Substitutie
We leven in een tijdperk van de vervanging, zeggen we. Het ene mineraal
zal het andere vervangen. Ten slotte
zullen we moeten leven van wat de aarde
voortdurend voortbrengt en niet langer
van wat we er uit opdiepen. Stroomprocessen zullen in de plaats komen van
fondsprocessen. Daarmee zijn velen het
eens. De vraag is echter hoeveel tijd dit
alles zal nemen. Ik denk dat dit vaak
langer zal duren dan we nu denken. We
schijnen de neiging te hebben in ons
denken een gehele marktfase over te
slaan. Onze blikken staan te veel o p oneindig, op de verre toekomst. We zien
te weinig myoop. We kijken heen over
de kansen aan onze voeten.
Er is substitutie. Ja, zeker. Stearine
vervangt weer paraffine in kaarsen, die
weer hun oude kwaliteit herkrijgen en
hun maskerende modekleur verliezen. In
wasmiddelen krijgt de gewone zeep weer
een kans tegenover de petrochemische
waterverontreinigende stoffen. Maar
dat gaat niet zo maar.
Neem bijvoorbeeld vetalcoholen gebaseerd op petrochemische processen of
gefabriceerd volgens de oleochemie. In
kostprijs ontlopen ze elkaar niet eens
meer zo veel. Maar, de gevestigde route,
de petrochemische, vraagt nog altijd
een vrij grote fabriek waarin een nog
steeds relatief goedkope grondstof wordt
verwerkt. De alternatieve route, de klassieke oleochemische, eist een relatief
kleine investering in produktiemiddelen,
maar de grondstof is nog steeds vrij
duur. Dus nieuwe concurrentie volgens
het alternatieve proces zal door de gevestigde producenten worden beantwoord door het prijsgeven van marge,
om althans enig rendement o p het geinvesteerde kapitaal te maken. De
nieuwkomer, echter, kan de markt niet
volgen en verliest.
Zou hij niet meteen moeten opgeven
dan zal er een jaar komen waarin zijn
grondstofprijzen hoger zijn dan gemiddeld en volgt zijn fiasco toch. Immers,
hij werkt o p een overschottenmarkt van
ESB 10-12-1980
wat in feite landbouwprodukten zijn,
waarvan de oogst kan mee- of tegenvallen. Zijn concurrenten o p de grondstofmarkt zijn de fabrikanten in de voedselen agrarische industrie, die dagelijks
gevraagde produkten aanbiedt en die
dus feilloos scherp reageert op een aanbod dat bij de vraag achter zou blijven.
Kortom, substitutie is in zo’n geval
een zaak van stapje voor stapje deelmarkten veroveren. Schaalvoordelen in
één klap zijn er niet bij. De penetratie
van het alternatieve proces zal langzaam
gaan.
Het omgekeerde is ook waar. Neem
de substitutie van olie door kolen of
uraan. Elektriciteitsopwekking op basis
van de drie genoemde energiedragers
is in economisch opzicht concurrerend.
Dat is althans de best mogelijke veronderstelling o p termijn. Immers, op
één markt zullen de marktprijzen voor
de drie zich aan elkaar optrekken.
Echter, kiezen voor het proces met
de grootste kapitaalinvestering, dat
is de kernenergie, zal leiden tot een zeer
aangepaste energievoorziening aan dit
moment, maar ook tot een gering aanpassingsvermogen. Verdere substituties,
indien nodig, zullen des te moeilijker
zijn, vanwege hetzelfde effect: verzet
tegen een aanzienlijke kapitaalvernietiging. Dat is mijns inziens een bijkomende reden om deze weg slechts beperkt
in te gaan zolang het toekomstplaatje
niet duidelijker is.
Het mengsel van alcohol, water en
benzine lijkt een geschikte motorbrandstof om ruwe aardolie te besparen. Alzohol kan van vervangbare grondstoffen
komen. Des te meer water de alcohol
mag bevatten des te gunstiger het proces
is. energetisch en economisch. Water
bevordert bovendien de menging van het
brandstofmengsel in de motorcilinder,
seeft een gelijkmatiger verbranding en
bevordert klopvastheid, zodat ,,antiknock-agents” zoals loodverbindingen,
tchterwege kunnen blijven en het motor-endement kan toenemen. Stabiele
mengsels van de drie fasen: alcohol,
water en benzine zijn nog niet bekend,
zeker niet indien stabiliteit is gewenst
van minus twintig graden celsius (tank)
tot vele honderden graden (motor). Stel
echter dat dit drie-fasensysteem tot bevrediging te hanteren zou zijn bij alle
voorkomende omstandigheden, b.v. door
stabilisatoren te gebruiken. Stel verder
dat de meerprijs voor het gebruik van
alcohol en stabilisator wordt goedgemaakt door het gebruik van water. Dan
nog is de eis dat motoren moeten worden omgebouwd dan wel aangepast. Bovendien zal het distributiesysteem zich
moeten aanpassen, opdat de nieuw afgestelde motoren brandstof vinden in
een voldoende fijnmazig netwerk van
verkooppunten. Dat vergt investeringen
bij de autobezitter en vooral bij de distributeur van motorbrandstof. Bovendien zal d e laatste liever geen water in
plaats van benzine verkopen, omdat hij
wel op handel in aardolie kan verdienen
maar niet op de handel in water.
In dit geval zal de substitutie naar
het alternatieve systeem derhalve eerst
plaatsvinden indien de kostprijsverschillen tussen beide produkties blijvend
voldoende groot zijn geworden, of indien marktoneigenlijke krachten daartoe dwingen. In het laatste geval zal de
penetratie van land tot land gaan, te
beginnen bij het land met de grootste
problemen met de handelsbalans, dan
wel met de beschikbaarheid over de
uitgebreidste enlof meest monopolistische distributiestructuur.
Kortom, substitutie komt niet zómaar.