.
336Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
ESB Statistiek
0 1 2
3
4
5
6 7 8
0
2
0
4
0
6
0
8
0
1
0 0 In procenten2
0 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12 20 13 20 14 20 15 20 16
R eal M on eyO ve rigB id-to-c ove r ( r e ch te ra s)
7 5
8
0
8
5
9
0
9
5
1
0 0
1
0 51 2 3
2007 2008 2009 2010 20112012 20132014 2015‘16
4
12 34 12 34 12 34 12 34 12 34 12 34 12 34 12 34 1
Am ste rd am
Nederland
Indexwaarde (2008-kw3=100)
H
et Agentschap van het Ministerie van Financiën heeft op 22
maart jl. een nieuwe tienjaars staatslening in de markt gezet
tegen een rente van 0,44 procent. Ondanks deze lage rente
was er wereldwijd voor 12 miljard euro interesse, waarvan uiteindelijk
een bedrag van 5,7 miljard euro werd toegewezen. Deze zogeheten bid-
to-cover-ratio van 2,1 is de hoogste sinds 2009 (figuur). Bij grote interesse
is een obligatie makkelijker te plaatsen.
Voor het veilen van de nieuwe staatslening is gebruikgemaakt van een Dutch
Direct Auction (DDA), een transparante veilingtechniek die is ontworpen
door het Agentschap en in gebruik is sinds 2003. Het doel van een DDA is
om een zo laag mogelijke rente te betalen en tegelijkertijd een brede groep
beleggers te bereiken. De verhandelbaarheid en marktstabiliteit van uitge –
geven staatsobligaties zijn gebaat bij een juiste verhouding tussen lange- en
kortetermijninvesteerders. Om dit te bereiken worden beleggers in twee
categorieën opgesplitst: real money , langetermijninvesteerders zoals centrale
banken en pensioenfondsen, en overige investeerders zoals hedge funds.
Bij de tienjaars DDA van 22 maart is 63 procent, een bedrag van 3,6
miljard euro, toegewezen aan real money. Dit is de hoogste allocatie naar
real money sinds 2010 (figuur). Door meer aan real money toe te wijzen
is er naar verwachting ook na de veiling vraag naar het schuldpapier. Dit
komt omdat de overige investeerders die niet in de veiling hebben kun –
nen kopen dit naderhand doen in de secundaire markt. Door de extra
vraag daalt de marktrente. Dit is gunstig voor beleggers die in de veiling
hebben gekocht en het versterkt het beeld van een succesvolle veiling.
Dit is positief voor deelname in toekomstige veilingen. Voor de grote vraag bestaan meerdere verklaringen. Ten eerste de relatief
aantrekkelijke rente-opslag ten opzichte van Duitsland van 0,23 pro
–
centpunt, oftewel een Nederlandse rente die meer dan twee keer de rente
van Duitsland is. Ten tweede is de relatieve vraag toegenomen door het
beperkte aanbod van Nederlands schuldpapier in 2016 en het tegelijker –
tijd grootschalig opkopen ervan door de ECB. Een aanvullende verkla –
ring voor de extra vraag vanuit real money is dat banken door veranderde
regelgeving meer dan voorheen langetermijnbeleggers zijn geworden. ■
ROB KRAMER (MINISTERIE VAN FINANCIËN)
Meer staatsobligaties verkocht aan langetermijnbeleggerso p e n b a r e f i n a n c i ë n
Amsterdamse huizenprijzenw o n i n g m a r k t
H
et herstel van de Nederlandse woningmarkt zet inmiddels in
het hele land door. In alle provincies stijgen de prijzen weer,
maar de mate waarin dat gebeurt, varieert nog wel sterk per
regio. Een absolute uitschieter hierbij is Amsterdam.
