Zakelijke diensten en
stadsgewestelijke differentiatie
In dit artikel wordt ingegaan op de ruimtelijke spreiding en het marktbereik van
zakelijke diensten in deelmilieus binnen de vier grote stadsgewesten van de Randstad.
Dit soort diensten levert een belangrijke bijdrage aan de stadsgewestelijke economieen.
Sinds het midden van de jaren tachtig herstelt de economie van de centrale steden zich.
De bijdrage aan dit herstel van zakelijke diensten met een uitgestrekt marktbereik was
echter relatief beperkt. Deze diensten vestigen zich sinds 1985 vooral in de suburbane
ringen. Betere bereikbaarheid speelt hierbij een belangrijke rol.
DRS. M. HESSELS*
Zakelijke diensten zijn producent georienteerde, of intermediair dienstverlenende, activiteiten. Onderdelen van de
financiele dienstverlening, het verzekeringswezen en de
onroerend-goedbranche maken deel uit van deze categorie, die zich onderscheidt van consument georienteerde
diensten en diensten gericht op de distributie van goederen. De zakelijke dienstverlening is in de Nederlandse
Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van 1974 bedrijfsklasse
84. Deze bedrijfsklasse bestaat uit:
– rechtskundige diensten (841)
– accountants-, boekhoudbureaus, belastingconsulenten
(842)
– computer-servicediensten (843)
– ingenieurs-, architecten- e.a. technische ontwerp- en
adviesbureaus (844)
– reclame- en advertentiebureaus (845)
– economische adviesbureaus (846)
– persbureaus, nieuwsbureaus (847)
– uitzendbedrijven van arbeidskrachten (848)
– overige zakelijke dienstverlening (849)1
In dit tijdschrift hebben Lambooy, Tates en De Jong de
aandacht gevestigd op de aanzienlijke omvang van de zakelijke dienstverlening en de sterke werkgelegenheidsgroei
in deze sector in Nederland en de rest van de westerse
wereld2. Deze groei wordt onder andere veroorzaakt door de
complexiteit en vergaande arbeidsdeling binnen ontwikkelde, geiirbaniseerde samenlevingen3. Het produkt van de
meeste intermediaire diensten heeft een hoog informatie- en
kennisgehalte. Vooral de zakelijke diensten spelen hierdoor
een belangrijke rol in het economische verkeer. Daarnaast
groeit het aantal producent gerichte diensten doordat produktiebedrijven deze activiteiten steeds vaker uitbesteden
aan gespecialiseerde firma’s. Veel zakelijke diensten, zoals
accountants-, management- en adviesdiensten, worden in
toenemende mate geexternaliseerd.
Producent georienteerde dienstverleners zijn geneigd
zich te vestigen in steden. In Nederland deed deze urbane
orientatie zich vooral voor in de Randstad4, maar recent
groeit het aantal zakelijke dienstverleners ook sterk in
660
gebieden buiten de Randstad 5. Men heeft wel eens verondersteld dat de vestiging in steden de concentratie van
de vraag in stedelijke centra weerspiegelt. In dit verband
wijst men op de nabijheid van klanten en de nabijheid van
de noodzakelijke informatie om de dienst te leveren6. Hier* De auteur is werkzaam bij de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Het onderzoek waarop dit artikel is gebaseerd wordt ondersteund door de Stichting
voor Sociaal-Ruimtelijk Wetenschappelijk Onderzoek van het
NWO. De auteur dankt prof. dr. M. de Smidt voor zijn commentaar
bij de totstandkoming van dit artikel.
1. Bron: CBS, Standaard Bedrijfsindeling 1974.
2. J.G. Lambooy en N. Tates, Zakelijke diensten, een complementaire sector, ESB, 3 augustus 1983, biz. 676-680; M.W. de Jong,
Commerciele adviesdiensten in beweging, ESB, 11 oktober 1989,
biz. 997-1002.
3. T.M. Stanback jr., The changing fortunes of metropolitan economies, in: M. Castells, High technology, space and society, Urban
Affairs Annual Reviews, vol 28, Sage Publikations, Beverly
Hills/Londen, 1985; J. Nusbaumer, The services economy: lever
to growth, Kluwer Academic Publishers, Boston/Dordrecht, 1987;
T. Elf ring, Service employment in advanced economies; a comparative analysis of its implications for economic growth, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, 1988; J.I. Gershuny en I.D. Miles,
The new service economy; the transformation of employment in
industrial societies, Frances Pinter, London, 1983.
