Au Couram
Twee-sporenbeleid
nog niet in balans
A. F. VAN ZWEEDEN
Ruim 150 dagen is het kabinet-Van
Agt II aan de slag, maar nog steeds is
van het sociaal-economisch beleid weinig meer zichtbaar geworden dan een
beperkte loonmaatregel. Het werkgelegenheidsplan, dat volgens Den Uyl het
toetsingskader moet worden van het beleid, zal deze maand nog maar in een
eerste prille aanzet worden gepresenteerd. Op korte termijn zal het de versnelde stijging van de werkloosheid moeten zien af te remmen, waarbij vooral
gemikt zal worden op herverdeling van
arbeid. Het jeugdwerkplan dat minister
Den Uyl en staatssecretaris Dales onlangs bespraken met de vakbondsorganisaties van werkende jongeren bleek
vooral neer te komen op opvang, scholing en het creeren van tijdelijke arbeidsplaatsen voor de bijna 200.000
werkloze jongeren onder de 24 jaar.
Vaste, zich zelf betalende banen kon
Den Uyl de teleurgestelde jongeren niet
beloven, want die moeten uit het werkgelegenheidsplan komen en zullen pas
tot stand kunnen komen naarmate er
financieringsmogelijkheden voor gevonden worden. Los van het departement van Sociale Zaken bereidt het
Ministerie van Cultuur, Recreatie en
Maatschappelijk werk een discussienota
voor waarin het plan van minister Van
der Louw voor een soort maatschappelijke dienstplicht voor werkloze jongeren
wordt uitgewerkt. Den Uyl en Dales
hebben de jongerenorganisaties verzekerd dat er van een verplichting geen
sprake zal zijn.
Het heeft er alle schijn van dat twee
ministeries bezig zijn elk hun eigen oplossing voor het vraagstuk van dejeugdwerkloosheid te bedenken. Over het algemeen krijg ik trouwens de indruk dat
er binnen het kabinet en de regeringsfracties langs verschillende lijnen wordt
gedacht. Bij de opstelling van de Voorjaarsnota die tegen 1 maart aan het parlement moet worden voorgelegd, zal een
nieuwe bezuinigingsronde in de orde van
grootte van f. 3 of 4 mrd. onvermijdelijk
blijken. Den Uyl heeft bij de behandeling
van de begroting van zijn departement
toch sterk de indruk gewekt dat er wat
hem betreft niet zoveel meer extra te
ESB 17-2-1982
snoeien valt. ,,Bij een ombuiging van
f. 4 a 5 mrd. (zoals die voorzien is in het
programma voor dit jaar) moet men zeer
op zijn hoede zijn voor tegendraadse
effecten”, zo waarschuwde hij de Kamer.
Ombuigingen mogen, zo zei hij, geen
doel op zich zelf zijn en een versnelde
vermindering van het. financieringstekort, dat eind 1981 tot 8,3% blijkt te
zijn opgelopen, kan een gevaarlijke spiraalbeweging veroorzaken.
Den Uyl zou met de besnoeiingen in
zijn sector voorlopig niet veel verder
willen gaan dan de besparing die hij met
zijn omstreden ingreep in de Ziektewetuitkeringen wil bereiken.
Den Uyl en Dales zijn veel geprezen
om hun moed. Zij durfden toch een confrontatie met de vakbeweging aan door
in een adviesaanvraag aan de SER een
eerste onderdeel van de door ambtenaren uitgewerkte heroverweging van
sociale voorzieningen in discussie te
brengen. Inmiddels heeft die discussie
de properties aangenomen van een massale vakbondsactie, zelfs van het CNV,
die zich vooral richt tegen het nietig verklaren van sinds lang verworven caorechten.
Een werkelijke dialoog met de sociale
partners over maatregelen die het stelsel
van de sociale zekerheid in stand moeten houden, blijkt onmogelijk te zijn.
De vakbeweging grijpt de dreigende verlaging van de Ziektewet-uitkeringen aan
als een strijdpunt waarmee zij zich
tegenover haar inkrimpend ledental
weer als een strijdbare belangenorganisatie kan profileren. Den Uyl heeft de
vakbeweging deze kans niet willen onthouden toen hij besloot de doorbetaling
van 100% netto loon bij ziekte maar
een keer nietig te verklaren. Binnen de
beschikbare loonruimte van 6% kunnen
de vakbonden immers opnieuw proberen aanvullende uitkeringen in onderhandelingen met werkgevers af te dwingen. Zij hebben dan de keus tussen
zekerstelling van inkomen voor actieve
werknemers die ziek kunnen worden, en
het beschikbaar stellen van loonruimte
voor maatregelen waarmee de werkgelegenheid kan worden gediend. Als
middel om de vakbeweging tot bepaalde
keuzen te dwingen, is de-ingreep van
Den Uyl verdedigbaar. Door vermindering van het ziekteverzuim via verlaging
van het ziekengeld aan de orde te stellen
als enig alternatief voor ontkoppeling
van lonen en uitkeringen wordt de vakbeweging immers geconfronteerd met
haar eigen prioriteiten.
De werkgevers leggen zich om dezelfdede reden neer bij de voorgestelde
maatregelen, al vinden zij wel dat er te
weinig verlichting van de werkgeverslasten wordt geboden. Door de werkgevers te noodzaken de eerste vijf dagen
ziekte voor eigen rekening te nemen
zonder afwentelingsmogelijkheden op
de collectieve sector, willen Den Uyl en
Dales ook hen verantwoordelijk stellen
voor vermindering van het ziekteverzuim. Aangezien consensus over het
totale sociale beleid ontbreekt, moet de
politick dergelijke keuzen dwingend opleggen. Merkwaardig genoeg kwam de
SER wel met een nagenoeg unaniem ontwerpadvies over het economisch structuurbeleid. Als het erom gaat de industriele basis van de economic te versterken, blijken werkgevers en werknemers het eens te kunnen worden. Dan
blijkt pragmatisme het te winnen van
politieke uitgangspunten.
Of er werkelijk van eenstemmigheid
sprake is, kan worden betwijfeld, omdat
de vertegenwoordigers van de werknemers in de SER-commissie, die zich
over de aanbevelingen van de commissieWagner voor het industriebeleid heeft
gebogen, toch afstand nemen van een
macro-economisch beleid dat al te drastisch de consumptieve bestedingen wil
beperken. Wel heerst er eenstemmigheid
over vermindering van arbeidskosten en
ombuigingen in de collectieve sector.
Het blijkt, hoe dan ook, niet helemaal
uitgesloten te zijn een sociaal-economisch herstelbeleid van de grond te krijgen dat op medewerking van de sociale
partners kan rekenen. Het twee-sporenbeleid dat het kabinet-Van Agt II wil
voeren — herstel van de marktsector en
herverdeling van arbeid — sluit aan op
eenstemmige adviezen van de SER over
het sociaal-economisch beleid op middellange termijn en het jongste advies
over het economisch structuurbeleid.
Waar deze min of meer abstracte unanimiteit met de harde werkelijkheid in
aanraking komt, worden tegenstellingen
zichtbaar die hun oorzaak vinden in een
uiteenlopende waardering van de accenten die op een van beide sporen wordt
gelegd. De werkgevers verzetten zich
tegen een te zware nadruk op herverdeling van arbeid, de werknemers tegen
te veel matigen en bezuinigen om de
marktsector meer ruimte te geven.
ik heb nog niet de indruk dat het kabinet
en de sociale partners al het juiste evenwicht hebben gevonden.
A. F. van Zweeden
175