Verkeerde zuinigheid
Aute ur(s ):
Jonkhoff, W. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4399, pagina 145, 4 april 2003 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Wat hebben prinses Margarita en George W. Bush gemeen? Beiden dwongen ze premier Balkenende de formatie van zijn tweede kabinet
te onderbreken. Nu de oorlog aan de gang is, gaat het sneller. Op 1 april koppen de kranten dat de beoogde coalitiepartners cda en PvdA
het eens zijn geworden over de zeer krappe financiële kaders van het te formeren kabinet. Hopelijk is de belofte van de PvdA zich ook bij
nieuwe tegenvallers te conformeren aan extra ombuigingen, geen grap. Hoewel we op een stabiel kabinet moeten hopen, geeft de
benadering van de ruimtelijke problematiek in Nederland in ieder geval geen enkele reden tot lachen. Wim Derksen, directeur van het
Ruimtelijk Planbureau, onderscheidde recentelijk tien problemen waarbij een ruimtelijke blik vooralsnog in de formatie en ook op
departementaal niveau node wordt gemist1: de internationale concurrentiepositie, de mainports, de verrommeling van Nederland,
mobiliteit, het Groene Hart, sociale segregatie in de grote steden, water, duurzaamheid, buitenlandse migratie en woonwensen van
burgers. Heel juist. Wanneer leren wij nu eens gróót te denken?. Hoogst eigenaardig is dat Derksen vervolgens opmerkt dat er vanuit de
ministeries te weinig in samenhang en teveel top-down, te normatief en teveel vanuit de maakbare samenleving wordt gedacht. Ten
eerste: hoe verenig je dan meer samenhang met de blijkbaar gewenste bottom-up benadering? Ten tweede: zijn ruimtelijke vraagstukken
niet inherent normatief? Derksen schrijft bijvoorbeeld over de verrommeling van Nederland; in de grond is die term al normatief. Dat is
zeker geen doodzonde. Je ontkomt er niet aan omdat iedereen over de ruimtelijke ordening wel een esthetisch oordeel heeft. Het gaat om
de keuze tussen plichtethiek of doelethiek: laat je de norm afhangen van ad hoc beginselen (de maakbare samenleving) of van
welvaartsmaximalisatie en gedragseffecten2? Meer concreet: alle tien door Derksen benoemde problemen zouden beter af zijn met denken
vanuit comparatieve en schaalvoordelen. Als voorbeeld moge diezelfde verrommeling dienen. De aanname is meestal dat functiemenging
goed is. Dit blijkt echter niet tot gewenste resultaten te leiden. Stad en land kunnen elkaar weliswaar versterken maar alleen door goede
coördinatie. Schaalvoordelen worden niet gerealiseerd omdat het ruimtelijk besluitvormingsniveau te laag ligt. Het ministerie van vrom
mag dan adverteren met de leus ‘Nederland is klein, denk groot’, de Vijfde Nota heeft inmiddels meer waarde voor beleidshistorici dan
voor lokale politici. Hetzelfde geldt voor het plan van de commissie-Geelhoed om de provincies te vervangen door enkele grote
landsdelen. Lokale politici willen niets liever dan bedrijven faciliteren in hun eigen kleine koninkrijk. Lobbyen bij provincie en Rijk heeft
daarbij meestal succes. Landelijke politici leggen vaak weinig prioriteit bij ruimtelijk beleid. Verrommeling volgt. Zo beklagen bijvoorbeeld
de noordelijke provincies zich dat ze teveel een filiaal worden van overig bedrijvig Nederland3. Kpn vertrok, Philips is inmiddels ook weg
uit Groningen. Natuurlijk, de noordelijke economie is veel te klein en ijl voor zulke bedrijven. Daar ligt het noordelijke comparatieve
voordeel niet; er moet dus geen Zuiderzeelijn komen en evenmin zou er met hoge beleidskosten weinig effectief werkgelegenheidsbeleid
moeten worden gevoerd. Het is onbegrijpelijk dat er een Partij voor het Noorden is die ervoor pleit dit gebeidsdeel af te splitsen omdat zo
meer aan de eigen belangen zou kunnen worden gedaan. De Langman-gelden vormen een krachtig bewijs van het tegendeel. Waar wel
een vruchtbare locatie voor economische activiteit ligt, zoals in het Groene Hart, wordt eindeloos gesteggeld over waardeloze stukjes
weiland, zoals bij de a4 Midden-Delfland, of worden peperdure tunnels onder weilanden aangelegd voor de hsl-zuid. Toen evenwel door
een lagere overheid groot werd gedacht, zoals bij het nieuw te bouwen centraal station van Rotterdam, greep toenmalig minister
Netelenbos vakkundig in door niet akkoord te gaan met het al te pompeuze nieuwbouwplan. Dit kleine denken heeft van Nederland een
coniferenhaag gemaakt. Onze steden zijn internationaal bezien randgroepdwergen, onze natuurgebieden ook. In de geest van dergelijke
plichtethiek is de begroting van de beoogde cda-PvdA-coalitie vooral een verkleining van uitgaven. Gelukkig bekijkt het Centraal
Planbureau hoe het zit met de schade van de bezuinigingsplannen van de formerende partijen. Voor het Ruimtelijk Planbureau is dezelfde
taak weggelegd, want ruimte lijkt wederom geen onderwerp van belang in de formatie. Wat minder calvinisme en wat meer economie zou
zeer gewenst zijn. Daarbij dienen evenwel uitkomsten van beleid de norm te zijn. Welke regio kan wat het best? Is die vraag eenmaal
beantwoord dan mogen in investerende zin best de bloemetjes worden buiten gezet indien het verwachte rendement daartoe aanleiding
geeft. Doe maar gek dan doe je al gewoon genoeg.
1 W. Derksen, Ruimtelijke problemen worden vergeten, NRC Handelsblad, 18 februari 2003.
2 Zie bijvoorbeeld P.W. van Wijck, Rechtvaardigheid versus welvaart, ESB, 21 maart 2003, blz. 136-138.
3 Metro van 1 april.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)