Vereenvoudig het inkomensbeleid
Aute ur(s ):
Balkenende, J.P. (auteur)
Fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4357, pagina 323, 26 april 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
De eenvoud in het inkomensbeleid is zoek. Wie kan nog uitrekenen wat het nettoloon is bij een gegeven brutoloon? Wat voor mensen
echt telt, is het besteedbaar inkomen dat resteert nadat gebruik is gemaakt van inkomensafhankelijke regelingen. Ook dit is moeilijk
uit te rekenen.
De overheid tracht via vele instrumenten de koopkrachtplaatjes bij te stellen. De verschillende fiscale heffingskortingen worden gebruikt
om jaarlijks de koopkracht van bepaalde doelgroepen op te poetsen. Daarnaast vormen de vele inkomensafhankelijke regelingen – voor
de kosten van kinderen werden 23 regelingen geteld – onderdeel van departementaal en gemeentelijk inkomensbeleid. Iedere regeling
kent een eigen inkomensbegrip en marginale druk. Ook de jaarlijkse premievaststelling voor de verschillende volks- en
werknemersverzekeringen wordt gebruikt voor inkomenspolitieke doeleinden.
De werking van de arbeidsmarkt aan de onderkant wordt hierdoor verstoord. Voor alleenstaanden loopt de marginale wig in het
huursubsidietraject op met meer dan dertig procent. Een alleenverdiener met een bijstandsuitkering moet minstens 140 procent van het
minimumloon gaan verdienen om er in besteedbaar inkomen op vooruit te gaan. Een laaggekwalificeerde tweede verdiener in een
huishouden heeft nergens een zo hoog nettoloon als in een gesubsidieerde baan. Is het dan verrassend dat het onderste deel van het
loongebouw vanaf het minimumloon praktisch leeg is?
Het CDA stelt daarom een radicale vereenvoudiging van het inkomensbeleid voor. De inkomensonder-steuning wordt daarbij
overgeheveld naar drie nieuwe belastinguitgaven: een huurkorting, een zorgkorting en één kinderkorting. De huurkorting vervangt de
huursubsidie. De zorgkorting waarborgt inkomenssolidariteit in het nieuwe zorgstelsel. De kinderkorting is bedoeld voor de kosten van
kinderopvang. De hoogte van de kortingen hangt niet af van de werkelijke kosten, maar van de forfaitaire huur, zorgpremie en
kinderkosten. Aldus wordt het profijtbeginsel versterkt. De kortingen zijn inkomensafhankelijk en gaan uit van lastenmaximering per
huishouden: zo hoeft de eigen betaling van een huishouden aan huur niet meer dan vijftien procent van het gezamenlijk inkomen te zijn.
Enerzijds neemt de marginale druk daardoor toe. Anderzijds neemt ze af door het verdwijnen van de oude regelingen en het overbodig
worden van veel gemeentelijke inkomensondersteuning. Het inkomensbeleid wordt omgevormd tot een flankerend beleid, dat aangrijpt
bij de lasten die huishoudens dragen, en vervangt de inkomenspolitieke sturing tot achter de komma via bijvoorbeeld
ziekenfondspremies en kinderkortingen.
Dat heeft vele voordelen. Allereerst een forse vereenvoudiging van de huidige regelingen. De bureaucratie bij de uitvoering vermindert.
Het beleid van de één doorkruist niet meer dat van de ander (gemeenten, departementen, sociale fondsen). Inkomenspolitiek komt terecht
waar deze hoort, namelijk in de fiscaliteit. De overheid verstoort niet langer de loonvorming en werking van de arbeidsmarkt. Er is een
vaste verhouding tussen brutoloon en netto besteedbaar inkomen voor werk-nemers en uitkeringsgerechtigden. Werken wordt weer
lonend vanaf het minimumloon. De heffingskortingen bieden namelijk voldoende ondersteuning, met een constante marginale druk.
Een nieuwe lastenverdeling tussen werkgevers en werknemers kan de eenvoud vergroten. De werkgevers nemen volledig de WW- en
WAO-premies voor hun rekening; werk-nemers betalen de zorgpremies voor hun zorgverzekering, net als zij de woonlasten zelf betalen.
De WW- en WAO-premies worden lastendekkend over de conjunctuurcycli heen vastgesteld, zodat het EMU-saldo weer het saldo op
de Rijksbegroting weerspiegelt. In de komende kabinetsperiode leidt dit tot een aanzienlijke lastenverlichting, omdat de premies de
afgelopen jaren veel te hoog zijn vastgesteld met het oog op ditzelfde EMU-saldo. Door deze lastenverlichting wordt arbeid goedkoper.
Stimuleringsmaatregelen voor laag betaalde arbeid, zoals de SPAK en de instroom/doorstroombanen, zijn dan overbodig.
Sluitstuk in het arbeidsmarktbeleid is een uitbreiding van de sociale werkvoorziening voor mensen voor wie vanwege beperkingen
reguliere arbeid geen perspectief bestaat.
Dit vernieuwende inkomensbeleid lijkt complex; niet vanwege de systematiek maar vanwege de vergelijking met de huidige hoeveelheid
complexe regelingen. Regelingen die vreemd in elkaar zitten. Zo kan bijvoorbeeld de partner van een miljonair thans heel goedkoop in het
ziekenfonds verzekerd zijn als hij of zij een kleine deeltijdbaan heeft. Draagkrachtmeting per huishouden verdient evenwel de voorkeur.
Dit maakt het inkomensbeleid robuust en toekomst-bestendig. Betaalbaarheid in de toekomst is verzekerd, mede omdat het aantal
tweeverdieners groeiende is evenals het aandeel ouderen met een hoger aanvullend pensioen.
Om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren én om mensen met de laagste inkomens zekerheid te bieden, moet de overheid zich in
haar inkomensbeleid beperken tot flankerend beleid. Een volgende kabinet kan de fiscale vereenvoudiging gaan voorbereiden.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)