De figuur toont de prijsontwikkeling voor heel Nederland en voor
Amsterdam vanaf het eerste kwartaal van 2007 tot en met het eerste
kwartaal van 2016. Wat opvalt is dat het patroon van de prijsdaling in
Amsterdam vrijwel hetzelfde was als gemiddeld in Nederland. Maar het
prijs herstel is in Amsterdam totaal anders. Waar gemiddeld in Nederland
nog geen derde van de prijsdaling is goedgemaakt, liggen de prijzen in
Amsterdam momenteel alweer hoger dan voor de crisis. De afgelopen
twee jaar stegen de woningprijzen in Amsterdam jaarlijks met zo’n 10
procent, tegenover gemiddeld zo’n 3 procent landelijk.
Zulke hoge prijsstijgingen roepen al snel de vraag op of er niet een prijs-
zeepbel aan het ontstaan is op de Amsterdamse woningmarkt. Er zijn
echter een aantal factoren aan te wijzen die tegen een zeepbel pleiten.
Ten eerste zijn de regels voor de hoogte van de hypotheek ten opzichte
van het inkomen sinds de crisis aangescherpt, en zijn uitzonderingen
hierop bijna niet meer mogelijk. Dit impliceert dat de prijzen niet verder
kunnen stijgen dan wat kopers verantwoord kunnen lenen.
Ten tweede veranderen sommige wijken in Amsterdam langzaam van
samenstelling , waarbij het aandeel huishoudens met lage inkomens af-
neemt ten gunste van huishoudens met hogere inkomens. Als huishou –
dens met hogere inkomens gaan concurreren om de beschikbare koop –
woningen, leidt dit tot prijsstijgingen. Prijzen kunnen hierdoor in deze wijken sterk stijgen zonder dat individuele huishoudens meer lenen dan
voor hen verantwoord is.
Tot slot is wonen in Amsterdam populair. Het herstel van de vraag naar
woningen in 2014 is hierdoor in Amsterdam veel sneller gegaan dan het
landelijk gemiddelde. De vraag overtrof al snel weer het aanbod, net als
voor de crisis. Dit drijft de prijzen op, voor zover de leennormen dit toe
–
laten.
Of de prijsstijgingen in Amsterdam ook in de toekomst bovengemiddeld
zullen zijn, hangt er onder meer van af of Amsterdam hogere inkomens
zal blijven aantrekken. ■
STEVEN JONK (DNB)
Meer real money investeerders in tienjaars
Nederlandse staatsobligaties
Bron: Agentschap
Ontwikkeling huizenprijzen
Bron: CBS; Kadaster
337Jaargang 101 (4734) 12 mei 2016
Statistiek ESB
Vast
d ie n stv e rb and
Ti
jd elijk
d ie n stv e rb and In
gele en d
( g een d ie n stv e rb and)
I
n de metalektrosector is momenteel de overgrote meerderheid (87
procent) van het technische personeel werkzaam op een vast con –
tract. Dit blijkt uit de enquête van de Arbeidsmarktmonitor Meta –
lektro van januari jongstleden. De figuur toont verder dat 5 procent van
het technische personeel een tijdelijk dienstverband heeft en 8 procent
is ingeleend. Het hoge aandeel vaste contracten onder technici in deze
sector is opvallend in een tijd waarin vaste contracten onder druk staan
door de toenemende flexibilisering van de
arbeidsmarkt. Navraag onder een aantal be –
drijven uit de sector leert dat “het voor de
organisatie behouden van specifieke vak –
kennis en -kunde” een van de voornaamste
redenen is om technici een vast contract aan
te bieden. Dit sluit aan bij de gedachte dat
een vast contract werkgevers en werknemers
de mogelijkheid biedt om een langetermijn –
investering in elkaar aan te gaan op basis van
wederkerigheid. Dit argument wint boven –
dien aan belang naarmate de arbeidsmarkt
voor technici krapper wordt. Illustratief
hiervoor is ook de bevinding uit de Arbeids-
marktmonitor Metalektro dat “het bieden
van goede loopbaanperspectieven” een van
de meest toegepaste en meest effectief be –
vonden manieren van metalektrobedrijven is om met moeilijk vervulbare vacatures om te gaan.
