oktober 1981.
factoren van belang voor de vraag of men
:1
Waarom een
gasstructuurplan ?
PROF. DR.
w.
VAN GOOL
Inleiding
Onlangs heeft de Algemene Energie
Raad (AER) een advies uitgebracht waarin
het opstellen van een gasstructuurplan
(GSP) wordt aanbevolen I). De functie van
het GSP is het duidelijk maken van keuzen
waarvoor wij staan m.b.t. het gasbeleid op
lange termijn
Energil’kronil’k
extra aardgas moet inzetten om de huidige
economische problemen op te lossen. De
bovenstaande zaken zijn van groot belang.
Het betreft niet alleen ongeveer de helft
van onze huidige energievoorziening, maar
ook een belangrijk deel van de budgetten
van gezinnen, een aantal bedrijven en de
overheid.
Op een langere termijn (ongeveer 20
jaar) is er nog een vierde mogelijkheid om
tot vergroting van het verzekerd aanbod te
komen. Men zou dan rekening kunnen
gaan houden met de gewenste kwaliteit van
het aardgas. Hierbij gaat het om de vraag of
– DRS. S. H. GOUDSMID*
men in de toekomst werkelijk gas van
Slochterenkwaliteit
uit steenkool wil maken.
Deze kwaliteit is eigenlijk veel te goed
voor de meeste toepassingen. We hebben
ons daarover in het verleden geen zorgen
aanbod. De eerste mogelijkheid bestaat uit
gemaakt, omdat de natuur het aardgas in
het uitputtend gebruik van aardgas dat
deze vorm beschikbaar had. Bij steenkoolaanwezig is in velden in het Nederlandse
vergassing krijgt men in eerste instantie een
deel van de Noordzee. De tweede mogelijkgas van lagere kwaliteit en het is de vraag
heid is het importeren van aardgas uit deofmen zich de investeringen wil getroosten
len van de Noordzee behorend tot Noorweom dit op Slochterenkwaliteit te brengen.
gen, Engeland enz., verder import uit de
Men kan ook denken aan decentralisatie in
Sovjetunie, Afrika en misschien, op wat
de steenkoolvergassing, waarbij de lagere
langere termijn, het Midden-Oosten. Het
kwaliteit gas – die eenvoudiger wordt verimporteren van aardgas voldoet deels aan
kregen – via een lokaal net rechtstreeks in
de diversificatiedoelstelling van het Nedereen industriegebied wordt gemaakt en gelelandseenergiebeleid. De derde mogelijkheid
verd. Zou men daarbij ook in het klein veris het importeren van steenkool en het ombruik ter plaatse willen voorzien, dan is
zetten van deze steenkool. in een brandgas.
een lange-termijnplanning
– b. v. 15-20
De import van steenkool voldoet ook aan
jaar – noodzakelijk: de apparatuur zal nl.
de diversificatiedoelstelling
van het enerzodanig moeten worden gewijzigd dat een
giebeleid. Aangenomen wordt dat de koseenvoudige omschakeling van de apparaten van geïmporteerde steenkool per MJ
tuur in de huishoudingen op een andere
verbr;mdingswarmte
lager zullen blijven
kwaliteit gas mogelijk wordt. Doet men
dan die van geïmporteerd aardgas. Onb.v. tot 2000 niets aan de eisen tot mogelijdanks vele studies over deze aanname blijft
ke omschakeling van de apparatuur, dan
een grote mate van onzekerheid bestaan
kan men, praktisch gezien, ook niet voor
over de juistheid daarvan. Het verschil met
2020 omschakelen.
import van aardgas is dat bij het gebruik
Zonder verder al te veel op de technische
van steenkool de toegevoegde waarde en
aspecten van steenkoolvergassing
in te
werkgelegenheid
verbonden met steengaan, willen we aanduiden welke kansen er
koolvergassing in het land blijven, zij het
voor de Nederlandse industrie liggen op dit
ten koste van een aantal milieuproblemen.
gebied. Dat is niet zozeer bij de eerste stap
In het Plan rail Gasaf::l'{ 1981 vermeldt
van het steenkoolvergassingsproces,
waarde Gasunie dat zij verwacht dat de nog niet
in de kolen met stoom en zuurstof oflucht
bewezen Nederlandse reserves te zamen
worden omgezet in een gasmengsel dat nog
met de gasimport en kolenvergassing in de
verder moet worden bewerkt. De Nederkomende 25 jaar een extra gasreserve van
landse industrie heeft thans op dit gebied
1.000 mrd. m3 mogelijk maken. Voegt men
niet de specifieke ervaring te bieden die
dit bij de thans bekende reserve, dan kan
sommige buitenlandse
apparatenindusvoor meer dan 50 jaar in het huidige bintrieën wel hebben. De belangrijke mogenenlandse verbruik worden voorzien.
lijkheden voor innovatie liggen vooral in
Hoewel het waarschijnlijk lijkt dat we in
de nabehandeling van het gasmengsel en
de toekomst eerst via de importroute en later ook via de steenkoolroute zullen werken, zal er toch een nadere discussie nodig
zijn over de mate waarin ieder van de oplossingen wordt gebruikt. Naast de technisch-economische en milieu-aspecten zijn
* Prof. dr. W. van GooI, hoogleraar anorganische scheikunde, is als lid van de Algemene Enerer verdere gevolgen op sociaal-maatschapgie Raad betrokken geweest bij het opstellen van
pelijk gebied en voor de buitenlandse polihet advies over kolenvergassing. Drs. S. H.
tiek. Zo zou de import van aardgas uit de
Goudsmid heeft tot voor kort, als medewerker bij
Sovjetunie of Saoedi-Arabië van tijd tot
de werkgroep Chemie en Samenleving, in het katijd onder de druk van politieke ontwikkeder van een onderwijsprogramma over de energieproblematiek zich beziggehouden met planlingen komen te staan. Maar zolang we via
ningsmethoden. Aan de discussie werd verder
de eigen voorraad tijdelijke interrupties
deelgenomen door dr. J. P. Hoekstra, drs. H. J.
kunnen opvangen, lijkt die afhankelijkheid
Ter Horst en de studenten H. Bulsink en C. A.
niet verontrustend. Wel volgt hieruit het
Pietersen (allen betrokken bij het project Enerbelang om de buffervoorraad zo lang mogegieconversie van de Rijksuniversiteit Utrecht).
I) Algemene Energieraad, Ko/el1″(‘IXllssillg
ill
lijk in stand te houden. Dit is een van de
Neder/and. Staatsuitgeverij