Ga direct naar de content

Statistiek (2)

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 17 2013

.

438 Jaargang 97 (4639 & 4640) 6 juli 2012

ESB Statistiek

Daadwerkelijke concurrentie om ov-concessies loont. Eerder onderzoek

van SEO toont aan er een positief verband is tussen

concurrentie en door reizigers ervaren kwaliteitaspecten van

het openbaar vervoer, zoals stiptheid, netheid, veiligheid en informatievoorziening.

De kwaliteit van het openbaar vervoer is significant hoger

wanneer ov-concessies worden aanbesteed, in het bijzonder wanneer er in

dergelijke aanbestedingsprocedures meerdere meedingende partijen waren.

Als in een aanbestedingsprocedure maar een vervoerbedrijf biedt op

de concessie, dan is de kwaliteit van het openbaar vervoer dat op basis van

die concessie wordt aangeboden, significant lager dan wanneer er twee of

meer bieders zijn. Sinds 2009 zijn in Nederland achttien concessies aanbesteed.

Bij ruim een vijfde (22 procent) van die aanbestedingsprocedures

was Connexxion zowel de zittende vervoerder als de enige bieder. Er vond

bij die concessies geen wisseling van vervoerder plaats na de aanbesteding.

Zoals blijkt uit de tabel wisselt, bij aanbestedingen waar meerdere

vervoersbedrijven meedingen, de concessie vrijwel altijd van vervoerder.

Bij daadwerkelijke concurrentie is er een sterke prikkel om scherp in te

schrijven en hoge kwaliteit te bieden. De lagere waargenomen kwaliteit bij

aanbestede concessies met maar een bieder, en de waarneming dat bij die

concessies de zittende vervoerder de enige bieder was, duiden op gebrek

aan concurrentie. Een informatievoorsprong voor de zittende vervoerder

kan andere vervoersbedrijven er van hebben weerhouden mee te dingen

naar de concessie. Daarbij blijkt dat vervoersbedrijven voorafgaand aan

de aanbesteding onderzoeken wat de potentiele concurrentie zal zijn. Een

vervoerder die verwacht de enige bieder te zijn, zal een minder scherpe

bieding doen, ook in termen van kwaliteit. Aanbestedende diensten en

reizigers hebben er dus belang bij dat er daadwerkelijke concurrentie in

aanbestedingsprocedures plaatsvindt. Dat resulteert in een hogere kwaliteit

van het openbaar vervoer. Aanbestedende diensten kunnen dat bewerkstelligen

door te voorkomen dat zittende vervoerders een informatievoorsprong

hebben, te streven naar transparantie en te zorgen voor gelijke

kansen. ¡ Koert van Buiren (SEO Economisch Onderzoek)

economie Concurrentie bij OV-aanbestedingen en samenleving

Aanbestedingen naar concessiegebied

Concessiegebied

Gewisseld

van

vervoerder

Meedingende

vervoersbedrijven (bieders)

Gooi-en Vechtsstreek Nee Connexxion

Zaanstreek Nee Connexxion

Stad- en streekvervoer Almere Nee Connexxion

Stadsregio Arnhem Nijmegen Nee Connexxion

Voorne-Putten en Rozenburg Nee Connexxion, Arriva

Zuid-Holland Noord Ja Connexxion, Arriva

Regio Utrecht Ja Connexxion, Qbuzz

Haaglanden Ja Connexxion, Veolia

Groningen-Heerenveen-Lelystad Ja Arriva, Connexxion

Vlissingen-Breskens Nee Veolia, Connexxion, Transit

Midden-Overijssel Ja Arriva, Connexxion, Syntus

Groningen-Drenthe Ja Arriva, Connexxion, Qbuzz

Lelystad Ja Arriva, Connexxion, Syntus

Vechtdallijnen Ja Arriva, Pollarisrail, Syntus, Veolia

Veluwe Ja Arriva, Connexxion, Syntus, Veolia

Achterhoek/Rivierenland Ja Arriva, Connexxion, Syntus, Veolia

Waterland Ja EBS, Arriva, Connexxion, Keolis

Het aantal faillissementen in Nederland beweegt sterk mee

met de conjunctuur. Tijdens een periode van lage economische

groei neemt het aantal faillissementen per jaar dan ook

snel toe. Dat was goed zichtbaar na het omslaan van het economische

sentiment in 2000 met het knappen van de internetbubbel. Toen steeg

het aantal faillissementen sterk, jaarlijks met gemiddeld ruim 20 procent

tussen 2001 en 2003. Herstel van de economie zorgde daarna voor

een verlaging van het aantal faillissementen. Tot het uitbreken van de

financiele crisis in 2008. In dat jaar leidde de ongewoon sterke recessie

tot een eveneens ongewoon heftige stijging van het aantal faillissementen.

