Suriname – tienjaar
onafhankelij kheid
DR. H.E. CHIN*
Op 25 September a.s. is het tien jaar geleden dat Suriname een onafhankelijke staat werd. Bij die
gelegenheid zegde Nederland aan Suriname een hoog bedrag aan ontwikkelingshulp toe om het land
in staat te stellen na verloop van tijd ook economisch op eigen benen te staan. Met name de
exploitatie van de aanwezige bauxietvoorraden speelde een centrale rol in de ontwikkelingsplannen
van Suriname. Het daartoe geentameerde West-Surinameproject Hep evenwel op een grote
mislukking uit. Toen na 1982 ook de Nederlandse ontwikkelingshulp aan Suriname werd stopgezet, is
de Surinaamse economie steeds meer in de versukkeling geraakt. In dit artikel beschrijft de auteur
hoe het Suriname in zijn tienjarig bestaan als onafhankelijke staat in economisch opzicht is vergaan.
Inleiding
Tien jaar geleden is Suriname staatkundig onafhankelijk geworden. Mede op aandrang van Nederland, dat een fors bedrag
aan ontwikkelingshulp in het vooruitzicht stelde, zijn in 1974 de
onderhandelingen begonnen die geleid hebben tot de onafhankelijkheid van Suriname op 25 September 1975. De snelle voortgang van deze onderhandelingen werd nog ruimschoots overtroffen door het ijltempo waarin door Surinaamse en Nederlandse deskundigen een zogenaamd Meerjaren Ontwikkelings
Plan voor een periode van 10 jaar na de onafhankelijkheid werd
opgesteld. Overeengekomen werd dat Nederland een bedrag van
f.3,5 mrd. ter beschikking zou stellen in hoofdzaak bestemd
voor de medefinanciering van dit gigantische ontwikkelingsplan, waarvan de kosten werden geraamd op ongeveer 4,5 mrd.
Surinaamse guldens 1) voor een bevolking van slechts 400.000
personen.
Hoewel Nederland sedert het eind van de jaren^eertig in toenemende mate economische hulp aan Suriname had verleend —
aanvankelijk door het beschikbaar stellen van een welvaartsfonds en daarna door het financieren van achtereenvolgens een
tienjarenplan en twee vijfjarenplannen – was Suriname aan de
vooravond van de onafhankelijkheid niet in staat op eigen
kracht een voortgaande economische groei te realiseren. De
bauxietwinnig en het verwerken van het erts tot aluinaarde en
aluminium, de dominerende economische activiteiten, hadden
hun hoogtepunt reeds bereikt en de bijdrage van deze activiteiten
aan het nationaal produkt vertoonde een relatieve dating. Met de
ontwikkelingshulp waren wel de agrarische produktie, in het bijzonder de produktie van rijst, palmolie en bananen, en de houtproduktie toegenomen. De belangrijkste doelstellingen – een
hoge economische groei ten einde de rijke gei’ndustrialiseerde
landen in te halen, het terugdringen van de grote structurele
werkloosheid en de diversificatie van de economische activiteiten – waren echter bij lange na niet gehaald.
,,multi-purpose”-project was de bauxietvoorraden in het Bakhuisgebergte te winnen, het erts via een spoorweg naar Apoera te
transporteren en het daar in eerste instantie te verwerken tot
aluinaarde om hiervan in een later stadium met behulp van
hydro-elektrische energie, die zou worden opgewekt in de Kabalebo – een zijtak van de Corantijnrivier – , aluminium te produceren. Daarnaast zouden in West-Suriname grote arealen
worden ontsloten ten behoeve van de agrarische produktie en de
bosbouw, terwijl ook hoge verwachtingen werden gekoesterd
met betrekking tot het entameren van industriele produktie.
Plannen voor de exploitatie van de bauxietvoorraden in WestSuriname dateerden reeds vanaf het eind van de jaren zestig. In
die periode toonden verschillende multinationale bauxietondernemingen belangstelling voor de winning van deze voorraden.