4. P.W. Daniels, Service industries; a geographical appraisal,
Cambridge University Press, Cambridge, 1985. Voor Nederland
zie: M. Hessels, Decentralization of producer services in metropolitan areas, paper voor de workshop ‘Housing, policy and urban
innovation’, HPUI International Research Conference, Amsterdam, 1988. Hier is gebruik gemaakt van gegevens ontleend aan
de CBS Statistiek Werkzame Personen uit 1975 en 1985.
5. Rijksplanologische Dienst, Bureau Goudappel Coffeng B.V.,
Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Regionale
verschillen in internationalisatie in de zakelijke dienstverlening,
Deventer, 1987; H. Knol, J.G. Lambooy, W.J.J. Manshanden, M.
de Smidt, Functionele samenhang in de Noordvleugel van de
Randstad, ESB, 14 maart 1990, biz. 252-255.
6. J.B. Goddard, Office linkages and office location; a study of
communications and spatial patterns in Central London, Pergamon Press, Oxford, 1973; M. de Smidt, Office location and the
urban functional mosaic; a comparative study of five cities in The
Netherlands, Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie,
jg. 75, 1984, biz. 110-122; A.W. Evans, Urban economics; an
introduction, Basil Blackwell, Oxford/New York, 1985.
label 1. Ontwikkeling van de aandelen van steden en
suburbs in de vier grate stadsgewesten in de Randstad
(vestigingen)
Stadsgewest
Amsterdam3
1977-1981
stad suburb.
Producentendiensten -4
Andere diensten
-12
Andere activiteiten
Totaal
Stadsgewest
Rotterdam
-13
-10
1977-1981
stad suburb.
Producentendiensten -11
Andere diensten
Andere activiteiten
Totaal
Stadsgewest
Den Haag
-10
-10
-10
Andere activiteiten
Totaal
Stadsgewest
Utrecht
Producentendiensten
Andere diensten
Andere activiteiten
Totaal
+32
+25
+12
+22
1977-1981
stad suburb.
Producentendiensten -2
Andere diensten
+17
+17
+15
+15
-2
-3
-2
+7
+ 11
+7
+9
1981-1984
1984-1987
stad suburb. stad suburb.
-8
-11
-8
-9
+25
+11
+7
+11
1981-1985
+3
+18
+4
+12
-6
-15
-3
-12
1985-1988
stad suburb. stad suburb.
-7
-3
-3
-3
+13
+5
+3
+5
1981-1985
+1
-2
-1
-2
-1
+0
+3
+1
1985-1988
stad suburb. stad suburb.
-4
-3
-3
-3
+12
+ 12
+6
+ 10
-2
-1
+4
-2
-1
+4
+4
+4
1 977-1 98 1b’
1981-1985b
stad suburb.
stad suburb. stad suburb.
–
–
–
1984-1988
-16
-10
-12
-11
+22
+16
+5
+13
a. Alleen vestigingen met meer dan negen werkzame personen.
b. Gegevens voor de jaren 1977 en 1981 niet beschikbaar.
Bron: Statistische Bureaus van A’dam, R’dam, Den Haag en Utrecht.
onder zal worden aangetoond dat in de grote Nederlandse
stadsgewesten de wens om dichtbij de klanten gevestigd
te zijn vaak afwezig is. Dit wordt bovendien bevestigd door
de bevindingen in de literatuur. Zakelijke diensten opereren
veelvuldig op bovenregionale markten. Daarbij stimuleren
zij de regionale bedrijvigheid. Wanneerzakelijke dienstverleners buitenlandse klanten bedienen kunnen zij ook op
nationaal niveau een stuwende rol spelen7.
De centrale vraagstelling voor dit artikel luidt: – hoe heeft
de ruimtelijke spreiding van de zakelijke dienstverlening
zich recent ontwikkeld binnen de grote stadsgewesten in
de Randstad, en – in welke stadsgewestelijke deelmilieus
bevinden zich relatief veel zakelijke diensten met een
geografisch grootschalig marktbereik?
In de volgende paragrafen komen achtereenvolgens
aan bod de ruimtelijke ontwikkelingen in de stadsgewesten
van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, de
ruimtelijke differentiate in het marktbereik van zakelijke
diensten, de oorzaken hiervan en tenslotte de consequenties voor het stedelijk beleid. Het datamateriaal bestaat,
naast secundaire bronnen, uit een onderzoek onder 640
bedrijven in de stadsgewesten van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, uitgevoerd in het najaar van
1989.