In het tweede kwartaal van 2009 bereikte de economische crisis het

diepste punt, een krimp van 4,5 procent van het bbp op jaarbasis. Het

aantal faillissementen groeide toen met 98 procent over dezelfde periode

(figuur). Hierop volgde een daling in 2010 en 2011, die veel krachtiger

was dan de magere economische groei suggereerde. De relatie met de

conjunctuur blijkt niet perfect. Er is een langetermijngemiddelde waar

het faillissementsniveau steeds naar teruggaat. Hoe verder het niveau van

dat gemiddelde is verwijderd, hoe sterker de aantrekkingskracht om op

het gemiddelde niveau terug te keren. Voor de financiele crisis lag dat

gemiddelde twaalf jaar lang rond de 5100 faillissementen per jaar. Het

faillissementsniveau is momenteel hoog. In 2009 ging een recordaantal

van 8040 bedrijven failliet. Sindsdien is het aantal faillissementen afgenomen,

maar boven de 7000 blijven hangen omdat de economische

groei zwak bleef.

Met het verslechteren van de economische situatie vorig jaar is het aantal

faillissementen opnieuw opgelopen. In het eerste kwartaal van dit jaar

was er een toename van 23 procent ten opzichte van het zelfde kwartaal

vorig jaar. Volgens het Centraal Planbureau krimpt de Nederlandse economie

op jaarbasis met 0,75 procent. Naar verwachting blijft het aantal

faillissementen daarom stijgen, maar door de trek naar het lagere lange

termijn gemiddelde wel minder hard dan je anders zou verwachten. Gegeven

de huidige groeiverwachtingen stijgt het aantal faillissementen in

Nederland in 2012 waarschijnlijk opnieuw tot boven de 8.000 – en evenaart

daarmee de piek van 2009. ¡ John Lorie, Niklas Nordman en Daan

Willebrands (Atradius)

groei & conjunctuur

Reele economische groei en faillissementen in

Nederland

Bron: CBS kwartaalcijfers

-6

-3

0

3

.40 6

0

40

80

120 In procenten In procenten

e96 e97 e98 e99 e00 e01 e02 e03 e04 e05 e06 e07 e08 e09 e10 e11 e12

Groei faillissementen (linkeras) Reele bbp-groei (rechteras)

Aantal faillissementen terug naar niveau van 2009

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik

en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 97 (4639 & 4640) 6 juli 2012 439

Statistiek ESB

Omdat de binnenlandse vraag in de eurozone sinds het tweede

kwartaal van 2011 krimpt, is groei van de buitenlandse vraag

cruciaal om een recessie te ontlopen. Dit is lastig, aangezien

de wereldhandel de afgelopen kwartalen juist beduidend langzamer

groeit dan tijdens het mondiale economische herstel in 2010. Aansluiting

van de exportsector op buitenlandse groeimarkten is daarom van

groot belang. De figuur laat zien dat het aandeel van de totale exportwaarde

naar opkomende Aziatische landen het afgelopen decennium in

vrijwel alle economieen in de eurozone fors is toegenomen. Dit is weinig

verwonderlijk, gezien de sterk groeiende importbehoefte vanuit deze regio.

Zo verviervoudigde het totale volume van de Chinese importen tussen

2001 en 2011. Ter vergelijk: het totale volume van importen uit de

Verenigde Staten steeg gedurende dezelfde periode slechts met ruim 37

procent. Daarnaast blijkt uit de figuur dat er binnen de eurozone grote

verschillen bestaan in de mate waarin lidstaten kunnen profiteren van de

gestegen Aziatische importbehoefte. Het aandeel van de export richting

Aziatische groeimarkten van de totale Duitse exportwaarde bedroeg in

2011 7,6 procent, terwijl dit voor Portugal slechts 1,3 procent bedroeg.

