Toekomst voor de economische theorie
Aute ur(s ):
Herings, P.J. (auteur)
De auteur is werkzaam aan de faculteit der economische wetenschappen en b edrijfskunde van de Universiteit Maastricht.
P.Herings@algec.unimaas.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4422, pagina 618, 19 december 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
financiering
De economische theorie is volop in beweging, met name op de terreinen van begrensde rationaliteit, toegepaste theorie en de verdere
inzet van numerieke methoden en technieken.
De economische theorie legt de basis voor de economische wetenschap. Ze heeft de vorige eeuw een enorme ontwikkeling doorgemaakt
met als hoogtepunt de totstandkoming van het Arrow-Debreu model, waarin de ideeën van de negentiende-eeuwse econoom Walras
werden geformaliseerd. De formulering van dit model maakte het mogelijk algemeen geldende resultaten af te leiden voor wat betreft het
bestaan van evenwicht, Pareto-optimaliteit van een evenwicht en de mogelijkheid iedere Pareto-optimale allocatie op decentrale wijze te
implementeren.
Ofschoon de bijdragen van de economische theorie tot dusver niet gering zijn geweest, zijn er nog volop openstaande vraagstukken die
om een nadere uitwerking vragen. Wetenschappers die op dit vakgebied werkzaam zijn mogen daarom hoopvol – en wellicht met enig
ongeduld – uitzien naar de toekomst.
Drie ontwikkelingen
De komende tien tot twintig jaar zal veel onderzoek binnen de economische theorie onder drie brede noemers te vangen zijn, te weten
begrensde rationaliteit, toegepaste theorie en de verdere inzet van numerieke methoden en technieken.
Begrensde rationaliteit
Ten eerste zal het uitgangspunt van onbegrensde rationaliteit verder onder druk komen te staan. Het gewenste alternatief is een goed
uitgewerkt en breed toepasbaar model van begrensde rationaliteit. Ofschoon er de afgelopen jaren reeds veel werk verzet is – denk hierbij
aan evolutionaire modellen, modellen van leergedrag, of het expliciet modelleren van afwijkingen van rationeel gedrag op basis van de
experimentele economie en de psychologische literatuur – is er nog lang geen sprake van een geloofwaardig alternatief voor de standaard
aanname van onbegrensde rationaliteit van economische agenten.
Een tweede ontwikkeling is de verdere toename van het toepassen van het in de afgelopen jaren in de economische theorie ontwikkelde
gereedschap. Economen zullen verder gaan dan voorheen in het begrijpen en ontwikkelen van instituties als antwoord op het bestaan
van marktimperfecties. De hieruit voortvloeiende impuls aan het mededingingsbeleid in de jaren negentig van de vorige eeuw is evident.
Ten derde zal ook in de economische theorie meer en meer gebruik worden gemaakt van numerieke methoden en technieken ter
ondersteuning van de analyse. Een soortgelijke ontwikkeling heeft eerder plaatsgevonden in de natuurkunde en lijkt ook binnen de
economische wetenschap onvermijdelijk. Modelspecificaties gebaseerd op analytische traceerbaarheid in plaats van empirische realiteit
zullen in steeds mindere mate acceptabel worden geacht. Voeg daarbij de explosief toegenomen rekenkracht van moderne computers en
de hier beschreven ontwikkeling is een feit.
Het VICI-programma
Het is ondoenlijk om de bovenbeschreven drie ontwikkelingen in detail uit te werken binnen de volle breedte van de economische
theorie. Ik zal daarom voor het vervolg volstaan met een beschrijving van mijn eigen onderzoeksprogramma, waar deze drie lijnen
duidelijk terug te vinden zijn.
Het doel van het VICI-programma is het ontwikkelen van algemeen toepasbare modellen ter bestudering van economische problemen.
Verder wil het gebruik maken van deze modellen om de robuustheid van een aantal hoofdresultaten uit de micro-economie, de macroeconomie en de financiering, veelal afgeleid onder zeer specifieke en ad hoc aannames, te toetsen.