Zakelijke diensten in de grote stadsgewesten
De Nederlandse economie heeft in de afgelopen decennia
een proces van tertiairisering doorgemaakt. In het midden
ESB 18-7-1990
van de jaren tachtig was bijna 70% van de werkzame personen bij dienstverlenende organisaties betrokken8.
label 1 toont de ruimtelijke ontwikkeling van economische activiteiten in de vier grote stadsgewesten in de
periode 1977-1988. De gegevens betreffen vestigingen
binnen de volgende categorieen: producent georienteerde
diensten (financien, verzekeringen, onroerend goed en
zakelijke diensten); andere diensten (handel, transport,
overheid en overige diensten) en andere activiteiten (landbouw, industrie, openbare nutsbedrijven, bouwnijverheid).
Tussen 1977 en 1985 heeft een decentralisatieproces9
de positie van de centrale steden aangetast. Terzeifder tijd
namen de suburbane ringen in belang toe. De steden
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag vertonen een relatieve afname van het aantal vestigingen ten gunste van hun
omgeving. Aan dit proces nemen vooral de producent
gerichte diensten in Rotterdam en de ‘andere activiteiten’
in Amsterdam deel. De decentralisatie richtte zich op suburbane centra, die vaak door planningsmaatregelen sterke
groei-impulsen kregen. Voorbeelden zijn Amsterdam-Zuidoost en Amstelveen in het Amsterdamse Stadsgewest,
Rijswijk en Zoetermeer in het Haagse en Capelle aan de
Ussel in het Rotterdamse Stadsgewest.
Het midden van de jaren tachtig vormt een keerpunt voor
de grote Nederlandse stadsgewesten. De vestigingsaandelen van de grote steden nemen toe. In Amsterdam is dit
het duidelijkst bij de ‘andere diensten’, maar ook de producent gerichte dienstverlening en de ‘andere activiteiten’
dragen bij tot de verbetering. In het Stadsgewest Rotterdam
is het herstel van de stad het duidelijkst voor de ‘andere
activiteiten’ en producent gerichte diensten. Het economisch herstel van Den Haag is minder spectaculair, maar
de omvang van de decentralisatie neemt duidelijk af.
Utrecht vormt een uitzondering. Deze stad heeft recent
sterk aan betekenis ingeboet ten gunste van haar suburbane ring. Deze ontwikkeling is vooral toe te schrijven aan
de producent gerichte diensten. De groeigemeenten Nieuwegein en Houten hebben hier een prominente plaats
ingenomen. Het lijkt erop dat het Stadsgewest Utrecht een
fase achterloopt bij de drie grotere stadsgewesten in de
Randstad.
Het stedelijk beleid van de drie grootste steden lijkt
vruchten af te werpen. Sinds het eind van de jaren zeventig
hebben beleidsmakers gepleit voor versterking van de
economische basis van de steden. De Structuurschets
Stedelijke Gebieden’m 1983 weerspiegelde de hernieuwde
belangstelling voor de steden op nationaal niveau. Tot dan
toe werd spreiding van economische activiteiten nagestreefd10. Oplokaal niveau ontwikkelde vooral degemeen7. Bij voorbeeld: W.B. Beyers en M. Alvine, Export services in
post-industrial society, Papers of the Regional Science Association, jg. 57, 1985, biz. 33-45; J.H.J. van Dinteren, De rol van de
zakelijke diensten in de Stedelijke economie, in: J.H.J. van Dinteren en H.W. ter Hart (red.), Geografie en kantoren, Geografisch
Instituut Katholieke Universiteit Nijmegen, 1985; W.J. Coffey en
M. Polese, Trade and location of producer services; a Canadian
perspective, Environment and Planning A, jg. 19, 1987, biz. 597611; J. Stabler en E. Howe, Service exports and regional growth
in the post-industrial era, Journal of Regional Sciences, jg. 28,
1988, biz. 303-315.
8. Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek Werkzame Personen, Den Haag, 1985.
9. Het beg rip centralisatie houdt in dat het aandeel van het centrum
in het totaal van een ruimtelijke eenheid is toegenomen, dan wel
hoog is in vergelijking met niet centrale deelgebieden. Decentralisatie is het omgekeerde. Zie: M. Hessels, Intermediaire diensten
in stadsgewesten; (de)concentratie en (de)centralisatie in de
stadsgewesten van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag in de
periode 1977-1985, STEPRO-rapport, nr. 76, Geografisch Instituut, Rijksuniversiteit te Utrecht, 1988.