Na jarenlange onderhandelingen met verschillende ondernemingen werd door het tweede kabinet-Pengel in 1968 een richtlijnenovereenkomst gesloten met een consortium bestaande uit Billiton, ALCOA, Pechiney en ORMET betreffende de winning van
de bauxietvoorraden in West-Suriname en een eventuele verwerking van een deel van deze bauxiet tot aluinaarde. Daarbij werd
aangenomen dat de benodigde infrastructuur met ontwikkelingshulp van Nederland zou worden gefinancierd.
Tot verwondering van velen werd na de val van het tweede
kabinet-Pengel in 1969 reeds binnen een jaar een beginselovereenkomst gesloten tussen de nieuwe regering en een volkomen
nieuwe gegadigde, het Amerikaanse bedrijf Reynolds, om de
Bakhuisreserves te exploiteren, waarbij Suriname zich verplichtte een spoorweg van het Bakhuisgebergte naar Apoera aan te leggen, daar een overslaghaven te bouwen en de Corantijnrivier
permanent bevaarbaar te houden. Verbazingwekkend was het
echter niet dat in de daaropvolgende jaren de gezamenlijk met
* De auteur is wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de Universiteit
De mislukking van het West-Surinameproject
Na de onafhankelijkheid was alle hoop gericht op de uitvoering van het West-Surinameproject. De bedoeling van dit
ESB 18-9-1985
van Amsterdam. De hiervermelde gegevens zijn ontleend aan diverse publikaties van het Algemeen Bureau voor de Statistiek van Suriname, de
Centrale Bank van Suriname, het IMF, de Stichting Planbureau Suriname en De Surinaamse Bank NV.
1) $ 1 = 1,79 Surinaamse gulden.
927
Reynolds beoogde exploitatie van het Bakhuisbauxiet niet heeft
plaatsgevonden. De interesse van Reynolds om belangrijke acti-
voornamelijk uit burgers bestond. Deze regering maakte reeds
na zes weken een Urgentie Programma bekend voor de komende
viteiten te ondernemen voordat alle infrastructurele werken
twee jaar. In deze overgangsperiode zouden voorbereidingen
door de overheid waren aangelegd, was niet groot en Nederland
bleek niet bereid te zijn grote bedragen uit het ontwikelingsfonds
te bestemmen voor de exploitatie van de bauxietvoorraden in
West-Suriname waaraan Billiton niet in belangrijke mate deelnam.
In 1974, toen de besprekingen met Nederland over de onaf-
moeten worden getrof fen voor het herstel van de democratic met
vrije verkiezingen. Nederland bleek bereid te zijn het Urgentie
Programma van ongeveer Sf. 500 miljoen te financieren dat
voornamelijk uit oude projecten van het Meerjaren Ontwikkelings Plan bestond. Natuurlijk was het West-Surinameproject,
met uitzondering van het onderzoek met betrekking tot het opwekken van hydro-elektrische energie in de Kabaleborivier, geschrapt. Daarnaast waren er ook enkele sociale projecten opgenomen, zoals de bouw van volkswoningen, een verhoging van de
Algemene Ouderdoms Voorziening tot Sf. 75 per maand alsmede een verlaging van de daarvoor gerechtigde leeftijd tot 65 jaar
en de invoering van een ziektekostenverzekering voor ambtenaren.
hankelijkheid en de financiering van het Meerjaren Ontwikke-
lings Plan begonnen, had er nog geen belangrijke economische
activiteit in West-Suriname plaatsgevonden. In grote haast werd
het contract met Reynolds opgezegd — hetgeen Suriname $4
mln. kostte – en werd een beginselovereenkomst aangegaan
met Billiton, inmiddels overgenomen door het Shell-concern,
voor samenwerking met betrekking tot de exploitatie van alle
nieuwe ontwikkelingen in de bauxietsector van Suriname.
