Ga direct naar de content

Verwachte uitgaven en onzekerheid beïnvloeden pensioenvoorkeuren

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 19 2017

Hoewel de meeste pensioendeelnemers een vaste maandelijkse pensioenuitkering willen ontvangen, is er ook een bepaalde groep deelnemers die een hoog-laagpensioen of een eenmalige uitkering bij pensionering prefereert. Het gaat hierbij vooral om deelnemers die afnemende uitgaven verwachten tijdens hun pensioen of die onzeker zijn over de uiteindelijke pensioenhoogte.

In Nederland keren pensioenfondsen de opgebouwde pensioenrechten standaard uit als annuï­teit – een vast bedrag per maand. Ook kunnen zij de mogelijkheid bieden om de hoogte van de pensioenuitkering binnen een bepaalde bandbreedte te laten variëren gedurende het pensioen. Bij een hoog-laagpensioen krijgen gepensioneerden in de eerste periode van hun pensionering een hoger maandelijks bedrag, gevolgd door een lagere uitkering gedurende de rest van hun pensioen. Het omgekeerde kan ook: een laag-hoogpensioen.

Een partiële eenmalige uitkering bij aanvang van de pensionering, waarbij deelnemers een deel van hun pensioenrechten opnemen in ruil voor een lagere maandelijkse pensioenuitkering, is nu niet mogelijk, maar hier is in het kader van de Nationale Pensioendialoog wel over gesproken (Ministerie SZW, 2015). Hiermee kunnen deelnemers hun pensioen beter laten aansluiten op hun persoonlijke wensen; overigens bieden pensioenfondsen in andere Europese landen dit al aan (EIOPA, 2014).

Vanwege andere benodigde aanpassingen in het pensioenstelsel is het wellicht onverstandig om de keuzevrijheid nu uit te breiden. Dit verhoogt namelijk de complexiteit van de reeds benodigde aanpassingen. Met een vragenlijst onder het CentERpanel hebben we onderzocht of er behoefte is aan meer keuzevrijheid en welke factoren van invloed zijn op voorkeuren voor verschillende uitkeringsvormen (Van der Cruijsen en Jonker, 2016).

HH/Stijn Rademaker

Onderzoek

In november 2015 is een uitgebreide vragenlijst voorgelegd aan leden van het CentERpanel van 25 jaar en ouder. Van de 2463 panelleden die gevraagd zijn om mee te doen, hebben 2082 de vragenlijst volledig ingevuld. Van hen is 84 procent deelnemer aan een pensioenfonds. Daarnaast is infor­matie over economische en psychologische kenmerken van respondenten uit de DNB Household Survey (DHS) benut. Met logit-regressiemodellen is geschat welke factoren van invloed zijn op enerzijds de keuze tussen een vaste maandelijkse pensioenuitkering en het hoog-laagprofiel en anderzijds de keuze tussen een maximale vaste maandelijkse pensioenuitkering of een (al dan niet partiële) eenmalige uitkering.

Nieuw in dit onderzoek is dat er ook is gekeken naar de invloed op pensioenvoorkeuren van de verwachte beste­dingspatronen gedurende de pensionering en de mate van onzekerheid die deelnemers ervaren over de hoogte van hun toekomstige pensioeninkomen. Eerder onderzoek richtte zich op de wenselijkheid van keuzevrijheid bij pensioenen in het algemeen (Koenen, 2014) en op de belangstelling onder pensioendeelnemers voor een eenmalige pensioenuitkering (Arts en Ponds, 2016; ­Willemsen en Kortleve, 2016), waarbij gekeken werd naar de invloed van demografische en psychologische factoren. In lijn met eerdere studies naar pensioenvoorkeuren toont ons onder­zoek dat voorkeuren afhangen van demogra­fische ­kenmerken, risicoaversie, financiële geletterdheid, de ­financiële situatie van het huishouden, gezondheid, het willen ­nalaten van een erfenis en informatievoorziening rondom pensioenen.

