statistiek
Internationaal
Yuri Stoutjesdijk (FDA)
Onevenwichtigheden in Zwitserland
Zwitserland wordt dikwijls beschouwd als vluchthaven voor kapitaalverkeer. De
vermeende stabiliteit van het financiële systeem, de relatief sterke valuta en de
beperkte inflatie vormen aantrekkelijke elementen voor beleggers in tijden van
onzekerheid. De betalingsbalans is echter minder evenwichtig. Het land heeft
een structureel lopende-rekeningoverschot: over een periode van vijftien jaar
werd alleen in het derde kwartaal van 2008 een tekort op de lopende rekening
opgetekend. De kapitaalrekening toont dikwijls een tekort, in termen van zowel
buitenlandse directe investeringen als het effectenverkeer (figuur). Het gecombineerde effect leidt ertoe dat de Zwitserse frank al enkele jaren apprecieert
tegenover de Amerikaanse dollar en de laatste jaren ook tegenover de euro.
Momenteel staat de frank onder additionele opwaartse druk, wat voortvloeit uit
de volatiliteit op financiële markten. Dit uit zich in een grote kapitaalinstroom
op basis van het effectenverkeer, terwijl het lopende-rekeningoverschot op een
hoog niveau blijft. Bovendien zorgt het relatief kleine aandeel van de frank in het
totale aantal valutatransacties ervoor dat de beweging van de valuta relatief sterk
is. Deze effecten zijn momenteel duidelijk ontwrichtend. Het Zwitserse bedrijfsleven moet zich noodgedwongen aanpassen vanwege de sterke frank en het hoge
tempo van appreciatie vergroot voorts het risico van een deflatoire ontwikkeling.
Om de appreciatie van de frank te temperen, intervenieert de Zwitserse centrale
bank dan ook actief in de valutamarkt. Voorts heeft zij de bandbreedte voor de
geldmarktrente verlaagd tot vrijwel 0% en wordt de liquiditeitsvoorziening aan
banken vergroot. Het is echter de vraag of de genomen maatregelen voldoende
zullen zijn om de appreciatie van de frank te keren. Additionele maatregelen,
waarbij ook wordt gedacht aan een tijdelijke koppeling van de frank aan de euro, kunnen noodzakelijk
zijn voor een verbetering van de concurrentiepositie
van het Zwitserse bedrijfsleven. Ondanks haar status
van veilige haven, vormen de financieel-monetaire
onevenwichtigheden een grote kwetsbaarheid voor
de Zwitserse economie.
Betalingsbalans van Zwitserland in miljard Zwitserse
frank. Per kwartaal, vier kwartalen cumulatief.
In miljard Zwitserse frank
120
100
80
60
40
20
0
-20
-40
-60
-80
-100
‘00
‘01
‘02
‘03
‘04
‘05
‘06
‘07
‘08
‘09
‘10
Saldo lopende rekening
Derivaten
Overig financieel verkeer (netto)
Effectenverkeer (netto)
Buitenlandse directe investeringen (netto)
Bron: Swiss National Bank
Monetaire zaken
Rini Hillebrand (DNB)
Nederland aantrekkelijk voor directe investeringen
De directe investeringen door buitenlandse bedrijven in Nederland en omgekeerd –
in de vorm van aandelen in dochtermaatschappijen en intraconcernleningen –
waren eind 2009 met een bedrag van 6700 miljard Amerikaanse dollar de
hoogste ter wereld, zo blijkt uit een recente eerste internationale jaarenquête
hiernaar door het Internationaal Monetair Fonds. Dat een relatief klein land als
Nederland de koppositie bekleedt, komt in het bijzonder door het (ook fiscaal)
gunstige vestigingsklimaat voor de talrijke bijzondere financiële instellingen
(BFI’s) die hier fungeren als financieel tussenstation voor investeringen door
buitenlandse multinationals in andere landen. In belangrijke mate houden BFI’s
zich bezig met het ontvangen van middelen, veelal dividenden, royalty’s en rente,
en het doorbetalen daarvan aan buitenlandse ondernemingen.