Door de ontdekking van grote, lucratieve bauxietvoorraden in
andere gebieden van de wereld, in het bijzonder in Australie,
Guinee en Brazilie was de economische betekenis van het Surinaamse bauxiet en daarmee de interesse van de multinationale
In de regeringsverklaring werd gesteld dat de overheid in de
dat na de onafhankelijkheid toch begonnen is met de uitvoering
komende jaren de welvaartsongelijkheid zou verkleinen uit solidariteit met de armen en de machtelozen. De bestrijding van de
werkloosheid zou ter hand worden genomen. Het economisch
beleid zou in hoge mate gericht worden op importsubstitutie en
op verkleining van de afhankelijkheid van het buitenland. Op
welke wijze de regering deze doelstellingen wilde verwezenlijken
is nimmer gebleken. Al spoedig ontstond een machtsstrijd tussen
van het toen reeds discutabele West-Surinameproject. Bovendien is er in het kader van de Nederlandse hulp eerst ongeveer
twee jaar, herstel van de parlementaire democratie voorstonden
bauxietondernemingen voor de exploitatie daarvan sedert de ja-
ren zestig steeds afgenomen. Het is dan ook betreurenswaardig
degenen die zo snel mogelijk, binnen de beloofde periode van
f. 300 mln. besteed voordat ingezien is dat dit project geen kans
en degenen die een andere staatsvorm voor ogen hadden, waar-
van slagen had.
bij de feitelijke macht behouden bleef aan de militairen, waarvan kolonel Desi Bouterse de sterke man was geworden. Tot de
laatstgenoemde groepering behoorden ook de leiders van twee
kleine zogenaamde links-revolutionaire partijen die nog nooit in
het parlement waren vertegenwoordigd en die na de coup steun
hebben verleend aan de militairen. In februari 1982 trad de regering af en kwam er een andere burgerregering.
Ondanks de kabinetswisseling namen de problemen toe. Het
conflict escaleerde op 8 december 1982 toen een groep vooraanstaande tegenstanders van het bewind, waaronder vakbondsleiders, journalisten, advocaten en docenten aan de Universiteit
van Suriname, werden geexecuteerd. De tweede door de militairen benoemde regering trad onmiddellijk af en werd opgevolgd
Reeds na enkele jaren bleek dat de uitvoering van het Meerjaren Ontwikkelings Plan niet de resultaten zal opleveren die de
bevolking waren voorgehouden. Als gevolg van de sterk toegenomen overheidsbestedingen, in belangrijke mate gefinancierd
met Nederlandse ontwikkelingshulp, nam het bruto nationale
produkt (bnp) in de periode 1976-1978 met ongeveer 10% per
jaar toe, maar reeds in 1979 stagneerde de economische groei. In
dat jaar werd de groei van het bnp op slechts 1 % geschat, hetgeen een dating van het inkomen per hoofd betekende van ongeveer 1%.
Toen de spoorlijn in 1979 vrijwel was voltooid, bleek dat er
weinig interesse bestond bij de bauxietondernemingen voor de
exploitatie van de Bakhuisreserves. Pas toen werd er een commissie ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van de Surinaamse overheid, Billiton (Shell) en ALCOA om de economische uitvoerbaarheid van de exploitatie van deze voorraden te
bestuderen. De commissie kwam al snel tot de conclusie dat het
Bakhuisbauxiet niet kon concurreren op de wereldmarkt en dat
de verwerking van dit bauxiet tot aluinaarde te Apoera ook niet
rendabel was. De enige denkbare mogelijkheid die volgens de
commissie nader zou kunnen worden bekeken, was het erts voor
verwerking te transporteren naar de reeds bestaande aluinaardefabrieken van ALCOA en Billiton te Paranam.
Ondanks het feit dat in de jaren voor en direct na de onafhankelijkheid een kwart van de bevolking het land had verlaten om
zich voornamelijk in Nederland te vestigen, was de werkloosheid
nauwelijks afgenomen. De inkomensverschillen waren echter
zichtbaar toegenomen. Het consumptiepatroon van degenen in
de hogere-inkomensklassen vertoonde een sterk toegenomen
luxe. Naast het verrijzen van villawijken in de omgeving van de
hoofdstad Paramaribo nam het krottenbestand toe. De sociale
voorzieningen voor de lagere-inkomensklassen en werklozen
Dit leidde tot Set uitbreken van stakingen die begonnen in de vitale bauxietsector en dreigden over te slaan naar andere sectoren. De groeiende sociale onrust was voor de militaire autoriteiten aanleiding om het links-revolutionaire kabinet te ontbinden
en de medewerking te vragen van het georganiseerde bedrijfsleven. Het is zeer opmerkelijk dat het de legerleiding lukte om op
korte termijn een nieuw kabinet te vormen waarin vertegenwoordigers van zowel de werkgevers als de werknemers zitting
hadden. De opdracht aan dit kabinet was een oplossing te vinden
door een derde regering waarin de leiders van de twee kleine
links-revolutionaire partijen de overhand hadden.
