Tweeverdienen in de VS
Aute ur(s ):
Plantenga, J. (auteur)
Economisch Instituut, Universiteit Utrecht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4225, pagina 753, 15 oktober 1999 (datum)
Rubrie k :
Beleid Wereldw ijd
Tre fw oord(e n):
belastingen
Eén van de doelstellingen van de (inmiddels niet meer zo) nieuwe belastingplannen van het kabinet is het aantrekkelijker maken van
betaald werk door een extra heffingskorting voor werkenden in te voeren (arbeidskorting). Gedacht wordt aan een faciliteit die start
bij 50% van het minimumloon en het grootste voordeel kent in het traject van de huidige eerste schijf, zodat vooral laagbetaalden
ervan profiteren. Bij de uiteindelijke vormgeving, zo wordt in het Regeerakkoord tamelijk retorisch opgemerkt, “is de effectiviteit van
dit instrument – in termen van het stimuleren van arbeidsaanbod – een belangrijk beoordelingscriterium”.
Vraag is natuurlijk: arbeidsaanbod van wie? Op welke groepen richt dit instrument zich vooral en zijn er wellicht ook groepen die door dit
instrument ook juist worden ontmoedigd? De ervaringen die in de Verenigde Staten zijn opgedaan met een heffingskorting, leveren in dit
opzicht interessante empirische gegevens op 1. In de Amerikaanse systematiek is het recht op een heffingskorting (ofte wel een ‘earned
income tax credit – EITC) gerelateerd aan het hebben van betaald werk en de aanwezigheid van kinderen. Is er sprake van twee of meer
kinderen dan geldt bij een inkomen tot $ 8.890 een heffingskorting van 40% tot een maximum van $3.556 (de zogeheten phase-in region).
Valt het inkomen tussen de $8.890 en $11.650 dan geldt het maximale bedrag van $3.556 (de flat region), terwijl vanaf $11.650 de
heffingskorting langzaam wordt afgebouwd tegen een percentage van 21,06% (phase-out region). Het recht op EITC vervalt voor
inkomens hoger dan $ 28.495. Door deze vormgeving functioneert de EITC in feite als een minimuminkomensgarantie voor gezinnen met
kinderen. Politiek is de EITC interessant omdat deze vorm van armoedebestrijding is gerelateerd aan het hebben van betaald werk. Een
EITC zou derhalve minder worden geplaagd door allocatieve verstoringen dan traditionele programma’s van armoedebestrijding.
De werkgelegenheidseffecten zijn evenwel niet onomstreden. Immers, naast het substitutie-effect (betaald werk wordt financieel
aantrekkelijker ten opzichte van vrije tijd), is er een inkomenseffect (een deel van de extra welvaart wil men besteden aan vrije tijd). Bij een
laag inkomen (in het ‘eerste traject’), werkt het substitutie-effect nog in het voordeel van het arbeidsaanbod, omdat invoering van de
heffingskorting de prijsverhouding tussen werken en vrije tijd zodanig verandert dat (langer) werken aantrekkelijker wordt. Bij een iets
hoger inkomen dat in het tweede inkomenstraject valt, verandert de prijsverhouding niet en geldt alleen het negatieve inkomenseffect,
terwijl in het derde inkomenstraject het substitutie-effect ook negatief is geworden: het marginale belastingtarief is hier hoger geworden,
zodat zowel het substitutie- als het inkomenseffect werknemers in het ‘phase out’-traject ertoe aanzet om het aantal uren te verminderen.
Bovendien: dit zijn de te verwachten effecten voor een alleenverdiener of een alleenstaande. Maar wat gebeurt er in het geval van twee(of anderhalf)verdieners? Stel de man (getrouwd, twee kinderen) verdient een inkomen van $ 11.650; het gezin bevindt zich derhalve op
de grens van de phase-out region. Stel de vrouw vindt een betaalde baan. Haar bijdrage aan het gezinsinkomen wordt nu zowel
geconfronteerd met een marginaal tarief van 21,06% als gevolg van de afbouw van de heffingskorting, alsook met de gebruikelijke
belasting- en premie-afdrachten. In zo’n situatie loont tweeverdienerschap nauwelijks.
Empirisch onderzoek lijkt de on-emancipatoire effecten van de EITC te bevestigen. De onderzoekers van het NBER vonden dat de
arbeidsmarktparticipatie van mannen door de EITC nauwelijks veranderde; de arbeidsmarktparticipatie van gehuwde vrouwen
daarentegen daalde met één procentpunt, en bij een inkomen in de phase-out region zelfs 5%, terwijl voor werkende vrouwen de
gewerkte uren op jaarbasis met 20% daalden. De onderzoekers concluderen dan ook dat “the EITC is effectively subsidizing married
mothers to stay at home”.
Worden deze effecten ook meegewogen in Nederland? Opvallend genoeg wordt in de discussie rond heffingskortingen en EITC-achtige
varianten eigenlijk nooit gerefereerd aan de effecten voor tweeverdieners. Impliciet lijkt men uit te gaan van de langdurig werkloze die,
door de koppelingen van uitkeringen aan het minimumloon, gevangen zit in een werkloosheids- en armoedeval en daar door middel van
de EITC uitgeholpen moet worden. Een belangrijk verschil met de Amerikaanse praktijk is wel dat in het Nederlandse voorstel de
heffingskorting is geïndividualiseerd. Bovendien is de inkomensdrempel, die in eerste instantie was gelegd op 70% van het
minimumloon, inmiddels verlaagd naar 50%. Dit vooral om meer (kleine) deeltijdwerkers van de arbeidskorting te laten profiteren 2. De
vraag is nu, wat hiervan de gedragseffecten zullen zijn. Enerzijds impliceert de inkomensdrempel dat nog steeds veel vrouwen worden
uitgesloten. Anderzijds zou deze drempel ook als stimulans kunnen werken, in die zin dat vrouwen worden aangemoedigd om tenminste
een inkomen boven 50% van het minimumloon te verdienen. Vanuit emancipatie-oogpunt valt dit natuurlijk toe te juichen. Het is dan
alleen wel zaak dat werknemers ook het wettelijk recht krijgen om hun arbeidsduur – in opwaartse richting – aan te passen..
1 N. Eissa en H. W. Hoynes, The earned income tax credit and the labour supply of married couples , NBER working paper 6856, 1998.
2 J.R. Dierx, Y.K.Grift en J.J.schippers, Emancipatie-effectrapportage verkenning belastingstelsel van de 21 eeuw . Universiteit Utrecht,
1999.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)