In de discussie over de toekomst van Europa zou het aantal VN-vluchtelingen dat Nederland jaarlijks toelaat aanzienlijk verruimd moeten worden. Nu worden, op voordracht van de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR), jaarlijks gemiddeld 500 vluchtelingen tot ons land toegelaten. Wij stellen voor dat op te hogen naar ten minste 5.000, oplopend tot 25.000. Dit rekenmodel nemen wij over van Jesse Klaver en Kathalijne Buitenweg, die deze cijfers (500, 5.000, 25.000) op vrijdag 9 juni inbrachten bij de onderhandelingen over een nieuw kabinet tussen VVD, CDA, D66 en GroenLinks. Hun voorstel bleek echter een politieke tijdbom, wat op maandag 12 juni leidde tot het definitieve einde van die onderhandelingen.
Het begrip ‘VN-vluchtelingen’ komt uit het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951. In dat verband heeft de wenselijkheid dat vluchtelingen op enig moment terugkeren naar hun herkomstland, zodra dat land weer veilig is, altijd een grote rol gespeeld. Zo’n terugkeer zou dus ook kunnen plaatsvinden nadat vluchtelingen volledig zijn ingeburgerd en werk hebben gevonden in hun gastland. Vluchtelingen kunnen dus voor een kortere of een langere tijd in Nederland verblijven, maar op een zeker moment toch weer vertrekken. Zolang ze in ons land zijn, kunnen ze echter een economische bijdrage leveren, in het bijzonder vanwege de toenemende vergrijzing waarmee Nederland te maken heeft.
Toen wij deze ideeën publiceerden op de opiniepagina van NRC Handelsblad (8 augustus), kwam ons dat op de nodige kritiek te staan, vooral van economen en commentatoren die ervan overtuigd zijn dat vluchtelingen niet uit de voeten kunnen op de Nederlandse arbeidsmarkt en dat daarom de kosten van hun opvang tot een onhoudbaar niveau oplopen.
Een dag na ons stuk (9 augustus) publiceerde NRC Handelsblad echter over een initiatief van Transvorm, het samenwerkingsverband van de Brabantse zorginstellingen, om 200 vluchtelingen te gaan werven. De zorg in Brabant kampt momenteel met 1.100 onvervulbare vacatures. Bij Transvorm is men ervan overtuigd dat vluchtelingen een nuttige bijdrage kunnen leveren: “We hebben ze gewoon nodig. Denk aan mensen die bijvoorbeeld dementerenden gezelschap kunnen houden. Daar missen we handen, mensen die niet per se heel hoog opgeleid hoeven zijn.” Ook over de gebrekkige taalvaardigheid is nagedacht: “Het gaat soms niet alleen om wat je zegt. Soms gaat het veel meer om gevoel. Ik denk aan mijn eigen moeder. Op een gegeven moment herkende ze mij bijvoorbeeld niet meer, maar ze had een hele goede band met een medewerker die niet per se goed Nederlands sprak.” Ook gebeurt er iets met de opleiding van de vluchtelingen. Vier dagen in de week gaan zij aan het werk (eerst stage of werkervaringsplaats, later een betaalde baan), een dag in de week volgen zij een opleiding bij een ROC, in taal en beroepsvaardigheden.
Onheilsprofeten beweren met grote stelligheid dat vluchtelingen uitsluitend tot last zijn van de Nederlandse economie. Het initiatief van Transvorm laat zien dat er in de praktijk wel degelijk mogelijkheden zijn voor een positieve bijdrage, juist ook vanwege de toenemende vergrijzing. Wellicht kijken onze critici te eenzijdig door een beperkte economische bril. Bovendien hebben zij onvoldoende oog voor de politieke kant van het vluchtelingenvraagstuk.
Als we het perspectief verleggen van Nederland naar Europa, blijkt dat daar het tegenovergestelde het geval is. De vluchtelingenproblematiek is een van de meest klemmende vraagstukken waarvoor de Europese Unie momenteel een oplossing zoekt. In het witboek over de toekomst van Europa van de Europese Commissie (EC) is het dan ook een van de hoofdonderwerpen. Het witboek benadrukt dat Europa op dit moment te maken heeft met “de grootste vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog” (EC, 2017). In 2015 kwamen er 1,2 miljoen vluchtelingen naar het grondgebied van de Europese Unie. Maar de vijf scenario’s voor de toekomst van Europa draaien alle niet in de eerste plaats om economische maar om politieke keuzes en argumenten.