De economische problemen, die reeds waren toegenomen,
eerst door het mislukken van het West-Surinameproject en vervolgens door de sterke daling van de activiteiten in de bauxietsector, stapelden zich verder op toen Nederland onmiddellijk na de
executies de ontwikkelingshulp opschortte.
De links-revolutionaire regering koos niet voor bezuinigingen
op de overheidsuitgaven — die zelfs sterk toenamen — maar
voor rigoureuze verhogingen van de belastingen, waarbij opvalt
dat vooral de indirecte belastingen sterk zouden moeten stijgen.
waren niet verbeterd. Zo was er een grote achterstand in de uit-
voor de economische crisis waarin Suriname verkeerde en
betaling van de geringe ouderdomsvoorziening van slechts Sf. 25
per maand voor degenen boven de 70 jaar.
Gezien de uitzichtloze toestand voor het grootste deel van de
bevolking, vooral veroorzaakt door het mislukken van het WestSurinameproject, kwam de coup in februari 1980 niet als een
grote verrassing. Opmerkelijk is echter wel dat die niet gedragen
werd door een sociale beweging, maar het karakter had van een
uit de hand gelopen conflict tussen de militaire vakbond en de
,,duurzame democratische structuren” te creeren.
Ook tijdens het optreden van deze regering nam het tekort op
het overheidsbudget toe. Het begrotingstekort dat in 1982 reeds
was opgelopen tot 12% van de totale overheidsuitgaven en ruim
4% van het bnp, steeg in 1983 tot 26% van de overheidsuitgaven
en tot ongeveer 14% van het bnp. Schattingen over 1984 wijzen
op een toename van het tekort op het overheidsbudget tot 38%
van de totale overheidsuitgaven, maar een afname van dit tekort
regering.
van 1,5 procentpunt ten opzichte van het bnp.
Na de coup
Binnen drie weken na de coup was er een regering gevormd die
928
De sterke groei van het tekort op het overheidsbudget in 1983
is enerzijds toe te schrijven aan de groei van de overheidsuitgaven op de gewone rekening van ongeveer 12% en het besluit van
de autoriteiten om een deel van de ontwikkelingsprojecten voort
te zetten ondanks de opschorting van de Nederlandse hulp en an-
derzijds aan de afname van de overheidsinkomsten met ruim
6%. Dit laatste is vooral veroorzaakt door de daling van de overheidsinkomsten uit de bauxietsector met 30% in de periode
1981-1983. In 1984 werden de overheidsbestedingen wel met
zoeken de autoriteiten hun toevlucht in de ruilhandel, een verschijnsel dat sterk in opkomst is in de internationale handel.
Overeenkomsten op dit gebied zijn aangegaan of worden uitgewerkt met verschillende landen zoals Brazilie, Colombia, Venezuela, Taiwan, Zuid-Korea en Libie. Op korte termijn mogen
hiervan echter geen hoge verwachtingen worden gekoesterd,
aangezien de produktie van de Surinaamse exportgoederen niet
snel zal kunnen worden opgevoerd. Bovendien zijn deze produkten te duur als gevolg van te hoge lonen in vergelijking met de arbeidsproduktiviteit, de veelal verouderde technologieen die worden aangewend en de overgewaardeerde Surinaamse gulden.
ruim 11% teruggebracht, maar dit ging vooral ten koste van de
ontwikkelingsprojecten.