10. M. de Smidt, Ruimtelijke spreiding van bedrijvigheid in Neder-
land; voornemens en effecten van beleid gedurende drie decennia, K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift jg. XXII, nr. 2, 1988, biz.
117-127.
661
te Amsterdam reeds in een vroeg stadium plannen om met
een ‘compacte stad filosofie’ stedelijke problemen ter plekke op te lessen, in plaats van te zoeken naar oplossingen
elders11. Amsterdamse initiatieven waren bij voorbeeld de
ontwikkeling van het WTC en Amsterdam Teleport. Ook de
andere steden waren actief: van kantoorontwikkelingen
rond het Haagse Centraal Station en van het nieuw ingerichte Rotterdamse stadshart zijn sterke impulsen uitgegaan. De kantoorontwikkelingen rond het Utrechtse HoogCatharijne zijn weliswaar spectaculair te noemen, maar
bleken niet in staat om de relatieve decentralisatie van
vestigingen tegen te gaan. Het Utrecht-City project, dat
zich in de planfase bevindt, is een veelbelovende poging
de economische structuur van Utrecht te versterken.
De vraag is of de zojuist geschetste ontwikkelingen ook
van toepassing zijn op de aard van de producent gerichte
diensten die zich in de steden bevinden. Zijn deze overwegend lokaal georienteerd, of hebben zij een uitgestrekter
marktbereik? In de volgende paragrafen wordt hierop ingegaan.
Figuur 1. Relatieve vertegenwoordiging van zakelijke diensten in steden en suburbs (n = 564)
Steden (55%)
82%
Suburbs (45%)
51%
54% 46%
0.5
lokaal
stadsgewest nationaal
internationaal
Marktbereik
Bron: Enquete Zakelijke diensten, Vakgroep Toegepaste Geografie en Planologie, RU Utrecht, 1989 .
Marktbereik van zakelijke diensten
In het najaar van 1989 is een schriftelijke enquete uitgevoerd onder zakelijk dienstverlenende bedrijven in de
stadsgewesten van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en
Utrecht. Ruim 2.000 bedrijven werden benaderd met het
verzoek een vragenlijst in te vullen en terug te sturen. De
initiele respons, waarop de hier gepresenteerde gegevens
zijn gebaseerd, was redelijk: 640 bedrijven stuurden een
bruikbaar ingevulde vragenlijst terug, een respons van
dertig procent. De samenstelling van de respons verhoudt
zich goed tot de samenstelling van de populatie.
Een groep vragen in de enquete ging over het percentage van de omzet dat wordt betrokken van diverse geografische niveaus. Hiermee is een variabele ‘marktbereik’
geconstrueerd, met als mogelijke scores ‘lokaal’, ‘stadsgewestelijk’, ‘nationaal’ en internationaal’, al naar gelang de
hoogte van de afzet op een bepaald geografisch niveau12.
Voorts is bekend wanneer een bedrijf zich in zijn huidige
kantoor heeft gevestigd, hetzij door oprichting, hetzij door
verplaatsing. Door de gegevens marktbereik en vestigingsmoment te combineren, kan een beeld worden gevormd
van het soort diensten dat voor en na het economische
omslagpunt van het midden van de jaren tachtig in de
steden en de suburbane ringen was gevestigd. Hiermee
kan worden bezien of het kwantitatieve herstel van de
steden zich ook in kwalitatieve zin uit.
In figuur 1 is weergegeven in hoeverre de zakelijke
diensten in de steden en in de suburbs relatief zijn vertegenwoordigd op de verschillende marktniveaus. De percentages stellen de werkelijke aandelen voor van de stedelijke en suburbane bedrijven in de vier klassen van de
variabele marktbereik. De figuurwaarden zijn verkregen
door deling van deze procentuele aandelen op de in de
legenda weergegeven totaalpercentages.
In de steden bevinden zich relatief veel zakelijke diensten die hun activiteiten vooral Jot het lokale niveau beperken. Bedrijven met vooral een stadsgewestelijke of nationale afzet zijn meer in de suburbane ringen gelokaliseerd.
Dit laatste geldt ook, maar in mindere mate, voor de internationaal georienteerde zakelijke diensten.