Om deze doelstelling te bereiken, onderscheidt het programma drie deelprogramma’s. Allereerst het verder ontwikkelen van de algemeen
evenwichtstheorie en de speltheorie, met speciale aandacht voor uitbreidingen die relevant zijn voor toepassingen in de micro-economie,
de macro-economie en de financiering. Ten tweede de ontwikkeling van numerieke methoden en technieken om de ontwikkelde theorieën
te kunnen analyseren. Ten slotte het inschatten van de robuustheid van een aantal hoofdresultaten uit de micro-economie, de macroeconomie en de financiering.
Het onderzoek
De algemeen evenwichtstheorie en de speltheorie zorgen voor een stevig fundament onder het bouwwerk van de economische
wetenschap. Beide theorieën leveren algemeen toepasbare en consistente raamwerken ten behoeve van de economische analyse. De
algemeen evenwichtstheorie is consistent in die zin dat ze het economisch systeem als geheel beschrijft. De algemeen evenwichtstheorie
houdt rekening met alle onderlinge afhankelijkheden zoals die tussen alle mogelijke markten bestaan.
De speltheorie is consistent in de zin dat ze rekening houdt met alle onderlinge afhankelijkheden zoals die bestaan in een situatie met
meerdere beslissingsnemers. Wanneer een beslissingsnemer probeert een optimale beslissing te maken, volstaat het niet zo’n beslissing
te nemen zonder rekening te houden met het gedrag van de andere beslissingsnemers, maar is het cruciaal om er rekening mee te houden
dat andere beslissingsnemers ook zullen streven naar optimale beslissingen. Zowel de algemeen evenwichtstheorie als de speltheorie zijn
zeer algemeen en als gevolg ook zeer abstract.
Nieuw gereedschap
Veel economisch onderzoek is ver van de zojuist beschreven fundamenten verwijderd geraakt en komt tot resultaten op basis van zeer
specifieke aannamen. Recente ontwikkelingen in de algemeen evenwichtstheorie en de speltheorie maken het mogelijk om deze resultaten
opnieuw te bekijken vanuit een meer gedegen perspectief. Ofschoon het maken van een groot aantal vereenvoudigende aannamen heeft
geleid tot tal van inzichten, elegante oplossingen en duidelijke voorspellingen, kan en mag de economische wetenschap daar niet
tevreden mee zijn.
Dergelijke inzichten en voorspellingen hebben slechts dan waarde als ze robuust zijn tegen afwijkingen van de vereenvoudigende
aannamen. Het is daarom van belang deze inzichten te bezien in het licht van nieuw gereedschap afkomstig uit de algemeen
evenwichtstheorie en de speltheorie en om de robuustheid van een aantal hoofdresultaten uit de economische wetenschap te toetsen. In
veel gevallen zal dit niet kunnen zonder gebruik te maken van numerieke methoden.
Het CAPM-model
Twee artikelen van Herings en Kubler illustreren deze onderzoeksstrategie1.. Belangrijke resultaten en inzichten in de
financieringstheorie worden ontleend aan het Capital Asset Pricing Model (CAPM). De kracht van het CAPM is dat het een eenvoudige
maatstaf voor risico levert, te weten “beta”, de mate waarin een vermogenstitel gecorreleerd is met de markt als totaal, de
marktportefeuille. Het CAPM is van grote invloed op de manier waarop investeerders in de praktijk nadenken over de afweging tussen
rendement en risico.
De resultaten van het CAPM kunnen slechts dan worden afgeleid als men bereid is restrictieve aannamen te maken voor wat betreft de
preferenties van investeerders, dat wil zeggen hun houding ten aanzien van risico en de stochastiek waaraan uitbetalingen van financiële
vermogenstitels onderhevig zijn. Preferenties van investeerders worden geacht alleen af te hangen van de te verwachten uitbetalingen
en de variantie daarin.
Dit heeft een aantal ongewenste implicaties. Eén ervan is dat benedenwaartse risico’s onvoldoende worden meegewogen. Een andere
mogelijkheid om het CAPM af te leiden is te veronderstellen dat de uitbetalingen van alle financiële vermogenstitels normaal verdeeld
zijn. Ook deze aanname valt op basis van tal van empirische studies eenvoudig te verwerpen. Het leidt daarom geen twijfel dat aan de
CAPM-aannamen in de praktijk niet voldaan is.
