Ga direct naar de content

‘Strategische autonomie’ is gewoon protectionisme

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 19 2024

Wie de Europese handelspolitiek wil volgen, moet op de woorden letten. Dat is al langer zo, maar recent is er een opmerkelijke hausse die het jargon heeft uitgebreid. Ontkoppeling (decoupling), risico-eliminatie (derisking), economische veiligheid en (‘open’) strategische autonomie duikelen plotsklaps in het handelsdebat op zonder dat het precies duidelijk is wat er met deze termen wordt bedoeld.

In de politieke economie duidt een voortdurend veranderend vocabulaire er doorgaans op dat er sprake is van oude wijn in nieuwe zakken. Zulke modieuze begrippen kunnen bovendien verbloemen dat er sprake is van een voorgestane beleidswende, waarbij moeilijke afruilen spelen die dikwijls tegenstrijdig zijn. Woorden kunnen gebruikt worden om te verhullen.

Peter van Bergeijk is emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

We zitten nu in een fase van herlevend neomercantilisme. De Europese Unie streeft ‘strategische autonomie’ na, waar Trump ‘America First’ propageerde, Johnson ‘Brexit’ entameerde, Biden zijn ‘Outbound Investment Program’ ontwikkelde en Xi het ‘China 2025‘-beleid op poten zette. Het is altijd makkelijker het protectionisme bij anderen te herkennen dan bij jezelf.

Dit keer is de neomercantilistische oprisping extra zorgwekkend, omdat de wereld sinds de financiële crisis van 2008 steeds meer afglijdt richting deglobalisering, ook in Europa. Dit proces is nog versneld door de ervaringen van de coronalockdowns en de Russische oorlog tegen Oekraïne, waardoor beleidmakers zich de mogelijke negatieve consequenties van afhankelijkheid van andere landen steeds meer zijn gaan realiseren.

Protectionistisch beleid heeft hoge maatschappelijke kosten. Recent onderzoek van Attinasi et al. (2023) bevestigt weer eens dat het ontkoppelen van internationale waardeketens leidt tot lagere internationale handel, welvaartsverlies en hogere prijzen. De negatieve gevolgen van zulk beleid zijn voor kleinere open economieën aan de poorten van Europa en in de knooppunten van internationale waardeketens bovendien aanmerkelijk groter dan voor grotere EU-lidstaten. Voor de Nederlandse handelspolitiek is het dus extra oppassen.

Open strategische autonomie is een vaag concept dat zichzelf in de staart bijt. Het gebruik van het woord strategisch in het handelsbeleid is meestal verdacht: het suggereert dat er diep is nagedacht, dat het maar om een beperkt bereik gaat en dat het om zwaarwegende zaken gaat die van ‘strategisch belang’ zijn. Het risico van termen als strategisch is dat het per definitie belangrijk lijkt, en daardoor de kosten van dat beleid voor lief worden genomen. Autonomie is een containerbegrip, maar met positieve connotaties zoals onafhankelijkheid en zelfstandigheid, maar uiteindelijk gaat het om het beperken van het handelsverkeer. Combineer je open en strategisch met autonomie, dan klinkt dat helemaal uitstekend, maar het is natuurlijk een contradictio in terminis. Handelspolitiek kan niet tegelijkertijd open en gesloten zijn: open strategische autonomie is protectionisme in een nieuw jasje.

Literatuur

Attinasi, M.-G., L. Boeckelmann en B. Meunier (2023) The economic costs of supply chain decoupling. ECB Working Paper, 2839.

Auteur

Plaats een reactie