Resultaten

Hoewel de meeste deelnemers de voorkeur geven aan een vlak uitkeringspatroon, is er ook belangstelling voor meer flexibele uitkeringsvormen (figuur 1). De meest populaire flexibele vorm is het hoog-laagprofiel (negentien procent), terwijl twaalf procent van de respondenten een eenmalige gedeeltelijke uitkering prefereert. Een op de twintig respon­denten geeft aan het geheel aan opgebouwde pensioenrechten ineens te willen opnemen bij pensionering en af te ­willen zien van een maandelijkse uitkering.

Figuur 1

Pensioenvoorkeur hangt af van verwachte beloop bestedingen

De regressieresultaten laten zien dat verwachte bestedingen een belangrijke rol spelen bij pensioenvoorkeuren ­(tabel 1). Deelnemers aan pensioenregelingen die verwachten dat hun bestedingen voor het gebruik van hun auto zullen ­afnemen tijdens hun pensionering, blijken een zes procent­punt hogere kans te hebben een hoog-laagprofiel te willen dan mensen die verwachten dat hun bestedingen tijdens pensionering gelijk zullen blijven. Ook is de kans dat zij een (al dan niet partiële) eenmalige uitkering ­willen, ­zeven ­procentpunt hoger. Verder blijken deel­nemers die ­gedurende het eerste gedeelte van hun pensioen meer willen reizen dan in het tweede deel ervan, een zeven ­procentpunt ­hogere kans te hebben om een hoog-laag­profiel te willen ontvangen dan mensen die stabiele uitgaven aan reizen verwachten tijdens hun pensionering. Hoewel de meest ­genoemde reden om een hoog-laagpensioen te ­willen ontvangen, een verwachte afname van de uitgaven aan dagelijkse boodschappen is, tonen de regressies geen significant effect.

Tabel 1

Pensioenvoorkeur hangt ook af van hoe zeker men is over de pensioenhoogte

Pensioenvoorkeuren hangen ook af van de mate van zeker­heid die deelnemers ervaren dat hun pensioenfonds in staat zal zijn hun pensioen uit te keren. Van de respondenten heeft 13 procent hier het volste vertrouwen in, 43 procent heeft overwegend vertrouwen, 20 procent is ­neutraal, 14 procent heeft weinig vertrouwen, 4 procent heeft in het geheel geen vertrouwen en 7 procent heeft geen mening. De voorkeur voor een hoog-laagprofiel hangt niet significant af van de mate van zekerheid die deelnemers ­ervaren bij hun pensioen, maar de voorkeur voor een ­eenmalige pensioenuitkering wel. Bij werkende deelnemers is de kans om een (al dan niet partiële) eenmalige uitkering te willen zeven procentpunt hoger als de ervaren mate van ­zekerheid één stap afneemt. Bij gepensioneerden is het ­effect vier procentpunt.

Aanvullende analyses tonen dat bepaalde herstelmaatregelen, zoals het uitblijven van volledige indexatie en het korten van pensioenen, het vertrouwen van deel­nemers in hun pensioenfonds kunnen aantasten. Zo laat het onderzoek zien dat werkende deelnemers die denken dat hun pensioenfonds pensioenen heeft gekort, minder vertrouwen hebben dan andere deelnemers. Het vertrouwen hangt niet af van percepties van het verhogen van de pensioenpremies.

Conclusie

De meeste pensioendeelnemers geven de voorkeur aan een vast maandelijks bedrag als pensioenuitkering, maar er is ook een bepaalde groep deelnemers die een ander pensioenprofiel wil. Voor hen kan keuzevrijheid een uitkomst zijn. Vooral deelnemers die afnemende uitgaven verwachten ­tijdens hun pensionering willen een hoog-laaguitkering. Dit is gemiddeld genomen een realistische verwachting. Kader 1 laat zien dat de bestedingen dalen als gepensioneerden ouder worden.

