinvesteringen na de hoogtijdagen een halvering van het groeitempo laten zien,
resteert een economische groei van
slechts 1% in 1992. Daarenboven
dreigt, ondanks een forse stijging
van de belasting- en premiedruk,
een hoger dan in het regeerakkoord
afgesproken financieringstekort
van
het Rijk. Met de winstontwikkeling
van het bedrijfsleven gaat het volgens het CPB ook niet goed. Verantwoordelijk hiervoor zijn bij voorbeeld de loonkosten, de rentekosten
en de sterke gulden. De betalingsbalans blijft sterk positief, vooral door
aantrekkende groei in de Verenigde
Staten en het Verenigd Koninkrijk.

Gezien deze groei en het huidige
dollarniveau, dat aanzienlijk hoger
ligt dan waarvan het CPB uitgaat,
zou de inschatting voor (een deel
van) het bedrijfsleven te pessimistisch kunnen blijken.

Japan
Ondanks de afvlakkende groei in
het vierde kwartaal is het bnp van Japan over 1990 met 5,6% krachtiger
toegenomen dan de 4,7% van 1989.
In het vierde kwartaal van vorig jaar
bedroeg de stijging slechts 2,1% op
jaarbasis, en in vergelijking met het
kwartaal ervoor werd een toename
van 0,5% geregistreerd. De bijdrage
van de binnenlandse bestedingen
aan de groei op kwartaalbasis was
met -0,1 % voor het eerst sinds het
eerste kwartaal van 1986 negatief.
Het buitenland leverde een groeibijdrage van 0,6%. De terugval van de
binnenlandse bestedingen is toe te
schrijven aan de daling van de particuliere consumptie, want de investeringen lieten nog een groei zien. Dat
de buitenlandse sector nog immer
een belangrijke motor is voor de Japanse economie blijkt ook weer uit
de handelsbalanscijfers
over februari. Het overschot nam toe van 5,35
miljard dollar dezelfde maand vorig
jaar tot 6,89 miljard dollar, een vooruitgang met 44%. De stijging van de
export met 12,2% overtrof aanzienlijk de toename van de import (7%),
vooral omdat de olieprijzen duidelijk daalden. In toenemende mate
wordt de export dus weer de stimulans achter de economische groei in
Japan.

Verenigd Koninkrijk
Ook in het Verenigd Koninkrijk was
sprake van goede ontwikkelingen
op de handelsbalans. Het tekort
kwam in februari uit op 692 miljoen
pond tegen 1,28 miljard pond in januari. Met name de olie rekening
was voor de daling verantwoordelijk. Was er op deze rekening in januari nog sprake van een tekort van
110 miljoen pond, de maand erna is

Valutakoersen
1991
hoogste
koers
Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanse yen

1,93
3,36
112,82
135,62
138,58

1991
laagste
koers

Koers
per
15/3

Koers
per
5/4

1,64
3,26
112,65
129,30
125,36

1,79
3,30
112,72
129,96
131,06

1,88
3,36
112,70
133,79
138,16

dit omgeslagen in een overschot van
170 miljoen pond.
De consumentenprijzen
in GrootBrittannië stegen in februari met
ruim 0,5% ten opzichte van januari,
waarmee de inflatie op jaarbasis uitkoó:1top 8,9%, slechts licht lager dan
de 9% in januari. Analisten hadden
gerekend op een forsere vertraging
van het inflatietempo tot 8,6% of
8,7%. De financiële markten reageerden teleurgesteld op de bekendmaking van het inflatiecijfer en de daarop volgende geringere verlaging van
de basisrente, met 0,5% tot 12,5 %,
dan waarop was gehoopt.
De Britse werkgevers, verenigd in
de Confederation of British Industry,

gaan uit van een daling van de produktie met 2% in 1991, maar het dalingstempo neemt af. In de eerste
helft van het jaar zal nog sprake zijn
van een negatieve groei van 3%. De
Britse regering gaat echter uit van
een groeistijging van 2% vanaf halverwege dit jaar tot halverwege
1992, waarna het tempo oploopt tot
3%. Om het bedrijfsleven ruimte te
verlenen heeft men besloten tot verlaging van de vennootschapsbelasting van 35% tot 34% met terugwerkende kracht tot 1990, terwijl in het
fiscale jaar 91/92 het tarief omlaag
gebracht wordt tot 33%. Met ingang
van 1 april 1991 wordt de omstreden
poll tax, een gemeentebelasting,
verlaagd met £ 140 per aanslag, terwijl
de bedoeling bestaat tot volledige afschaffing over te gaan. Om de misgelopen inkomsten te dekken zal de
btw verhoogd worden van 15% tot
17,5%.