Eind 2009 was Nederland goed voor een stand van 3700 miljard dollar aan
directe investeringen in bedrijven in het buitenland. Omgekeerd bedroegen de
buitenlandse directe investeringen in Nederland 3000 miljard dollar (figuur).
Op de tweede plaats volgden de Verenigde Staten met opgeteld 5800 miljard
dollar aan uitgaande en inkomende investeringen. Op de derde plaats stond met
3600 miljard dollar Luxemburg, eveneens een land dat veel BFI’s herbergt. Bij
dit soort vergelijkingen speelt ook de wisselkoers tussen de euro en de dollar een
rol. De euro daalde in 2010 met 7% ten opzichte van de dollar, maar de standen
van de Nederlandse directe investeringen handhaafden zich ultimo 2010 in
dollars gemeten op ongeveer hetzelfde niveau.
De BFI’s dragen voor omstreeks driekwart bij aan het totaal van de Nederlandse
inkomende en uitgaande directe investeringen (figuur). De invloed van dat deel
op de Nederlandse economie is beperkt. Voor de meeste andere landen is de
verdeling naar BFI’s en niet-BFI’s niet bekend. Als posities van BFI’s buiten
516
ESB
96(4617) 2 september 2011
Directe investeringen ultimo 2009.
4000
In miljard dollar
3500
3000
2500
2000
1500
1000
500
0
Nederland Verenigde Luxemburg Verenigd Frankrijk
Staten
Koninkrijk
Uitgaande investeringen
Inkomende investeringen
Duitsland
Aandeel BFI’s
Aandeel BFI’s
Bron: DNB; IMF
beschouwing worden gelaten, speelt Nederland nog
steeds een vooraanstaande rol op het gebied van
directe investeringen. Een verklaring hiervoor is dat
in Nederland veel hoofdkantoren van grote multinationals zijn gevestigd, zoals Shell, Unilever, Philips
en Ahold.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Financiële markten
Kris Marx (AFM)
Synthetische ETF’s in opkomst
Indextrackers zijn beleggingsfondsen die als
enig doel hebben een bepaalde index te volgen.
Oorspronkelijk doen zij dit door de aan die index
genoteerde vermogenstitels in gelijke verhouding
aan te kopen als de index. Er bestaan echter ook
steeds meer varianten van indextrackers die wel een
index volgen maar hiervan niet fysiek de stukken
aankopen: het rendement van de index wordt door
Belegd vermogen in synthetische indextrackers.
3000
In miljard euro
In miljard euro
1600
1400
2500
1200
2000
1000
800
1500
600
1000
400
500
0
200
0
‘99
‘00
‘01
‘02
‘03
‘04
‘05
‘06
‘07
‘08
‘09
‘10
‘11
Beheerd vermogen synthetisch
Beheerd vermogen fysiek
Aantal synthetische indextrackers
Aantal fysieke indextrackers
de indextracker aan de belegger gegarandeerd door een swap aan te gaan met
andere tegenpartijen. Er zijn meerdere varianten van synthetische indextrackers
mogelijk, maar over het algemeen werkt dit als volgt: de indextracker ontvangt
van een belegger geld om in de AEX te beleggen. In plaats van de stukken uit
de AEX aan te kopen wordt dit geld doorgestort naar de tegenpartijen en daarbij
wordt de garantie verkregen dat het rendement van de AEX aan de indextracker
wordt uitgekeerd. Om zekerder te zijn van het terugkrijgen van inleg bij financiële
moeilijkheden van een tegenpartij, ontvangt een indextracker van alle tegenpartijen een pakket aandelen, obligaties of andere effecten als onderpand. Er
zijn een aantal risico’s verbonden aan synthetische indextrackers die bij fysieke
indextrackers niet spelen. De belangrijkste hiervan is het tegenpartijrisico. De
vraag is namelijk wat er gebeurt als een van de tegenpartijen die het rendement
van de index aan de indextracker moet uitkeren failliet gaat. De indextracker
heeft dan een probleem: het rendement van de AEX wordt niet ontvangen en de
effecten die in onderpand waren gegeven moeten te gelde gemaakt worden. In
gunstige gevallen is er voldoende vraag naar en is er sprake van overcollateralization, wat betekent dat effecten meer waard zijn dan het geld dat ontvangen
is van de indextracker. In ongunstige gevallen zijn de ontvangen effecten echter
minder waard dan de inleg van de indextracker of is er onvoldoende vraag. Het is
in die gevallen onwaarschijnlijk dat de belegger dan terugontvangt wat is ingelegd. De figuur laat zien dat synthetische trackers ten opzichte van fysieke trackers wereldwijd sterk in opkomst zijn. In 2011 is bijna een derde van alle aangeboden indextrackers synthetisch terwijl het beheerde vermogen ten opzichte van
het totaal nog wel beperkt maar sterk stijgend is, met ruim 11% per mei 2011.