De vijf scenario’s
Het eerste scenario (‘op dezelfde voet doorgaan’) kiest voor verdere stappen op weg naar een gemeenschappelijk asielsysteem. Het tweede scenario (‘de interne markt en verder niets’) kent geen uniform beleid voor asiel of migratie. Het derde scenario (‘wie meer wil, doet meer’) is in dit opzicht gelijk aan het eerste. Het vierde scenario (‘minder en efficiënter’) voorziet een systematische samenwerking op het gebied van asielbeleid. En het vijfde scenario (‘veel meer samen doen’) is ten aanzien van vluchtelingenkwesties een herhaling van het vierde scenario.
In vier van de vijf scenario’s speelt het vluchtelingenvraagstuk dus een prominente politieke rol, zonder dat hierbij veel aandacht is voor de economische consequenties. Wat in dit verband het meest opvalt, is de verwijzing in het vierde scenario naar een nog op te richten ‘Europees asielagentschap’. Dat laatste zou de Europese tegenhanger moeten of kunnen worden van de UNHCR, en zou dus een enorme impuls kunnen geven aan de ontwikkeling van een Europees vluchtelingenbeleid.
In Nederland gaat de discussie vooral over de (al dan niet vermeende) economische gevolgen van de komst van vluchtelingen naar ons land, en wat betreft de toekomst van Europa gaat de discussie vooral over de politieke implicaties. Een mooi voorbeeld van hoe beide invalshoeken gecombineerd kunnen worden, is te vinden in het beleid van de nieuwe regering van Canada. De kern van dat beleid werd op 6 juni uiteengezet door Chrystia Freeland, minister van Buitenlandse Zaken, in een indrukwekkende toespraak tot het Canadese parlement.
Freeland ging onder meer in op het belang van multiculturaliteit en diversiteit, zowel voor de samenleving als voor de economie. Zij benadrukte de historische rol van Canada, dat altijd ruimhartig onderdak heeft geboden aan vluchtelingen (“de vervolgden en de vertrapten”), en daar terecht trots op is. In dat verband verwees zij naar de meer dan 40.000 Syrische vluchtelingen die Canada de afgelopen jaren heeft opgevangen.
Freeland sprak weliswaar in het parlement, maar zij richtte zich in feite meer tot de samenleving dan tot de politiek. In Canada lijkt er ook veel meer steun voor de opvang en inburgering van vluchtelingen vanuit de bevolking zelf (de civil society – het legioen van individuele burgers en burgerinitiatieven) dan in ons land. Al gebeurt er ook in Nederland veel meer op dit terrein dan velen beseffen – denk bijvoorbeeld aan Vluchtelingenwerk Nederland, aan het Universitair Asiel Fonds en aan de Stichting Vluchteling.
Het debat over de toekomst van Europa ging op 1 maart jl. van start met de publicatie van het witboek van de Commissie, en zal worden afgerond op 14 en 15 december in Rome op de bijeenkomst van de Europese Raad. Wij hopen dat de komende maanden de woorden van Freeland, en het voorbeeld van Canada, een bron van inspiratie zullen zijn, en dat ook in Europa de overtuiging groeit dat de vluchtelingen ons nodig hebben, maar wij hen ook.
Literatuur
Europese Commissie (2017) Witboek over de toekomst van Europa: beschouwingen en scenario’s voor de EU‑27 tegen 2025. COM(2017)2025. Brussel: Europese Commissie.
Auteurs
Categorieën
1 reactie
Interessante gezichtspunten. Laten we beginnen met de vraag onder ogen te zien of we de vluchtelingen en asielzoekers die al in ons land zijn in meerderheid economisch actief kunnen maken. Dat lijkt me een uitstekende testcase voor het realiteitsgehalte van dit plan.
Ook zou ik enige vraagtekens willen plaatsen bij het realiteitsgehalte van de gedachte dat vluchtelingen nadat het weer veilig is in hun land zullen terugkeren. De praktijk leert in ieder geval dat die terugkeer niet kan worden afgedwongen,
Dat neemt niet weg dat dit verhaal in vergelijkingmet het bekrompen gekruidenier van het huidige en het vorige kabinet verfrissend aandoet.