Verenigde

Staten

Vanuit de VS worden steeds optimistischere geluiden gehoord. Na eerdere indicaties van terugkerend vertrouwen bij de consument, werd dit
nu bevestigd in de ‘officiële’ index.
Die steeg van 59,4 in februari tot 81
in maart, de grootste stijging ooit in
een maand tijd. Ook een andere
vóórlopende index, die van de inkoopmanagers, liet een stijging noteren van 38,5 tot 40 in maart. De index of leading indicators, een
barometer die enigszins achterloopt

1

DEZE WEEK

Beursindices

1991

VS (Dow Jones)
Engeland (fT-lOO)
Duitsland (DAX)
Nederland (CBS)
Japan (Nikkei)
Australië (All Ord)

1991

hoogste
koers

laagste
koers

2.973
2545
1.602
198
27.147
1.460

2.470
2.055
1.323
162
22.443
1.205

bij de twee voorgaande, is in februari met 1,1% gestegen. Daarmee is het
voor het eerst sinds juni vorig jaar
dat deze een stijging te zien geeft.
De ‘gerealiseerde’ cijfers bevestigen
het optimisme echter nog niet. Zo
nam de orderontvangst voor duurzame goederen in februari af met
0,3%, terwijl de werkloosheid in
maart toenam van 6,5% tot 6,8%. De
handelsbalanscijfers voor de Verenigde Staten kwamen overeen met de
marktverwachtingen.
In januari
kwam het tekort uit op $ 7 miljard,
een kleine stijging ten opzichte van
de maand ervoor. Er vond een lichte
verschuiving plaats ten gunste van
de handel met Japan en in het nadeel van Europa.

Koers
per

Koers
per

15/3

5/4

2.948
2.494
1.571
190
26.843
1.446

2.897
2545
1.587
197
26.767
1.456

Ostmarken en D-marken “rampzalig”
had uitgepakt. Beide factoren leverden flinke koersdruk voor de mark
op. De koers van de dollar tegenover de mark en de daaraan gekoppelde gulden schommelde haast heftiger dan ooit tevoren. Tussen de
hoogste en laagste dollarkoers zat
op een dag soms 6,5 cent verschil.
Dat er niet alleen sprake is van een
vaste dollar, maar ook van een zwakke Duitse mark moge blijken uit de
de koers van de D-mark ten opzichte van de Japanse yen. Deze is met

15% gedaald. Vanzelfsprekend heeft
ook de gulden last van de zwakte
van de Duitse mark, of andersom
wordt men geconfronteerd met de
kracht van bij voorbeeld dollar, yen
en hoogrentende EMS valuta’s.
De zwakke D-mark wakkert de
vrees aan voor een verdere aanscherping van het monetaire beleid. Enerzijds ligt de korte rente op een niveau dat een technische aanpassing
zou kunnen afdwingen, anderzijds
dreigt er vanuit de loonrondes inflatiegevaar. Daarbij lijken de ambtenaren de trend te gaan zetten met een
loonsverhoging van 7,5%. Eveneens
zal de belastingverhoging leiden tot
een toename van de consumentenprijzen per 1 juli met 0,75%, en voert
de duurdere dollar tot hogere importprijzen.

Deze bijdrage is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie Beleggen met Van Lan-

schot.

Duitsland
In contrast met het voornoemde optimisme staan de waarschuwende geluiden vanuit Duitsland. De kosten
van de eenwording worden steeds
hoger geraamd. De Treuhandanstalt,
verantwoordelijk voor de herstructurering van het Oostduitse bedrijfsleven, schat dat tot het jaar 2000 minimaal 400 miljard mark nodig is voor
de sanering. Niet iedereen deelt in
het pessimisme. Het DIW-instituut
voor economisch onderzoek ziet in
de recente belastingverhogingen
geen aanleiding uit te gaan van een
substantiële invloed op de conjunctuur. Dit jaar zal de groei 3% bedragen, aldus het DIW.

Druk op D-mark
Volgens de Duitse minister van financiën, Theo Waigel, bevindt Duitsland
zich echter in een crisis en gaat het
land het moeilijkste jaar sinds 1948
tegemoet. Volgens hem heeft het
slechte economische klimaat in het
oosten van Duitsland een grote sociale onrust tot gevolg. Hij houdt het
voor mogelijk dat de onrust zich ontwikkelt tot een sociale oproer. Bundesbankpresident
Pöhl had vlak
daarvoor verklaard dat de overhaaste Duitse monetaire unie met een
verkeerde omwisselingskoers van

ESB 10-4-1991

387

I