De autoriteiten hebben de budgettekorten steeds gedekt door
middel van monetaire financiering, waardoor de schuld van de
overheid aan de Centrale Bank van Suriname aan het eind van
1984 is opgelopen tot meer dan Sf. 600 miljoen. Verwacht wordt
dat deze schuld verder zal toenemen tot Sf. 900 miljoen a Sf. 1
mrd. aan het eind van 1985.
Na een lange periode waarin de betalingsbalans vrijwel steeds
eenoverschot heeft vertoond, is in 1982 een tekort van Sf. 72 miljoen ontstaan, dat in 1983 sterk toenam tot Sf. 172 miljoen. Dit
tekort daalde wel in 1984 maar bedroeg nog Sf. 101 miljoen in dit
jaar.
Vanwege de sterk dalende deviezenreserves namen de autoriteiten steeds stringentere maatregelen om de invoer te beperken.
Er werd een stelsel van importvergunningen ingevoerd. De uitgaven in het dienstenverkeer werden onder strenge controle gebracht en de deviezen voor reizen naar het buitenland werden
steeds meer beperkt. Hoewel de wereldeconomie in 1984 een duidelijke opleving vertoonde, nam de uitvoer van goederen verder
Veranderingen in de produktiestructuur
Zoals in label 2 is te zien, vond er sedert het begin van de jaren
zeventig een verschuiving in de produktiestructuur plaats. Op
het eerste gezicht lijkl de slerke daling van het aandeel van de
bauxielsector in hel brulo binnenlands produkt (bbp) gunsiig.
Hel blijkl echter dal de toegevoegde waarde in deze sector na
1980 ook in absolute zin afnam en wel met 35% in de periode lot
en mel 1983. In 1984 trad er een lichl herslel op in de produklie
van aluminium en bauxiel, maar de aluinaardeproduktie nam
nog verder af. Volgens de bauxietondernemingen is de Surinaamse bauxietindustrie niet rendabel en kan vooral de in Suriname geproduceerde aluinaarde niet meer concurreren op de wereldmarkt. Volgens Billilon leverl de aluinaardeproduklie sedert
1981 verliezen op. Verwacht mag worden dal de bauxietondernemingen drastisch zullen bezuinigen op de arbeidskoslen door
lagere lonen en minder arbeidsplaalsen. Ook zal worden aange-
af. Deze afname is vooral toe te schrijven aan de voortgaande
daling van de export van aluinaarde, hetgeen wijst op structurele
problemen in de bauxietsector. Hier zal in de volgende paragraaf
nader op worden ingegaan. Door de sterk toegenomen importbeperkingen is in 1984 wel een klein overschot op de handelsbalans gerealiseerd maar het tekort op de totale betalingsbalans
bleef zoals reeds is gesteld nog aanzienlijk. De deviezenreserves,
die eind 1981 ongeveer Sf. 425 miljoen bedroegen, waren aan het
eind van 1984 vrijwel op. De cijfers in label 1 geven een indicatie
van de verslechtering van de internationale financieeleconomische positie van Suriname in de afgelopen jaren.
drongen op een slerke daling van de heffingen door de Surinaamse overheid.
