Voorheffing op pensioenen I
In ESB van 3 april presenteerde R. Harthoorn een plan om door een
voorheffing op pensioenen de staatsschuld te saneren . Is dit “een
boekhoudkundige true die bovendien bet gevaar met zich brengt dat
de toekomstige generatie economisch slecbter afis dan de huidige” ?
Drie reacties en een weerwoord.
Schuldprobleem opgelost?
dien. Harthoorns voorheffing lost dit
probleem niet op. Tegenover de extra belastingopbrengsten nu staat
een (in contante waarde) even groot
verlies aan toekomstige belastingopbrengsten. De solvabiliteit van de
overheid verbetert niet, maar verslechtert ook niet. Een voorheffing is
dus slechts schijnsanering: de volgende generatie krijgt louter een sigaar uit eigen doos. Harthoorn gaat
echter verder. Hij zegt: “De huidige
generatie heeft recht op de belastinginkomsten uit de pensioenopbouw”.
Met andere woorden, de belastingen
kunnen omlaag of de uitgaven omhoog. Als de opbrengst van de voorheffing niet voor schuldverlaging gebruikt wordt nemen wij in feite een
sigaar uit de doos van onze kinderen. We laten ze een even grote
schuld na, maar wij hebben al wel
een deel van hun belastinginkomsten in rook doen opgaan. Bovendien verwachten wij van ze dat ze
onze AOW financieren. In die zin
vormen de AOW-verplichtingen een
impliciete schuld van een omvang
die vergelijkbaar is met de staatsschuld. Daar komt nog bij dat we het
milieukapitaal in zo’n deplorabele
toestand achterlaten dat volgende generaties grote offers zullen moeten
brengen om verdere achteruitgang
tegen te gaan. Het is dus zelfs zonder voorheffing al zeer onwaarschijnlijk dat zij er economisch beter voor
zullen staan dan wij. Toch kan men
natuurlijk, zoals Harthoorn, de overtuiging hebben dat dit wel zo is en
vinden dat de toekomstige generaties wel wat extra lasten kunnen dragen. Maar daarmee ontkent men in
feite dat de hoogte van de staatsschuld een probleem is. De hele
voorheffing is dan overbodig.
Het basisprobleem is dat de schuldquote niet kan blijven groeien wil
het vertrouwen van de beleggers in
de solvabiliteit van Nederland niet teruglopen, met alle gevolgen van-
De huidige overheidsschuld is in belangrijke mate het gevolg van het oppotten van gelden in de pensioen-
De voorheffing
Het idee van een voorheffing op
pensioenen is feitelijk heel simpel.
Momenteel ontvangt de overheid
geen belasting over de afgedragen
pensioenpremies. In de toekomst zal
over de uitgekeerde pensioenen echter wel belasting worden geheven.
Als je die belastingen naar voren
haalt door een voorheffing krijgt de
overheid nu extra inkomsten waardoor het financieringstekort daalt.
Omdat de onevenwichtige bevolkingsopbouw momenteel tot hoge
pensioenbesparingen leidt is de opbrengst van de voorheffing nu extra
groot. Tegenover dit voordeel staat
het nadeel dat een deel van de toekomstige belastingopbrengst wegvalt2. In Harthoorns voorstel betalen
de gepensioneerden gewoon belasting, maar ontvangen ze een compenserende betaling als hun pensioen wordt uitgekeerd. Deze
compensatie is gelijk aan de voorheffing plus de hierdoor gederfde renteinkomsten. Dit maakt duidelijk dat
de voorheffing niet meer is dan een
boekhoudkundige true. De staatsschuld wordt verlaagd doordat de
pensioenfondsen 40% van hun vermogen inleveren bij de staat. Maar tegelijkertijd neemt de staat de verplichting op zich dit bedrag in de
toekomst met rente weer terug te betalen. Expliciete schuld wordt dus
vervangen door impliciete schuld en
de verlaging van de staatsschuld is
puur boekhoudkundig. Dit kan allemaal geen kwaad zolang hieraan
maar niet de conclusie verbonden
wordt dat er iets aan de positie van
‘s rijks financien verandert. Maar dat
doet Harthoorn nu juist wel.
Conclusie
fondsen. Hiermee moet bij de beoordeling van de hoogte van de schuld
natuurlijk rekening gehouden worden. Dit is op zichzelf echter onvoldoende reden voor het afschaffen
van de aftrekbaarheid van pensioenpremies of het invoeren van een
voorheffing op pensioenen . Voor
het eerste kan nog als argument aangevoerd worden dat de overheid nu
verschillende vormen van vermogensvorming verschillend belast.
Voor een voorheffing zoals Harthoorn die voorstelt is geen enkel argument te vinden. Het is zeker geen
oplossing van het schuldprobleem.
Het brengt echter wel grote risico’s
met zich mee. De ogenschijnlijk lagere overheidsschuld kan gemakkelijk
leiden tot minder budgetdiscipline.
In dat geval leidt een voorheffing tot
een toename in plaats van een afname van het schuldprobleem en worden toekomstige generaties met een
grotere last opgezadeld. Harthoorn
lijkt hier bewust op aan te sturen.
Maar dan moet hij eerlijk zijn en niet
pleiten voor zogenaamde sanering
van de overheidsschuld via een voorheffing, maar voor een hoger financieringstekort. Dat heeft hetzelfde effect, maar het is wel vee) minder
omslachtig.
Lex Meijdam
Harrie Verbon
De auteurs zijn universitair decent repectievelijk hoogleraar openbare financien
aan de Katholieke Universiteit Brabant.
Zij danken M.J.M. Verhoeven voor nuttig
commentaar.
1. R. Harthoorn, Sanering staatsschuld
door voorheffing op pensioenen, ESB, 3
april 1991, biz. 355-357.
2. Harthoorn suggereert dat door de voorheffing ook in de toekomst toe te passen
ook dan weer extra belastingopbrengsten
gerealiseerd kunnen worden. Dat is natuurlijk niet zo. De huidige zeer onevenwichtige opbouw van de bevolking is immers slechts tijdelijk. In geval van een stabiele bevolking zal het op termijn niet uitmaken of pensioenpremies of pensioenuitkeringen worden belast.
3. Het afschaffen van aftrekbaarheid van
pensioenpremies in combinatie met het
niet belasten van de pensioenuitkeringen
is vergelijkbaar met een voorheffing. In
dat geval kan er op termijn per saldo een
voordeel voor de overheid ontstaan doordat het tarief waartegen de premie wordt
afgetrokken vaak wat hoger is dan het tarief waartegen de uitkering wordt belast.
Zie A. L. Bovenberg, Overvloed en onbehagen, ESB, 6 februari 1991.