De positie van de steden met betrekking tot het marktbereik van de aldaar gevestigde zakelijke diensten is in de
loop der tijd achteruit gegaan. Bedrijven met een laag
marktbereik, die reeds voor 1985 in hun kantoor waren
gevestigd, zijn weliswaar in de centra geconcentreerd,
maar ook vroeg gevestigde bedrijven met een Internationale orientatie zijn nog tamelijk prominent aanwezig. Voor
662
de bedrijven die zich na het economische omslagpunt van
1985 in hun kantoor hebben gevestigd, geldt dat zowel de
sterk nationaal als de sterk internationaal opererende
dienstverleners zwak vertegenwoordigd zijn in de steden.
De voornamelijk lokaal opererende firma’s zijn daar zelfs
sterker dan voorheen geconcentreerd. De suburbane ringen maken een gunstige ontwikkeling door tot een sterkere
concentratie van internationaal gerichte diensten, alsmede
een stabiliserende aanwezigheid van de bedrijven die zich
vooral richten op de Nederlandse markt. De afzonderlijke
stadsgewesten conformeren zich aan dit algemene beeld,
hoewel dit alleen voor het stadsgewest Amsterdam statistisch significant is.
De grote steden in de Randstad verliezen dus in toenemende mate hun aantrekkingskracht op bedrijven met een
hoog geografisch marktbereik. Het optimisme overde recente opleving van de steden moet daarom worden genuanceerd.
Oorzaken van de spreiding
Het type zakelijke dienst, de groorte van een bedrijf en
het belang dat door bedrijven wordt gehecht aan bepaalde
lokatiekenmerken kunnen hetgesignaleerdespreidingspatroon van zakelijke diensten verklaren.
De diverse zakelijke diensten in de onderzoeksgroep
wijken van elkaar af in hun marktbereik. Computer-, advertentie- en economische adviesdiensten, bij voorbeeld, hebben relatief vaak een orientatie op de Nederlandse markt.
Ontwerp- en overige diensten (zoals vertaalbureaus, congres- en veilingdiensten) hebben relatief vaak een Internationale functie. Ondanks deze verschillen blijkt echter dat
bedrijven met uiteenlopende marktniveaus zich conformeren aan het reeds vastgestelde spreidingspatroon. Er bestaat geen duidelijke relatie tussen lokatie en de soort
11. Gemeente Amsterdam, De stad centraal (structuurplan), Bestuursinformatie, Amsterdam, 1984; Zie ook: J. van Weesep,
Regional and urban development in The Netherlands: the retreat
of government, The Geographical Associatio_n, 1988, biz. 97-104.
12. Ter verduidelijking: indien een geenqueteerd bedrijf relatief
hoog scoort op de oorspronkelijke variabele “internationale afzet”,
wordt het ingedeeld in de klasse “internationaal” van de geconstrueerde variable “marktbereik”. Een aanzienlijk deel van de
omzet van dit bedrijf kan desondanks nog op een lokale, regionale,
danwel nationale afzetmarkt verkregen worden.
zakelijke dienst13. Met type dienst blijkt dus geen verklarende factor te zijn.
Ook grootte verklaart het ruimtelijke beeld niet voldoende. Weliswaar richten grotere bedrijven zich meer op de
nationale en Internationale schaal dan de kleinere, maar
een sterke relatie tussen grootte en lokatie kon niet worden
vastgesteld. Voorts komt het spreidingspatroon van grotere
en kleinere bedrijven met uiteenlopend marktbereik overeen met het reeds gesignaleerde1 .
In tegenstelling tot type en grootte van de zakelijke
dienst, lijkt het belang dat door zakelijke diensten wordt
gehecht aan verschillende lokatiekenmerken bruikbaar
voor een verklaring15. Door de geenqueteerde bedrijven
wordt vaker belang gehecht aan bereikbaarheidsfactoren
dan aan nabijheidsfactoren. Vooral de bereikbaarheid per
auto, van klanten en voor werknemers wordt door veel
bedrijven gekoesterd. De prominente plaats van parkeergelegenheid en de aanwezigheid van telecommunicatiefaciliteiten past in dit beeld. Het belang van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer is minder prominent. Een
groot deel van de zakelijke diensten hecht belang aan de
representativiteit van de accommodatie en de directe omgeving. Voorts is de veiligheid in de omgeving van het
bedrijf een belangrijk lokatiekenmerk. Over het algemeen
zijn voorzieningen in de buurt, zoals winkels, cafes, restaurants, van ondergeschikt belang. Dit geldt ook voor de
nabijheid van een Internationale luchthaven.