Aangenomen mag worden dal de belekenis van de bauxielseclor voor de Surinaamse economic in de komende jaren geleidelijk aan verder zal afnemen. Door de onldekking van grole, lu-
Na een daling van het bnp met ruim 3% in 1980 vond, volgens
cralieve voorraden in Guinee, Australie en Brazilie is de concur-
schattingen van het Algemeen Bureau voor de Statistiek van Suriname, weer enige economische groei plaats in de jaren
1981-1983. Deze groei, die voornamelijk toe te schrijven is aan
de sterke toename van de overheidsuitgaven, was in 1982 en 1983
toch nog iets lager dan de bevolkingsgroei van ongeveer 2% per
jaar. Als gevolg van de afnemende activiteiten in de bauxietsector, de sterke daling van de overheidsbestedingen in ontwikkelingsprojecten na de stopzetting van de Nederlandse hulp en de
renlieposilie van hel Surinaamse bauxiel in de wereldeconomie
slerk afgenomen. Dil geldl overigens voor alle bauxietvoorraden
in het Caraibisch gebied. De mullinalionale bauxielondernemingen zijn duidelijk bezig mel hel verschuiven van hun produktieTabel 2. Bruto binnenlands produkt naar sectoren (in
procenten)
toenemende beperking van de import, waarbij vooral de pro-
1970
duktie-activiteiten die afhankelijk zijn van de invoer van
grondstoffen, kapitaalgoederen en halffabrikaten werden getroffen, daalde het bnp in 1984 met 1 %. Het inkomen per hoofd
lag in dat jaar op het niveau van ongeveer $3.000. Verwacht
wordt dat de produktie in 1985 sterker zal afnemen door het vrijwel wegvallen van de ontwikkelingsinvesteringen en de uitputting van de deviezenreserves. Hierbij dient te worden opgemerkt
dat het prijsindexcijfer waarmee gedefleerd wordt, de werkelijke
prijsstijgingen onderschat, omdat dit indexcijfer sterk is verouderd (basis 1968-1969). Bovendien zijn de prijzen van vooral
de ingevoerde goederen op de expanderende zwarte markt, als
gevolg van de importbeperkingen, veel hoger dan het officiele
prijsindexcijfer aangeeft.
Vanwege de toenemende schaarste aan internationale valuta
1971
1975
1979
1983
8,0
3,0
33,0
9,0
3,0
34,0
10,0
1,5
25,5
9,0
1,5
19,0
8,5
1,5
12,0
10,0
1,5
9,0
2,0
8,5
2,0
10,0
4,0
12,0
3,0
19,5
19,0
Landbouw, veeteelt en visserij
Bosbouw
Mijnbouw (incl. bauxietverwerking)
18,0
19,0
25,0
21,0
28,0
22,0
31,0
25,0
Industrie (incl. gas, water,
elektriciteit)
Bouwnijverheid
Handel, bankwezen, verzekeringen.
transport en overige commerciele
diensten
Overheid
Overige diensten (incl.
woondiensten)
6,0
6,0
6,5
6,5
7,0
100,0
Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
Bron: Stichting Planbureau Suriname; Algemeen Bureau voor de Statistiek.
Tabel 1. Betalingsbalans naar enkele belangrijke posten (kasbasis, in mln. Sf.)
1975
1976
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1983
1984
495
470
542
505
618
643
702
681
793
734
918
900
846
Invoer van goederen
1.014
765
921
655
804
635
617
Saldo handelsbalans
25
37
-25
21
59
18
-168
-156
-149
18
-110
172
-24
-144
113
-82
128
-66
112
-104
161
-218
-273
-292
-80
61
245
196
120
-21
62
37
-31
46
46
57
27
-77
-172
-101
Uitvoer van goederen
Saldo lopende rekening
Saldo kapitaalrekening
Saldo totaal
Bron: Centrale Bank van Suriname.
ESB 18-9-1985
929
Tabel 3. Uitvoer naar de belangrijkste produkten en groepen
van produkten 1970-1984 (in mln. Sf. resp. in procenten)
De beoogde herstructurering vereist behalve aanpassingen
met betrekking tot de arbeidsproduktiviteit en eventueel de wisselkoers van de Surinaamse gulden, hoge investeringen in vooral
1970
1975
mln.
Sf.
Bauxiet
Atuinaarde
Aluminium
%
76
106
49
30
42
19
231
mln.
Sf.
1980
technologic, organisatie en andere kenniscomponenten. Het be-
1984
1983
nodigde kapitaal zal gezien de geringe kredietwaardigheid van
%
mln.
Sf.
%
mln.
Sf.
%
mln.
Sf.
%
226
39
25
50
9
132
508
114
14
55
13
45
385
62
7
59
9
70
347
75
11
55
12
91
378
84
754
82
492
75
492
78
12
5
64
14
143
16
150
23
134
21
9
4
12
2
21
2
12
2
9
1
252
100
454
100
918
100
654
100
635
100
113
Bauxiet en
bauxietprodukten
Agrarische produkten
(in hoofdzaak rijst,
bananen,
patmolie en garnalen)
Hout en houtprodukten
Totaal uitvoer
Bron: Algemeen Bureau van de Statisliek, Suriname.
