Ga direct naar de content

In hemelsnaam

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 19 2003

In hemelsnaam
Aute ur(s ):
Klamer, Arjo (auteur)
De auteur is cultureel econoom en is verb onden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. www.Klamer.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4422, pagina 611, 19 december 2003 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Het kerstfeest heet vrolijk te zijn. De redactie van esb besloot eens uit te pakken en feest te vieren met een aantal economen die
recentelijk een prijs gewonnen hebben. Vooral de twee Spinoza-premies rechtvaardigen het poppen van de champagneflessen. Vergeet
die Nobelprijs maar. In dit land weegt een Spinoza-premie minstens even zwaar.
U kunt lezen wat de prijswinnaars te melden hebben. Hun bijdragen doen dit economenhart sneller kloppen. Zowel Lans Bovenberg als
Jan Luiten van Zanden stellen interessante vragen en weten er weg mee. Krijgt Van Zanden gelijk met zijn onderzoek, dan zullen u en ik
onze vooringenomen ideeën over een industriële revolutie stevig moeten herzien en daarmee wellicht de bestaande theorieën over
economische groei. Die industriële revolutie blijft de economisch-historici bezig houden en dat is terecht, zo blijkt maar weer eens. Wie
durft nog te beweren dat economische geschiedenis geen belangrijke discipline is?
Lans Bovenberg dwingt me serieus na te denken over de levensloop en al het economische dat daarin meespeelt. Het pensioen is nu niet
een onderwerp waar ik vroeger veel over nadacht, maar nu we allemaal langer leven en minder kinderen krijgen, wordt de toekomst
spannend. Ik begrijp misschien onvoldoende hoe vernieuwend de economische analyse is, maar ik word met de dag geruster dat iemand
als Bovenberg zich met deze problematiek bezighoudt. Mijn felicitaties aan hem en Van Zanden. Ze bewijzen de economische
wetenschap een grote dienst met hun prijswinnend werk.
Lees ik verder en neem ik de andere bijdragen in me op, dan bekruipen mij evenwel de twijfels. Niet dat al het onderzoek dat hier
gepresenteerd wordt, zonder verdienste is. Nee, het is ongetwijfeld belangrijk om de grenzen te verleggen ten aanzien van de rationaliteit
van onze subjecten. Experimenteel onderzoek levert intrigerende resultaten op. Onze wetenschap gaat uiteindelijk over het maximaliseren
van het geluk dus is het goed ons af te vragen hoe het zit met dat geluk. Ik kan me zelfs voorstellen dat het belangrijk is om te werken aan
een methodiek voor de beoordeling van onderzoek. Maar waar zijn we in hemelsnaam toch mee bezig?
Ik weet het, de economische wetenschap is voor een belangrijk deel instrumenteel. Het doel is onder meer aan te geven hoe te veilen,
risico te spreiden, groei te stimuleren. Maar het intellect wil meer. Een wetenschap die er echt toe doet, bijvoorbeeld. Met weemoed denk
ik terug aan mijn studententijd, toen Marxisten streden met vulgaire economen, die op hun beurt verdeeld waren in de kampen van
Keynesianen, post-Keynesianen, institutionalisten en monetaristen. Veel stond op het spel, het lot van de wereld bijvoorbeeld. Stel dat
Joan Robinson gelijk had? Of Ernest Mandel? Die theorieën van Friedman, die konden natuurlijk helemaal niet. Ik geef onmiddellijk toe
dat de financiële wereld niet gebaat was bij deze debatten en ook het veilingwezen werd er niet door bediend. Maar wat was het allemaal
spannend.
Met spijt lees ik Arthur Hermans meeslepende beschrijving van het intellectuele klimaat in Schotland in de tijd van Adam Smith1 Toen
deed het intellectuele debat er tenminste toe. Die mensen waren bezig een nieuwe wereld te vatten. Wat een energie. Wat een intensiteit.
Wat een verbeelding ook. Waarom nu zo weinig daarvan? Diezelfde intensiteit van een intellectueel debat dat er toe doet, lees ik in
Skidelski’s meesterlijke biografie van John Maynard Keynes. Net als Smith en de zijnen, probeerden Keynes en de zijnen een nieuwe
betekenis te geven aan hun wereld. Daarvoor hadden ze nieuwe economische concepten nodig in een nieuw analytisch raamwerk. En
daarvoor werd stevig geknokt.
Ik betwijfel dat historici van het economisch denken iets meer kunnen maken van het economisch denken in onze tijd – iets spannends,
iets meeslepends. Ook Van Zanden en Bovenberg leveren te weinig materiaal daarvoor, vrees ik. Dat is toch merkwaardig, want de
vragen die op ons afkomen zijn levensgroot. Net als ten tijde van Adam Smith, Keynes en het debat tussen de Marxisten en de vulgaire
economen, is de verwarring groot. Wat is de nieuwe wereldorde? Wat zijn de consequenties van de globalisering?Waarom kunnen we
ons een welvaartstaat niet meer veroorloven terwijl we nog nooit zo rijk zijn geweest als nu? Waarom blijft het er in zulke grote delen van
de wereld zo belabberd aan toe gaan? Wat gebeurt er als de Chinezen massaal in een auto kruipen? Hoe gaat de nieuwe economie er uit
zien? Hebben natiestaten nog wel bestaansrecht en is dat grote Europa wel zo’n goed idee? Hoe belangrijk zijn culturele factoren?
Waarom is de markt zaligmakend, dan wel een noodzakelijk kwaad? Hoe bepalend is de derde sfeer wel niet? Enzovoort, enzovoort.
Wat zou dit toch een intellectueel spannende tijd kunnen en moeten zijn. Gelukkig dat het nu kerst is. Straks is het Nieuwjaar en tijd voor
goede voornemens.

1 A. Herman, How the Scots invented the modern world , Crown Publishers, New York, 2001.

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur

Categorieën