Kenmerken die zijn gerelateerd aan bereikbaarheid blijken over het algemeen belangrijker te zijn voor de zakelijke
diensten die bovenregionaal opereren, dan voor de bedrijven die vooral op of onder de stadsgewestelijke schaal
werkzaam zijn (tabel 2; alleen de kenmerken die een
statistisch significant verband met het marktbereik vertonen zijn vermeld). Relatief veel diensten in de laatste
categorie hechten belang aan de nabijheid van het stadscentrum, de nabijheid van klanten en de nabijheid van
andere kantoren en activiteiten.
Enkele van de in tabel 2 vermelde lokatiekenmerken
vertonen een significant verband met het spreidingspatroon van de zakelijke diensten uit de onderzoeksgroep
(tabel 3). Relatief veel suburbaan gevestigde bedrijven
hechten belang aan bereikbaarheid van hun lokatie per
auto. De in de steden gevestigde bedrijven kennen met
name aan de nabijheid van het centrum en aan de nabijheid
van hun klanten een relatief groot gewicht toe. Nabijheid
van-en bereikbaarheid voor werknemers blijken eveneens
kenmerken te zijn die een verband vertonen met de lokatie
van de bedrijven. Deze laatste twee factoren hebben meer
gewicht voor suburbaan gevestigde zakelijke diensten dan
voor de diensten in de steden. De deconcentratie van
relevante segmenten van de arbeidsmarkt en het grotere
pendelbereik van werknemers zullen hier debet aan zijn.
Zakelijke diensten en stedelijk beleid ____
Tabel 3. Het belang van lokatiekenmerken en lokatie van
zakelijke diensten
Sinds het midden van de jaren tachtig hebben de steden
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zich hersteld van een
periode van aanzienlijke decentralisatie van economische
activiteiten. Dit gold ook voor de producent gerichte dienstverlening . In het Utrechtse stadsgewest was nog zekertot
1988 sprake van een krachtig decentralisatieproces.
Het optimistische beeld dat ontstaat door het economische herstel van de drie grootste steden wordt echter niet
ondersteund door een kwalitatief herstel van het geografische niveau van dienstenproduktie in de urbane centra.
Bedrijven met een marktbereik dat zich uitstrekt voorbij het
stadsgewestelijk kader dragen in sterke mate bij tot de
stadsgewestelijke economie. Voorts zijn internationaal
georienteerde activiteiten van groot belang bij de Internationale concurrentie en arbeidsverdeling, die nog zal toenemen door de integratie van de Europese mark! na 1992.
Van de in dit artikel centraal gestelde zakelijke diensten
bevinden zich relatief vaak de nationaal en internationaal
gerichte bedrijven in de suburbane ringen. De steden huisvesten relatief meer lokaal en stadsgewestelijk georienteerde firma’s. Dit beeld heeft zich in de loop der jaren nog
versterkt.
Lokatiekenmerken
vervolg op biz. 668
Tabel 2. Het belang van lokatiekenmerken en marktbereik
van zakelijke diensten3
Lokatiekenmerken
Marktbereik
lokaal stads- natio- interna- totaal
gewest naal tionaal
Bereikbaarheid per auto
Parkeergeleg. dichtbij
Bereikbaar voor klanten
Telecomm. faciliteiten
Uitbreidingsmogelijkh.
Nabijheid intern, vliegveld
Nabijheid stadscentrum
Nabijheid van klanten
Nabijheid andere kant./act.
78
78
80
59
42
6
24
34
18
91
91
93
75
47
11
20
21
7
93
89
87
73
50
15
12
9
5
93
93
84
91
63
39
13
11
12
91
89
87
74
50
17
16
16
8
a. Alleen statistisch significants verbanden zijn weergegeven; andere lokatiekenmerken vertonen geen significant verband met het marktbereik van
zakelijke diensten.
Bran: Enquete Zakelijke diensten, Vakgroep Toegepaste Geografie en Planologie, RU Utrecht, 1989.
steden
Bereikbaarheid per auto3
Parkeergeleg. dichtbij
Bereikbaarheid van klanten
Telecomm. faciliteiten
Uitbreidingsmogelijkh.