Kader 1: Bestedingen van gepensioneerden

Wanneer werkenden met pensioen gaan, nemen doorgaans zowel hun inkomsten als hun consumptieve bestedingen vrij abrupt af. Economen waren lange tijd verbaasd over deze bevinding. Die strookt namelijk niet met het zogenoemde levenscyclusconsumptiemodel (Modigliani en Brumberg, 1954), dat voorspelt dat rationele, vooruitkijkende consumenten hun bestedingen gelijkmatig over hun leven verdelen.

Figuur 2 toont voor elke leeftijdsklasse in Nederland de mate waarin de hoogte van de consumptieve bestedingen afwijkt van die van de referentiegroep die bestaat uit mensen die nog net niet met pensioen zijn (de 61- tot 65-jarigen). Gemiddeld genomen, besteden mensen die net met pensioen zijn zes procent minder dan degenen in de referentiegroep. Vanaf het 76e levensjaar nemen de bestedingen met nog eens tien procent af ten opzichte van de referentiegroep.

Figuur 2

In het kort

Ook de aard van de bestedingen verandert naarmate mensen ouder worden, zie figuur 3. De uitgaven in winkels nemen geleidelijk af wanneer mensen de 65 zijn gepasseerd. Wel geven zij vlak na ingang van hun pensioen relatief gezien ongeveer evenveel uit aan horeca en recreatie als mensen die nog net niet aan hun pensioen toe zijn. Pas vanaf 71 jaar dalen deze uitgaven. De uitgaven aan dienstverleners, bijvoorbeeld een schoonmaker of klusjesman, nemen dan juist toe. Dit geldt ook voor uitgaven aan de ziektenkostenverzekering (opgenomen in de categorie ‘overige vaste lasten’). Dit tezamen duidt op afnemende bestedingen van gepensioneerden door verminderde mobiliteit en gezondheid. Opvallend is dat vlak na pensionering de bestedingen aan de eigen auto relatief gezien toe­nemen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat mensen het een goed moment vinden om een auto aan te schaffen, omdat men geen leaseauto meer heeft of omdat men meer tijd heeft om erop uit te trekken. Vanaf 75 jaar nemen bestedingen aan auto’s en het gebruik ervan af.

Figuur 3

Verder blijkt dat mensen die weinig vertrouwen ­hebben dat hun pensioenfonds te allen tijde hun pensioen volledig zal kunnen betalen, relatief vaak de voorkeur geven aan een gedeeltelijke of volledige eenmalige uitkering. Het vertrouwen is lager bij deelnemers die aangeven dat hun pensioenfonds vergaande herstelmaatregelen heeft moeten nemen. Mogelijk willen deze deelnemers hun opgebouwde pensioenrechten veilig stellen door ze op te nemen zodra dat kan. Dit duidt erop dat pensioenvoorkeuren van deelnemers kunnen verschuiven wanneer pensioenfondsen in zwaar weer komen.

Literatuur

Arts, J. en E. Ponds (2016) The need for flexible take-ups of home equity and pension wealth in retirement. Netspar Academic Series, DP 01/2016-005.

Cruijsen, C. van der, en N. Jonker (2016) Pension profile preferences: the influence of trust and expected expenses. DNB Working Paper, 535.

EIOPA (2014) EIOPA’s fact finding report on decumulation phase practices. EIOPA Report, ­BoS-14/193.

Koenen, B.T. (2014) Issuemonitor 2014 Pensioenen. Amsterdam: Veldkamp.

Ministerie SZW (2015) Hoofdlijnen van een toekomstbesteding pensioenstelsel. Kamerbrief, 2015–0000167904.

Modigliani, F. en R.H. Brumberg (1954) Utility analysis and the consumption function: an interpretation of cross section data. In: K.K. Kurihara (red.), Post Keynesian Economics. New Brunswick: Rutgers University Press, 388–436.

Willemsen, M. en N. Kortleve (2016) Eenmalige pensioenuitkering voorziet in behoefte. ESB, 101(4734), 347–349.

Auteurs

Categorieën