Het onderzoeksprogramma “Assessing the robustness of key results in economics” werd het afgelopen jaar door de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) beloond met een vici-beurs van 1.250.000 euro. De vicibeurs stelt schrijver dezes en een team van drie recent gepromoveerde onderzoekers, te weten László Kóczy, Arkadi
Predtetchinskii en Markus Walzl, in staat de komende vijf jaar aan de Universiteit Maastricht te werken aan de uitvoering van
het onderzoeksprogramma. Daarnaast sluit ook het onderzoek aan de Universiteit Maastricht van veni-beurs winnaar Ronald
Peeters naadloos bij het vici-programma aan.
Restrictieve aannames
Hoe restrictief de CAPM-assumpties zijn, wordt duidelijk zichtbaar zodra het model beschouwd wordt als speciaal geval van de klasse
van modellen die bekend staat als de financiële algemeen evenwichtsmodellen met onvolledige markten2 Herings en Kubler presenteren
een nadere analyse van deze klasse van modellen. Preferenties van investeerders en de stochastiek waaraan uitbetalingen van financiële
vermogenstitels onderhevig zijn, kunnen vrijwel willekeurig zijn. Daarnaast ontwerpen ze een algoritme waarmee het mogelijk is elk model
binnen de algemene klasse te analyseren.
Ten slotte gaan zij met behulp van het algoritme na of de voorspellingen van het CAPM robuust zijn. Dit wordt bereikt door voor een
veelvoud aan specificaties van preferenties en stochastische uitbetalingsprocessen de modeluitkomsten te berekenen. Het verrassende
resultaat is dat, alhoewel de CAPM-voorspellingen niet exact opgaan, ze wel een uitzonderlijk goede benadering zijn. Het CAPM is met
andere woorden een robuust model.
Het is niet moeilijk de drie deelprogramma’s te herkennen in bovenstaande aanpak. Het VICI-programma schetst hoe deze aanpak kan
worden uitgebreid.
Theorieontwikkeling
Het algemeen evenwichtsmodel met onvolledige markten heeft het potentieel om als overkoepelende theorie te dienen voor de microeconomie, de macro-economie en de financiering. De theorie van onvolledige markten modelleert intertemporele handel op markten, die
onderhevig is aan onzekerheid. De onvolledigheid van markten refereert aan het feit dat het niet voor alle huishoudens en bedrijven
mogelijk is om op alle denkbare markten actief te zijn. Dit komt doordat tal van markten ontbreken, in het bijzonder markten voor goederen
die pas in de toekomst beschikbaar komen. Een belangrijk voorbeeld is het ontbreken van markten voor in de toekomst aangeboden
arbeid. De onvolledigheid van markten impliceert onder andere dat een volledige verzekering tegen toekomstige gebeurtenissen
onmogelijk is. Het leidt er ook toe dat zelfs bij aanwezigheid van volledige mededinging de markt niet langer tot efficiënte uitkomsten
leidt.
Onvolledige markten
Twee belangrijke redenen voor de onvolledigheid van markten zijn de aanwezigheid van begrensde rationaliteit en asymmetrische
informatie. Begrensde rationaliteit van economische agenten maakt het moeilijk voor hen de toekomst te overzien. Zij zijn daardoor
slechts in beperkte mate bereid verplichtingen voor de toekomst aan te gaan. Asymmetrische informatie kan handel ernstig beperken of
onmogelijk maken. Het ontbreken van markten voor de factor arbeid in de toekomst valt voor een belangrijk deel hieruit te verklaren. Tot
nu toe wordt de aanwezigheid van begrensde rationaliteit en asymmetrische informatie vaak genoemd als reden voor onvolledigheid van
markten, maar niet expliciet gemodelleerd. Een belangrijk onderdeel van deelprogramma I betreft daarom deze expliciete modellering.
Twee andere belangrijke problemen in de algemeen evenwichtstheorie zijn het modelleren van monetaire instituties en de aanname dat
markten altijd ruimen door een vlekkeloze werking van het prijsmechanisme. In algemeen evenwichtsmodellen met een volledig stelsel
van markten is op beide terreinen recent aanzienlijke vooruitgang geboekt. Een uitbreiding naar modellen met onvolledige markten ligt
daarom voor de hand.