Nabijheid intern, vliegveld
Nabijheid stadscentrum3
Nabijheid van klanten3
Nabijheid andere kant./act.
Bereikbaarheid voor werknemers3
Nabijheid van werknemers3
Lokatie
suburb.
totaal
94
73
88
91
89
87
50
15
25
18
11
78
50
19
6
12
7
75
50
17
16
15
9
79
15
86
27
82
20
89
89
85
73
a. Significant.
Bron: Enquete Zakelijke diensten, Vakgroep Toegepaste Geografie en Planologie, RU Utrecht, 1989.
ESB 18-7-1990
13. Bron: Enquete Zakelijke Diensten, Vakgroep Toegepaste Geografie en Planologie, RU Utrecht 1989.
14. Idem.
15. Voor het achterhalen van (eventueel) relevante lokatiekenmerken iste radegegaan bij: J.H.J. van Dinteren, De vestigingsplaats
van dienstverlenende kantoren; mogelijkheden voorde binnenstedelijke randzone, Stedebouwen Volkshuisvesting, april 1986, biz.
141-150; P.J. Korteweg, Toekomstperpectieven van oudere
naoorlogse kantoorgebouwen; een onderzoek onder gebruikers
van kantoorruimte in de gemeente Utrecht, STEPRO-rapport nr.
82, Geografisch Instituut, Rijksuniversiteit te Utrecht, 1987; P.J.
Korteweg, Doorstroming op de kantoorruimtemarkt van het stadsgewest Amsterdam en de positie van kantoorconcentratiegebieden, Planologische Discussiebijdragen 1989, deel 2, Delftsche
Uitgevers Maatschappij, Delft, 1989, biz. 401-409.
663
transfer over en weer wordt geregeld middels gastdocenten,
bedrijfsbezoeken en docentenstages.
De kwaliteit en het aanpassingsvermogen van het onderwijs moeten nog verder verbeterd worden. Wil het regulier onderwijs een voortdurend aangepast produkt van
hoge kwaliteit kunnen leveren dan zal er meer speelruimte
geboden moeten worden dan thans het geval is. Met name
financiele ruimte voor het aanschaffen van adequate apparatuur en het aantrekken van gekwalificeerde deskundigen
vormt een wezenlijke voorwaarde. Bij de verdeling van het
onderwijsbudget van de rijksoverheid zouden beroepskwalificerende opleidingen een hogere prioriteit moeten krijgen
dan de algemeen voorbereidende richtingen. Verder zullen
deze onderwijsinstellingen continu bezig moeten blijven
met zaken als kwaliteitsbewaking, verdere professionalisering en adequate marketing van nun produkt.
Alle betrokkenen dienen op hun eigen werkterrein een
bijdrage te leveren aan een verbetering van de beeldvorming over technische beroepen. Dit houdt bij voorbeeld in,
dat bedrijven ervoor dienen te zorgen dat er inderdaad
voldoende redenen bestaan om enthousiast te zijn over het
betreffende werk. Werknemers zelf kunnen hun bijdrage
leveren als ambassadeur voor hun eigen beroep. Opleidingsinstellingen dienen leerlingen evenwichtig te informeren en te adviseren bij hun school- en beroepskeuze. Ze
dienen ook meer ruimte te bieden dan momenteel soms
gebruikelijk is voor stages in industriele bedrijven. De overheid kan bevorderen dattechnieken praktische vaardigheden zodanige bestanddelen van het basis- en voortgezet
onderwijs vormen, dat ook de minder theoretisch aangelegde scholieren aan hun trekken komen. In dit verband is
het zeer wenselijk dat het plan, om in de nieuwe basisvorming binnen het voortgezet onderwijs het vak techniek op
alle scholen aan te bieden, op korte termijn wordt gerealiseerd. Ten slotte kunnen beroepen- en functie-aanduidingen in sommige gevallen worden aangepast aan actuele
ontwikkelingen, zodat er een sterkere wervingskracht van
uitgaat.
Intermediaire organisaties dienen bij hun taakuitoefening
gerichter te werk te gaan en onderling een betere coordinatie
van hun werkzaamheden te realiseren. Aangezien er momenteel veel overlap is in taakstellingen, zullen bij een betere
coordinatie bepaalde instellingen overbodig worden. Het
accent zou meer moeten liggen bij het toepassen van ‘manpowerplanning’ op regionaal niveau, dus zo dicht mogelijk bij
de direct betrokkenen. Het is namelijk zeer wel mogelijk om
per regio systematische projecties van de arbeidsvraag naar
beroepsgroep samen te stellen en hierop de capaciteit van
onderwijs- en scholingsinstellingen af te stemmen. Intermediaire organisaties kunnen hiervoor het initiatief nemen en
als coordinatiepunt fungeren. Het is te hopen dat de binnenkort van start gaande Regionale Besturen Arbeidsvoorziening deze taak actief oppakken.