Ook Nederland scoort op dit vlak relatief matig, met een aandeel van 2,5

procent in 2011. Nederland voert wel veel in vanuit Azie en exporteert

die goederen vervolgens naar de rest van de eurozone. Aansluiting op

de Aziatische invoerbehoefte is een van de verklaringen van het verschil

in exportprestaties tussen Duitsland en Nederland. De Duitse reele export

groeide in 2011 met ruim 8,4 procent, terwijl de Nederlandse export

slechts met 3,8 procent steeg. De omschakeling naar productie van

goederen en diensten die interessant zijn voor opkomende markten is

een belangrijke groeistrategie, aangezien de Europese binnenlandse vraag

in veel landen voorlopig zwak zal blijven. Gedurende dit proces kunnen

lidstaten indirect profiteren van de groeiende Duitse exportsector, die

immers ook zorgt voor een groei van de Duitse importen. ¡ Michiel

Verduijn (Rabobank)

Nederlandse huishoudens hebben ongeveer 165 miljard euro

aan eenvoudig opneembaar spaargeld via bijvoorbeeld internetspaarrekeningen.

Op deze spaarrekeningen is de rente voor

het eerst sinds lange tijd weer afgenomen. In april ontvingen huishoudens

op eenvoudig opneembaar spaargeld een rente van gemiddeld 2,36

procent, ongeveer vier basispunten minder dan een maand eerder. Deze

daling maakt een einde aan een continue stijging van de spaarrente die

ongeveer twintig maanden heeft geduurd. Met name in 2011 is de spaarrente

sterk gestegen. Huishoudens ontvingen aan het einde van dat jaar

gemiddeld 40 basispunten meer rente op hun spaargeld dan aan het begin.

Deze stijging kan voor een deel verband houden met de structuur

van de balans van Nederlandse banken, waarbij de banken voor de financiering

van de kredietverlening niet alleen afhankelijk zijn van depositofs

maar ook van financiering op de financiele markten. Door de hogere kosten

op de financiele markten hebben banken een sterkere prikkel om zich

te financieren met spaargeld. Hierdoor zijn ze sterker gaan concurreren

om het spaargeld van huishoudens. Toenemende concurrentie vertaalt

zich in een stijgende spaarrente. Ook de daling in de eerste maanden

van 2012 houdt verband met de ontwikkeling op de financiele markten.

Mede onder invloed van verruimende maatregelen van de ECB eind

2011 en begin 2012 is de marktfinanciering weer minder duur geworden,

waarna ook de spaarrente weer is afgenomen.

Met name de kleinere banken concurreren sterk op prijs in de Nederlandse

spaarmarkt. In 2011 hebben de kleinere banken gemiddeld 15

basispunten meer rente gegeven op het spaargeld dan de vier grootste

spelers op de spaarmarkt, te weten Rabobank, ING, ABN AMRO en

SNS Bank. Maar in de recente daling van de spaarrente zijn het ook

de kleinere banken die hun rentetarief relatief snel hebben laten dalen.

Hierdoor bedraagt het verschil in rente tussen de kleinere banken en de

grootbanken momenteel gemiddeld 5 basispunten (figuur). Ook in de

rest van het eurogebied is de spaarrente na een lange periode van stijging

sinds kort weer aan het dalen. Wel bieden Nederlandse banken een

relatief hoge rente in vergelijking met de andere eurolanden. Het verschil

tussen de Nederlandse spaarrente en het eurogebied-gemiddelde

bedraagt ongeveer 60 basispunten. ¡ Wim Goes (dnb)

monetair

Duitsland koploper export naar Aziatische groeimarkten internationaal

Na lange tijd weer daling spaarrente

Exportaandeel eurozone naar opkomend Azie

Bron: Reuters EcoWin

Gewogen gemiddelden rente eenvoudig

opneembaar spaargeld

Bron: DNB

0

1

2

3

4

5

6

7

8

0

1

2

3

4

5

6

7

8

Dui Fin Fra Ita Bel Oos Spa Ier Ned Gri Por

2001 2011

In procenten In procenten

1,9

2,0

2,1

2,2

2,3

2,4

2,5

2,6 In procenten

j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f m a

2010 2011 2012

Totaal Grootbanken Kleinere banken

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik

en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Auteurs