Bron: Blackrock
Arbeidsmarkt
Jim Allen (ROA)
Ervaren onderbenutting kennis en vaardigheden, naar
niveau en richting van de huidige baan.
Hbo economie
Hbo techniek
Hbo landbouw
Hbo gedrag &
maatschappij
Hbo gezondheidszorg
Hbo onderwijs
Hbo totaal (exclusief
hbo-kunst)
%
0
10
20
Hbo niveau, eigen/verwante richting
Hbo niveau, andere/geen richting
30
40
50
60
Lager niveau, eigen/verwante richting
Lager niveau, andere/geen richting
Bron: HBO-Monitor 2008-2010
Passend werk en benutting van
vaardigheden van hbo’ers
In de periode 2000–2010 blijkt dat gemiddeld ruim
een op de vijf betaald werkende hbo-afgestudeerden
circa anderhalf jaar na het verlaten van de opleiding
een baan bekleedt waarvoor de werkgever geen
hbo-diploma verlangde. In bijna de helft van deze
gevallen gaat het om werk waarvoor ook de eigen
opleidingsrichting niet vereist was. Het gedwongen
werken in een baan die niet bij de eigen opleiding
past, wordt doorgaans als nadelig gezien, omdat
men dan niet in staat zou zijn om de in de hbo-opleiding opgedane kennis en
vaardigheden ten volle te benutten. Om na te gaan in hoeverre dit het geval is, is
in de afgestudeerdenvragenlijst van de jaarlijkse HBO-Monitor de vraag voorgelegd: “In welke mate worden uw capaciteiten in uw huidige functie benut?â€, met
antwoordmogelijkheden op een vijfpuntsschaal variërend van 1 (“helemaal nietâ€)
tot 5 (“in sterke mateâ€). Er is sprake van onderbenutting als de afgestudeerden
antwoord 1 of 2 opgeven, voor respectievelijk “helemaal niet†en “nauwelijksâ€.
De figuur toont de onderbenutting van kennis en vaardigheden naar niveau en
richting van de huidige baan voor alle hbo-sectoren behalve kunst.
Het blijkt inderdaad nadelig te zijn om te werken in een baan die niet goed
aansluit bij de eigen opleiding, maar over de hele linie blijkt dit pas een groot
probleem te zijn wanneer men zowel onder het eigen niveau als buiten de eigen
richting werkt. Bijna de helft van de groep kampt dus met ernstige onderbenutÂ
ting van kennis en vaardigheden in het werk. Over de hele linie blijkt het iets
nadeliger te zijn om onder het eigen niveau te werken dan buiten de eigen
richting: zo’n 23% van hbo’ers in banen waarvoor de eigen richting werd vereist
maar op een lager niveau, vermeldt dat de eigen vaardigheden niet of nauwelijks
worden benut, vergeleken met ongeveer 18% van hbo’ers in banen op eigen
niveau waarvoor een andere richting werd vereist. Opvallend is dat een klein
maar niet verwaarloosbaar deel van de hbo’ers met passend werk zowel qua
niveau als richting (zo’n 5%) aangeeft dat in hun werk nauwelijks een beroep
wordt gedaan op hun capaciteiten. Nadere analyses laten zien dat dit merkbare
consequenties heeft in termen van beloning en werktevredenheid, en kan derhalve niet worden afgedaan als ruis.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
96(4617) 2 september 2011
517