Homotopie-algoritmen
Het is reeds opgemerkt dat in een wereld met onvolledige markten volledige mededinging niet tot efficiëntie uitkomsten leidt. Mocht het
echter zo zijn dat de mate van inefficiëntie beperkt is, of dat het in praktische zin onmogelijk is om efficiëntie verhogende maatregelen te
implementeren, dan is er in essentie wel sprake van efficiëntie. Rekenalgoritmes schieten hierbij te hulp. Ze kunnen helpen om te
identificeren welke bronnen voor inefficiëntie belangrijk zijn en welke niet en ze geven kwantitatief inzicht in de mate van inefficiëntie3
Zogenaamde homotopie-algoritmen zijn in het verleden zeer nuttig gebleken bij de analyse van het Arrow-Debreu model. Ze zijn niet
zonder meer bruikbaar voor modellen met onvolledige markten. Enkele recente innovaties in de homotopie-aanpak hebben echter geleid
tot algoritmen die wel hiervoor geschikt zijn. Hiermee zijn homotopie-algoritmen de enige die effectief gebleken zijn voor modellen met
onvolledige markten. Uitbreidingen van onvolledige marktmodellen met begrensde rationaliteit, asymmetrische informatie, monetaire
instituties of prijsstarheden leiden tot numerieke problemen. Deze hebben enerzijds te maken de numerieke complexiteit van individuele
vergelijkingen in de modellen en anderzijds met het aantal vergelijkingen. Door gebruik te maken van de speciale structuur die specifieke
modellen hebben, blijkt het vaak mogelijk deze numerieke problemen te lijf te gaan.
Robuustheid van economische inzichten
Een verdere ontwikkeling van de theorieën zoals beschreven in deelprogramma I alsmede de homotopie-algoritmen zoals beschreven in
deelprogramma II, leidt tot vele toepassingsmogelijkheden. Het opent ook de weg voor het onderzoeken van de robuustheid van een
aantal belangrijke economische inzichten, conform het eerder beschreven voorbeeld van het CAPM.
Deelprogramma III schetst een aantal belangrijke inzichten op het gebied van mededingingsbeleid, de financieringstheorie en monetair
beleid. Een belangrijk idee dat in vele vormen voorkomt binnen het mededingingsbeleid is dat informatieasymmetrie vermeden dient te
worden om te komen tot een stelsel van goed functionerende markten. Naast het capm is ook het Black-Scholes model van grote invloed
in de financieringstheorie. Het neoklassieke standpunt is dat alleen onverwachte veranderingen in de aangeboden geldhoeveelheid reële
effecten kunnen hebben. Deze uiteenlopende inzichten hebben gemeenschappelijk dat ze opgaan nadat een groot aantal zeer restrictieve
assumpties gemaakt wordt op de in deelprogramma I bestudeerde modellen. Hoe goed deze inzichten het doen als niet langer aan de
beperkende aannamen voldaan is, is de vraag die het VICI-programma tracht te beantwoorden.
Conclusie
De economische theorie is een boeiend vakgebied dat volop in beweging is. De komende decennia zullen gekenmerkt worden door een
groot aantal bijdragen waarin getracht wordt een theorie van begrensde rationaliteit te ontwikkelen en toe te passen. Het gereedschap
zoals in de afgelopen jaren ontwikkeld binnen de economische theorie zal in toenemende mate gebruikt worden om economische
instituties te begrijpen en te ontwikkelen als antwoord op marktimperfecties. Steeds vaker zal daarbij gebruik worden gemaakt van
numerieke methoden en technieken ter complementering van de analyse.
Jean-Jacques Herings
1 P.J.J. Herings en F. Kubler, Computing equilibria in finance economies, Mathematics of Operations Research, jrg. 27, 2002, blz. 637-646;
P.J.J. Herings en F. Kubler, Approximate CAPM when preferences are CRRA, METEOR Research Memorandum 03/40, Universiteit
Maastricht, 2003, blz. 1-22.
2 Dat het CAPM hier inderdaad een speciaal geval van is, volgt uit J. Geanakoplos en M. Shubik, The Capital Asset Pricing Model as a
general equilibrium with incomplete markets , The Geneva Papers on risk and insurance , jrg. 15, 1990, blz. 55-72.
3 Voor een verdere onderbouwing van het gebruik van numerieke methoden in de economie, zie K. Judd, Numerical methods in
economics, MIT Press, Cambridge, 1998.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)