Afsluiting
Al vele jaren wordt er door diverse actoren gewerkt aan
een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Uit de hier gepresenteerde onderzoeksresultaten valt af te
leiden dat deze inspanningen zeker positieve effecten hebben gehad. Betrokkenen ervaren momenteel nog wel knelpunten, maar deze lijken niet van een excessieve omvang.
Natuurlijk zullen er, net als in het recente verleden, door
diverse actoren maatregelen moeten worden genomen om
een redelijke afstemming te handhaven. Onderwijsinstellingen, intermediaire organisaties en individuele bedrijven
zullen in de toekomst alert moeten reageren op bestaande
of te verwachten discrepanties.
C.P.A. Bartels
vervolg van biz. 663
Een verklaring hiervoor ligt noch in de spreiding van de
verschillende dienstentypen, noch in de spreiding naar
grootte. Doorslaggevender blijkt het belang te zijn dat door
bedrijven wordt gehecht aan bepaalde lokatiekenmerken.
Voor zakelijke diensten die zich richten op de hogere
schaalniveaus is bereikbaarheid belangrijk, vooral met de
auto; met name in de suburbane ringen wordt hieraan
voldaan. De diensten met een laag geografisch marktbereik kennen meer gewicht toe aan nabijheidsfactoren. Hieraan wordt vooral in de steden voldaan.
Op de schaal van de vier grote stadsgewesten hebben
de suburbane ringen zich ontwikkeld als producenten van
(inter)nationaal georienteerde zakelijke diensten, terwijl de
stedelijke dienstenproduktie een relatief gesloten systeem
lijkt te zijn. Om echt te profiteren van het economische
herstel sinds het midden van de jaren tachtig, zouden de
steden grotere aantallen zakelijke diensten moeten aantrekken die zijn georienteerd op de nationale en vooral de
internationale markt. Het is noodzakelijk dat hiervoor een
attractief en vooral goed bereikbaar zakenmilieu wordt
gecreeerd en in stand gehouden. De steden voldoen minder goed aan het bereikbaarheidscriterium dan de suburbane ringen; het is juist dit criterium dat cruciaal is voor vele
zakelijke diensten met een uitgestrekt marktbereik. De
inspanningen die de grote steden zich tot nu toe hebben
getroost konden niet bewerkstelligen dat voldoende zakelijke dienstverleners zijn aangetrokken, die op een, geogra-
668
fisch gezien, grote schaal opereren. Nieuwe stedelijke
initiatieven zijn wellicht in staat het tij ten goede te keren,
mits de bereikbaarheid een centrale plaats krijgt toebedeeld. Te noemen zijn het IJ-oeverproject in Amsterdam,
de kantorenintensivering rond het Rotterdamse centraal
station en de ontwikkelingen ten oosten daarvan, de kantorenontwikkeling bij het Haagse centraal station, en ten
slotte het Utrecht-City-project. Deze initiatieven passen in
het concept van ‘stedelijke knooppunten’, zoals dat is
aangegeven in de Vierde nota ruimtelijke ordening.
Er bestaat evenwel een spanning tussen de wens van
bedrijven om goed bereikbaar te zijn per auto, en de
mogelijkheden om hieraan binnen de steden te voldoen.
Aan een in de ogen van zakelijke diensten optimale bereikbaarheid per auto zal wellicht niet steeds kunnen worden
voldaan, ook niet binnen de zojuist genoemde initiatieven.
Het behoud van karakteristieke binnensteden, milieuvereisten en de reeds bestaande autocongestie in urbane
centra nopen tot een sterk accent op het openbaar vervoer.
Het vervoer naar en in de steden per trein, (snel)bus en
(snel)tram zal echter veel attractiever en efficienter moeten
zijn dan nu het geval is. Wellicht dat de steden hierdoor
beter in staat kunnen worden gesteld om met hun suburbs
te concurreren in het aantrekken van nationaal en internationaal georienteerde zakelijke diensten.
M. Hessels