Suriname slechts door drastische bezuinigingen op de gewone
dienst van de overheid en door grote opofferingen van de bevolking kunnen worden verkregen. De enige mogelijkheid de Surinaamse economic te herstructureren zonder een sterke daling
van de consumptie is die waarbij de militaire autoriteiten de door
Nederland gewenste stappen tot herstel van de parlementaire democratic nemen, waardoor de Nederlandse ontwikkelingshulp
weer op gang kan komen. Maar ook wanneer de Nederlandse
hulp wordt hervat, zal deze hulp veel efficienter moeten worden
aangewend dan in het verleden het geval is geweest. De herstructurering van de Surinaamse economie zal immers binnen afzienbare tijd moeten plaatsvinden omdat rekening moet worden ge-
houden met het feit dat de Nederlandse hulp aan Suriname op
een lager niveau zal komen te liggen wanneer het fonds, dat beschikbaar gesteld werd bij het uitroepen van de onafhankelijkheid, is uitgeput.
H.E. Chin
activiteiten van de Carai’bische landen, waar de hoogwaardige
voorraden uitgeput raken, naar bovengenoemde nieuwe produktieplaatsen. Bovendien beschikken Australia en Brazilie over
een groot potentieel aan goedkope energie in de vorm van res-
pectievelijk steenkool, aardolie, aargas en uranium en waterkracht, ten behoeve van de energie-intensieve aluminiumindustrie.
De sterke daling van het aandeel van de bauxietsector in het
bbp is niet gepaard gegaan met een belangrijke relatieve toename
van de industriele produktie, maar met een forse groei van het
aandeel van de commerciele diensten en de overheid. De beschei-
den toename van de industriele produktie is toe te schrijven aan
de kleine bedrijven die produceren voor de binnenlandse markt.
De exportcijfers laten zien dat er van industriele export, behalve
enkele halffabrikaten van bauxiet en hout, nog geen sprake is.
Slotopmerkingen
De staatkundige onafhankelijkheid van Suriname en het daarbij door Nederland toegezegde hoge bedrag aan ontwikkelingshulp hebben na tien jaar nog niet het succes opgeleverd dat daarvan werd verwacht. Het gigantische West-Surinameproject, dat
de basis moest worden van de verdere economische ontwikkeling, is mislukt. Door de sterke daling van de activiteiten in de
dominerende bauxietsector is het inkomen per hoofd sedert het
eind van de jaren zeventig gedaald. Deze negatieve ontwikkeling
heeft zich in sterke mate voortgezet na december 1982, als gevolg
van de stopzetting van de Nederlandse hulp.
Aangezien rekening moet worden gehouden met een verdere
afname van de betekenis van de bauxietindustrie zal de Surinaamse economie moeten worden geherstructureerd. Andere
economische activiteiten met groeimogelijkheden zullen moeten
worden opgevoerd of worden geentameerd. Binnen het kader
van het huidige wereldeconomische systeem liggen de compara-
tieve voordelen voor Suriname voorshands op het gebied van de
agrarische produktie, de agrarische Industrie, de bosbouw en de
houtverwerkende industrie. Hoewel importsubstitutie, in het
bijzonder van voedingsmiddelen, van aanmerkelijk belang kan
zijn, biedt de kleine binnenlandse markt weinig groeimogelijkheden op langere termijn en zal de produktie voornamelijk op de
export moeten worden gericht. Essentieel is hierbij echter een
hoge produktiviteit ten opzichte van de lonen. In’Suriname zijn
de lonen relatief te snel toegenomen, hetgeen in de afgelopen jaren heeft geleid tot een zwakke concurrentiepositie van de bedrijven die produceren voor de export. Naast de problemen in de
bauxietsector is ook de rentabiliteit in de andere exportsectoren,
in het bijzonder de produktie van rijst en garnalen, sterk afgenomen. Naast de relatief hoge lonen dragen ook het gebrek aan
nieuwe technologieen en kennis alsmede de overwaardering van
de Surinaamse gulden bij aan de verslechterde concurrentiepositie van de exportprodukten.
930
|