Deze bevindingen in de Metalektro hebben mogelijk bredere relevan
–
tie. Uit arbeidsmarktprognoses van het Researchcentrum voor Onder –
wijs en Arbeidsmarkt (ROA) blijkt dat er de komende jaren onder meer
knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor techni-
sche opleidingen en beroepen die niet alleen voor de metalektrosector,
maar ook voor andere sectoren relevant zijn. Het betreft bijvoorbeeld afgestudeerden in de richting werktuigbouw –
kunde en informatica, en beroepen als elek –
trotechnisch ingenieurs, software- en appli-
catieontwikkelaars en procesoperators. Het
zal naar verwachting steeds lastiger worden
vacatures met dergelijke profielen te vervul –
len. Mogelijk vertaalt dit zich op termijn in
een nog hoger aandeel technici met een vast
contract, zowel in de Metalektro als daarbui-
ten, in de strijd om de gunsten van degenen
die schaars(er) worden. ■
DAVEY POULISSEN EN
RUUD GERARDS (ROA)
Vaste arbeidscontracten als wapen tegen kraptea r b e i d s m a r k t
e c o n o m i e
e n s a m e n l e v i n g
D
e vraag hoe competitief de luchtvaartmarkt is, is niet eenvou –
dig te beantwoorden. Elke combinatie van twee locaties kan
worden beschouwd als een afzonderlijke markt. Daarbinnen
kunnen passagiers kiezen tussen verschillende luchtvaartmaatschappijen
en vertrek- en aankomstluchthavens.
Onderzocht is de marktconcentratie voor alle mondiale luchtvaartmark –
ten. Een markt is gedefinieerd als een combinatie van een herkomst- en bestemmingsregio. Om de volledige concurrentie op een markt in beeld
te brengen, zijn alle vluchtalternatieven van luchtvaartmaatschappijen
tussen de luchthavens die deze regio’s bedienen in beeld gebracht. Daar
–
bij zijn ook vluchtalternatieven met een tussenstop meegenomen. Voor
elke markt zijn vervolgens de marktaandelen van concurrerende lucht –
vaartmaatschappijen bepaald.
De tabel laat zien dat op ruim de helft van de luchtvaartmarkten er slechts
één aanbieder is met een marktaandeel boven 5 procent. Dit betreft mark –
ten met één dominante aanbieder, waarbij het meestal gaat om kleine mark –
ten met weinig passagiers. Gemiddeld zijn er 3,2 concurrenten actief op een
markt; het merendeel van de passagiers (74 procent) kan kiezen uit twee tot
vier concurrenten. Van alle markten heeft 99 procent, met 98 procent van de
passagiers, een Herfindahl-Hirschman Index boven 1.800 punten. Bij deze
indexscore worden markten doorgaans beschouwd als sterk geconcentreerd.
Deze hoge concentratie heeft meerdere oorzaken. Ten eerste zijn er veel
markten met weinig vraag. Gegeven de minimum-omvang van com –
merciële vliegtuigen, kunnen in dergelijke markten niet meer dan een
of enkele aanbieders rendabel opereren. Ten tweede bestaan er op veel
luchthavens barrières voor nieuwe toetreders, zoals beperkte landings-
rechten of een beperking van het aantal vluchten.
In Europa lijkt de concentratie minder groot dan mondiaal. Of hoge
concentratie de prijzen verhoogt en de welvaart verlaagt, hangt af van
de mate van contestability : de mogelijkheid voor nieuwe maatschappijen
om toe te treden als er overwinsten ontstaan. ■
CARL KOOPMANS EN ROGIER
LIESHOUT (SEO ECONOMISCH ONDERZOEK)
Concentratie in luchtvaartmarkten
Technici in de metalektrosector
naar type dienstverband
Bron: ROA, Arbeidsmarktmonitor Metalektro januari 2016:
Aantal concurrenten in luchtvaartmarkten,
wereldwijd 2010
Bron: SEO Economisch Onderzoek
Procentuele aantal
aanbieders met
marktaandeel
boven vijf procent Procentuele aandeel
in het wereldwijd aantal markten Procentuele aandeel
in het wereldwijd
aantal passagiers
1 5310
2 2424
3 1428
4 622
5 211
6 13
7+ 0,31
Totaal 100100